LEIDSCH DAGBLAD 74ste Jaargang Donderdag 28 September 1933 No. 39 HOE PIM EENS ZICHZELF STRAFTE. Pim heette hij, en. hij keek met zijn groote, blauwe oogein zóó vroolijk en vrien deüj'k de wereld in, dat heel veel men- schen dachten: „Wat moet dat een lief ventje zijn!" En heel lief kon Pim ook doen. Maar een aardig ventje was hij niet, want hij was gulzig en snoepte graag. Kreeg Pkn omdat hij er zoo lief uitzag, I van ooms of tantes iets lekkers, dan Ischrokte hij dit vlug op, alléén uit vrees ■het met zijn twee jongere zusjes te moe iten deelen. Maar zag hij, dat de zusjes iets iekkers hadden gekregen, dan zeurde Pim net zoolang, totdat zij hem die zijn deel eeds lang had opgeschrokt, nog iets ga- Iven. Omdat Pim van niets, dat hij lekker Vond, kon afblijven, moest zijn moeder alles in het buffet wegsluiten. Want zelfs geen suiker was voor Pims snoeplust [veilig. Natuurlijk werd soms de snoeper door vader en moeder voor zijn gulzigheid Istreng gestraft. Maar 't was alsof hij het snoepen niet meer kon laten, wamt zelfs de strengste straf, die men hem gaf, tel ri jde tot niets. Doch het kwaad straft altijd zichzelf, jen zoo gebeurde het n-u ook met Pim! 't Wa<s op een prachtigen, maanlichten nacht. Pim lag al eenige uren onder de dekens en droomde juist van allerlei lek- Ikers. In zijn ckooin zag hij zich geheel lalleen iin de huiskamer, waar op het buf- Ifet een groote, diepe schaal vol slagroom |stond, en daarnaast een bord vol fijn- Igeurende aardbeien, terwijl een schotel Imet mokka-taartjes midden op de tafel I prijkte. Pim wist in zijn neerlijken droom geen Iraad van genot Hij wist zelfs niet, waar- lm.ee hij het allereerste moest beginnen; I met slagroom en aardbeien of met de heerlijke gebakjes ..Wat fijn, dat uk hier heelemaal alleen ben", dacht hij. ,,'k Zal maar met den agroom beginnen en daarna doe 'k me laan de taartjes eens flank te goed." I Maar ach, daar wilde het ongeluk, dat I Pim op eens uit zijn heerlijken droom ont- I waakte, en. verdwenen, met den droom Iwas toen al het lekkers! I Natuurlijk had Pim vreeselijk 't land, Iriat zijn heerlijke droom zóó eindigde. HIJ I knipte het licht aan. keek toen nog eens I in de kamer overal rond. doch bemerkte I baar niets, dat op slagroom geleek. Hij I zag alléén de maan, dóe vol en rond door het venster keek en heel de kamer ver- I lichtte, alsof het dag was. En terwijl de maan zoo vroolijk naar Pim keek, gluurde Pim naar het ronde maangezicht, en al kijkende bedacht hij. dat het beneden in de huiskamer nu óók wel heel licht moest zijn, en dat hij daar misschien wed wat lekker? zou vinden. Het buffet zal 's nachts wel niet geslo ten zijn", mompelde hij, .en daarin moet die fijne groene jam staan, die we van daag op de boterham hebben gehad en moeier zelf heeft gemaakt, van die lek- I kere groene oruimen Ja, hij zou maar eens gaan zien.... 't Duurde toen niet lang. of Pim was uit bed, sloop de trap af en stondi iin de huiskamer, 't Was daar wel niet zoo licht ais op zijn eigen kamertje, maar bij het licht, dat hij gauw had aangeknipt, zag hij al dadelijk het sleuteltje in 't onder ste buffet-deurtje. Pim's oogen straalden van vreugde! Nu zou hij zich eens aan die fijne jam te goed kunnen doen! Zoo den kende opende hij voorzichtig het deurtje en.daar zag hij waarlijk den jam-pot! Maar ach. leeg. heelemaal leeg was het potje! Ja. 't was zelfs zóó schoon omge- wa sac hen aisof .daarin nooit jam was ge weest. Uit zijn humeur over deze teleur stelling, zette Pim den jampot weer in 't buffet, snoepte daarna een paar hapjes van de suiker die op de theetafel stond en dacht, al suiker-kauwende, er over na, waar hij nu wél wat lekkers zou kunnen vinden. Totdat hem op eens de groote. witte pot ln de gedachte kwam. waaruit moeder de groene jam had genomen. Die pot was nog half vol. toen ze den kleinen jampot had gevuld. „Zou dóe groote pot misschien in de keu ken staan?" vroeg Pim zich af. .Ja. dat is best mogelijk..., Daar stond toch óok de stroopkan! Waarom zou die groote pot met jam er dan ook niet kunnen staan? Nou en Mientje. het dienstmeisje, snoepte nooit, zei moederVeel lekkers werd daarom bewaard in de keuken Blijdschap straalde er weer uit Pims blauwe oogen. toen hij even later door de gang naar de keuken sloop. Heel even schrikte hu, door het kraken der keuken deur toen hij die opende Doch lang duurde zijn angst niet, want nadat hij even had geluisterd en niets hoorde, sloop hij naar de keukenkast en zocht daarin naar de heerlijke, groene jam Wel vond hü toen de leege stroop kan. maar den grooten jampot vond hij nergens. Daardoor eenigszins ontmoedigd, wilde hij weer naar zijn kamertje terug- keerên. Maar wat zag hu daar toch op die plank? Zag hij daar niet tusschen nog eenige witte potjes, den grooten, witstee- nen jampot staan? Ja, dat moest de pot zijn! Hij zag nu toch duidelijk het etiket, waarop stond geschreven, wat er in den pot zat. Pim tuurde bij het maanlicht. dat ook weer bijna heel de keuken verlichtte naar de woorden op het etiket- G .r..o..e. JL.e ^roene!" riep toen bijna hardop uit Ja, ja, lk dacht wel. dat ik hier die fijne, groene jam zou vinden! Wat zal ik smul len1" Kleine gulzige Pim bedacht zich daarna geen oogenblik meer. Hij gunde zich zelfs niet den tijd, te kijken naar het tweede woord. Het woord .groene" vertel de hem toch reeds genoeg? Vlug klimt hij op een keukenstoe!, grijpt even vlug den pot en sprmgt er mee van den stoel Daar staat nu Pim. met den pot stijf in dien linkerarm gedrukt, op den gron<l Vlug opent hij het steenen deksel, duwt dan drie vingers van zijn rechterhand in de zachte, wat kleverige massa, haalt daaruit zooveel zijn vingers kunnen grij pen en brengt die vingers daarna vlug naar ziin fu!zl?-?«>p«ndcn mond! Maar nauwelijks heeft Pim den.JUkm hap groene jam1 op zijn tong of hUtrekt een afschuwelijk leeU* moi 7iin kleverige vingers de massa weer St?' zijn mond te haten. Want. wat hij heeft geproefd, was geen jam! t Is zoo iets walgelijks, zóó Iets akeligs, als hij. Pim nog nooit heeft geproefd! Bah, doe vree- selijke smaak! En., en., 't ruikt juist als., als., zeep..! „vieze groene zeep is het", denkt hij en doet weer al het moge lijke, de vieze massa uit zijn mond te ver wijderen. Maar zoo heel gemakkelijk gaat dit niet. Daar komt plotseling de gedachte lm Pim op, dat groene zeep wel eens vergif tigd kan zijn. En dat hU er misschien ook al wat van Ingeslikt heeft en nu dood kan gaan.... Deze laatste gedachte maakt hem dan ook zóó bang. dat hii van angst geen raad meer wetende, op eens vergeet, dat het nacht is. Hij vergeet zelfs, dat hij op een snoeptocht uit is. en dat men hem hier niet vinden mag. Dit vergetende, be gint hij zóó luti te schreeuwen, of eigen lijk te brullen alsof hem iets vreeselijk s overkomen is. Ja, hij brult zelfs: ..Help, help. lk ga dood!" Door Pims gebrul uit den slaap gewekt, komt vader haastig en wat ontdaan, de keuken binnen en knipt vlug het licht aan Ook Pims moeder en Meintje komen aan geloopen en tuimelen bevende van schrik bijna om Meintje gilt zelfs luid. En moe der vfaagt bevende: ..Was er een in breker man?" Doch Pims vader, die bij het opgeknipte Hcht den snoeper daar met den zeeppot nog In den arm gekneld ziet staan met wijd open mond. en ook neus. kin en wan gen met zeep besmeerd, kan door het lachen over dit alles en vooral over Pims pogingen de zeep te verwijderen, nog niet antwoorden. Ook Meintje. nu niet meer bang. lacht om het dwaze gezicht, dat Pim trekt En zelfs moeder kan Pim op dit oogenblik niet ernstig of dreef aanzien. Want ook zij lacht Doch Pim lachte niet Hi! voelt maar al te goed, hoe vreeselijk hij door zij.n snoeplust zichzelf heeft gestraft, want niets zelfs zeen frisch water noch citroen sap noch iets anders, kan op dit oogenblik den viezen zeep-smaak verdrijven. Hü kan er zelfs r-iet rustig van sdapen En als moeder den volgenden dag Pims boter hammen nu met echte groene iam heeft besmeerd schuift de jongen zün bordje weg en heel droef is de stem. waarmee hij zegt: ..Ik kan heelemaal nog niets eten, moeder! Niets anders proef Lk. dan die vieze, groene zeep!" Maar toen. na eenige dagen de zeep- smaak was verdwenen en Pim weer ge woon van alles kan mee-eten. sprak vader: ..Wel Pim ik geloof en ik hoop, dat dit „zeep-proeven" je van je snoeplust heeft genezen. Wat denk jij jongen?" Pim schaamde zich héél erg. toen vader zoo tot hem sprak Hit durfde hem zelfs niet aan te kijken. HU begon alléén te hullen en daarna beloofde hü vader en moeder, ondor hevig gesnik, zich te zullen beteren en zün snoeplust af te leeren. „Nooit, nooit zat Lk weer van iets snoe pen!" snikte hü. En Pim hield zijn belofte. Als soms de lust tot snoepen weer in hem opkwam was de gedachte aan dien nacht waarin hij van de groen? zeep snoepte, voldoende, om hem tot betere gedachten te brengen. TANTE JOH. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 11