EEN REEKS WETSONTWERPEN
INGEDIEND.
LEIDSCH DAGBLAD - Vierde Blad
Woensdag 20 September 19;
Een coupon-belasting - Verhooging tabaksaccijns.
De uitkeeringen aan de Gemeenten.
SCHEEPSTIJDINGEN.
i
Heffing Couponbglasting.
Ingediend is een wetsontwerp tot hef
fing van een couponbelasting. Aan de
memorie van toelichting wordt het vol
gende ontleend:
De minister heeft gemeend deze belas
ting te moeten gieten in den vorm van
een meer eenvoudige zakelijke belasting
tot een laag percentage, zonder vrijstel
lingen (behoudens eenige op utlliteit.;-
gronden) en zonder verrekening met de
inkomstenbelasting, waarbij getroffen
worden de opbrengsten van Nederlandsche
obligaties en van bultcnlandsche effecten.
Zoodanige heffing is in ons belastingstel
sel niet misplaatst. Wij kennen als zake
lijke belastingen reeds de grondbelasting
en de dividend- en tantlemebelasting
Naast deze belastingen van het onroerend
kapitaal cn van dc winstuitdcelingen is
een belasting op een ander deel van het
roerend kapitaal alleszins verdedigbaar,
yooral waar dit deel althans voor zoo
ver de binnenlandsche obligaties betreft
minder dan andere vermogensbestand-
dcelen zijn opbrengst heeft zien dalen
als gevolg van den nood der tijden.
Ten aanzien van de binnenlandsche
effecten is uitgegaan van het beginsel dat
aan de belasting onderworpen zullen zijn
de opbrengsten van alle effecten, uitge
geven door hier te lande gevestigde licha
men, behalve van die, welker opbrengst
ieeds door de dividend- en tantième
belasting is getroffen. In hoofdzaak zijn
dus vrijgesteld de binnenlandsche obliga
ties, zonder onderscheid wie hiervan eige
naar is.
De heffing van belasting is hier vrij
eenvoudig te regelen. Zij kan geschieden
bij dc bron; degene die de opbrengst (in
hoofdzaak dus de obligatierente) moet
uitbetalen wordt tot schuldenaar van de
belasting verklaard met het recht om de
belasting af te houden bij de uitbetaling
,van de opbrengst aan de daarop recht
hebbenden. Controle is vrij gemakkelijk.
De belastingschuldenaren toch zijn hier
in hoofdzaak óf publiekrechtelijke licha
men, óf corporaties, welker winstuitdee-
Jingen aan de heffing van dividend- en
tantièmebelasting onderworpen zouden
kunnen worden, treden bij het uitgeven
van hunne obligaties toch ook min of
meer in het openbaar op, zoodat hun be
staan aan het oog van den fiscus be
zwaarlijk kan ontgaan.
De opbrengst van de bultenlandsche
fondsen is aan de belasting onderworpen
verklaard, indien zij toekomt aan een per
soon, die hier te lande woont of aan een
lichaam, dat hier te lande is gevestigd.
De opbrengst van de in het wetsontwerp
bedoelde effecten raamt de minister op
320 milliocn gulden, zoodat. bij een per
centage van 2 ten honderd de opbrengst
der belasting zou bedragen f. 6.4 millioen.
Verhooging tabaksaccijns.
Ingediend is een wetsontwerp tot ver
hooging van den acclh.s op tabak
De accijns, die oorspronkelijk voor si
garen en rook- en pruimtabak en snuif
zou worden verhoogd tot 20 pCt van den
kleinhandelsprijs en voor sigaretten zou
blijven bepaald op 25 nCt. van den klein
handelsprijs, Is dienovereenkomstig ver
hoogd voor sigaren en gekorven tabak tot
22'/« pOt. en voor sigaretten tot 37'/t pCt.
van den kleinhandelsprijs.
Bij de raming van de opbrengst welke
door de voorgestelde verhooging zal wor
den verkregen, is uitgegaan van de vol
gende gegevens. Gedurende het jaar 1932
2ijn uitgegeven zegels voor: sigaren tot
een accijnsbedTag va;, f. 8.092.575: rook
tabak. enz. tot een accijnsbedrag van plm.
f. 4.089.183: 'sigaretten, tot een accijnsbe
drag van f. 12.644 560: te zamen alzoo
f. 24.726.318 Hierbij moet gevoegd worden
voor opcentenzegels or> den slgarettenac-
cijns verstrekt gedurende de periode van
1 April 1932 tot en met 31 Maart 1933
1.5.447.733. totaal f.30 174.051, of rond
f. 30.000.000
De verhoogde acciins over een vol jaar
berekend zou een hoo"<--e opbrengst kun
nen leveren voor: sigaren var. rond
f. 10 000.000: rooktabak, enz. var. rond
f. 2 000.000; sigaretten van rond f. 2,000.000
te zamen f. 14 000 000,
Voor wat betreft de heffing van den
verhoogden accijns op sigaren, die op 1
Januari 1934 voorhanden zijn bij winke
liers en grossiers, is het systeem .evolgd,
dat bi) de verhooging van den accijns op
sigaretten en rooktabak, enz. in 1925 en bij
de opcentenheffingen op den ste.relten-
accijns vain 1931 en '.932 Is toegepast en
dat hierin bestaat dat den winkeliers is
toegestaan gedurende 3 maanden na het
in werking treden van wet te verkoo-
pen. zonder dat in dat tb'dvak de verhoog
de accijns zal moeten worden betaald.
Eerst van de op 1 Aoril 1934 nog bij debi-
tanten in liet. vrije verkeer voorhanden si
garen zal dan de verhoogde acciins ver
schuldigd zijn. De winkeliers zullen dus
een zekeren tijd hebben om hun voorraden
van de hand te doen.
Met betrekking tot rook-, pruimtabak en
snuif en sigaretten is van navordering af
gezien. De practijk heeft geleerd dat ge
korven tabak niet bii groote hoeveelheden
door debltanten teeeh wordt ingeslagen,
terwijl het verschl' t.usschen den thans
geheven wordenden siffarettenacc (33 1 3
pCt. van den kleirhar.delsDrlls! en den
voorgestelden accijns (371/; pCt van den
kleinhandelsprijs) niet van zoodenige be-
teekenis is. dat ovenrroote inslagen voor 1
Januari 1934 door kleinhandelaren en
grossiers behoeven worden gevreesd
De uitkeering aan de gemeenten.
Ingediend is een wetsontwerp tot ver
mindering der uitkeering bedoeld in
artikel 3, onder b, der wet van 15 Juli 1929,
en wijziging der wet van 18 Maart la32.
De wei van 15 Juli 1929 tot regeling der
financieele verhouding tusschen het Rijk
en de gemeenten bepaalt, dat de uitkee
ringen per hoofd van de bevolking telkens
voor een tijdvak van vijf jaren worden
vastgesteld.
Het gekozen tysteem bracht met zich.
dat dc eenmaal vastgestelde uitkeering
gedurende vijf jaren aan de gemeenten
bleef verzekerd, doch het is daarbij nim
mer de bedoeling geweest, dat dit zou be-
teekenen, dat het Rijk tekorten van tien
tallen millioenen in het gemeentefonds
zou moeten gaan bijpassen. Hier, als op zoo
menig ander terrein, heeft de crisis dc
gemaakte rekeningen volkomen in de
war gestuurd.
In plaats van het normale accres ver
toonde de opbrengst der gemeentefondsbe
lasting schrikbare dalingen.
Aan dezen toestand zal in het jaar 1936
.(937 een einde komen. Met dat jaar
vangt de tweede vijfjarige periode aan. De
uitkeeringen uit het gemeentefonds zullen
dan opnieuw moeten worden berekend
naar de opbrengst der middelen van het
for.is over het jaar 1936/37, die, naar zich
laat aanzien, aan merkelijk beneden het
niveau der opbrengst over het jaar 1931
'.932 zal liggen. Het Rijk zal dus over het
jaar 1936/37 geen tekort in het fonds heb
ber, bij te passen en het te kort over 'ie
volgende vier jaren zal naar menschelijke
berekening binnen zeer enge grenzen blij
ver beperkt
Deze loop van zaken zal zoowel voor het
Rijk als voor de gemeenten groote bezwa-
reen met zich brengen Voor het Rijk is
het ondoenlijk bü den toch reeds zeer
moeiljjken toestand der geldmiddelen over
de eerstvolgende jarer de geweldige te
korten te blijven aanzuiveren. Voor de ge
meenten zal het groote moeilijkheden met
zich brengen, wanneer zij tot en met het
Jaar 1935'36 blijven in het genot der tegen
woordige uitkeeringen, om dan plotseling
terug te vallen op een veel lager peil.
Kei is daarom noodzakelijk, dat in het
belang van beide partijen maatregelen ".ot
vermindering der uitkeeringen worden ge
troffen
Dc eenvoudigste weg. om tot de hierbe-
doelde korting te komen, zou zijn, om over
de geheele linie de uitkeeringen met één
zelfde percentage te verminderen.
De regeering is evenwel van oordeel, dat
daardoor de budgetten van tal van ge
meenten onevenredig zwaar zouden wor
den belast, terwijl andere gemeenten die
een korting van grooteren omvang zonder
bezwaar zouden kunnen lijden, slechts een
geringen druk van de toe te passen kor
ting zouden ondervinden.
Daarom verdient het aanbeveling een
kortingsregeling te treffen, welke met de
uiteenloopende draagkracht der gemeen
ten rekening houdt.
Bij de samenstelling van een draag
kracht factor moet worden gekozen tus
schen twee beginselen' als maatstaf voor
de draagkracht der gemeenten wordt ge
nomen de feitelijke heffmg en opbrengst
der belastingen (belastingdruk.
De regeering heeft de voorkeur gegeven
aan het tweede beginsel. In de belasting-
capaciteit ziet zij een objectieven en zui
veren maatstaf ter bepaling van de
draagkracht, aangezien op den belasting
druk andere factoren, als b.v. het finan
cieel beleid der gemeente, invloed kan
hebben.
Zij meent, dat als maatstaf voor de
draagkracht der gemeenten moet worden
genomen de belastingcapaciteit, gemeten
naar de opbrengst van de belangrijkste al
gemeen geheven plaatselijke belastingen,
bij heffing tot het wettelijk maximum,
waaraan verder is toe te voegen de Rijks-
uitkeering van 3/4 gedeelte van de hoofd
som der grondbelasting.
Voorts kunnen naar de meening van de
regeering voor de vergelijking van de
draagkracht der gemeenten niet worden
uitgeschakeld de winsten van bepaalde
productiebedrijven, welke in vele gemeen
ten tengevolge van de hoogte waartoe zij
worden opgevoerd, als verteringsbelasting
voor een belangrijk deel de plaats innemen
van andere belastingen.
In den draagkrachtfactor zullen daarom
moeten worden verwerkt de werkelijke
winsten eener gemeente met de totaalsom
van deze opbrengst in alle gemeenten van
het Rijk, omgerekend in een bedrag per
inwoner, resp. van die gemeente en van
alle gemeenten te zamen, stelt de ontwor
pen regeling voor elke gemeente vast. hoe
veel haar draagkracht beloopt in pet. van
de gem. draagkracht van alles gemeen
ten des Rijks terwijl aan de hand van het
gewone percentage wordt bepaald, met
hoeveel procent de uitkeering, bedoeld in
artikel 3, onder b, der wet van 15 Juli
1929 wordt verminderd.
Uit een schaal, zooals die in artikel 1
van het wetsontwerp is opgenomen, blijkt,
dat van de korting zijn vrijgesteld de ge
meenten met zeer geringe draagkracht,
dat zijn degenen, waarvan de draagkracht
per inwoner, minder dan 30 pet. beloopt
van de draagkracht, gerekend per inwo
ner, van alle gemeenten des Rijks. Op de
uitkeeringen aan de gemeenten, wier
draagkracht 30 pet. en meer beloopt dan
de gemiddelde Rijksdraagkracht, wordt
een progressieve korting toegepast. Op
grond van gemaakte berekeningen kan
worden verwacht, dat de korting op de
uitkeeringen over het jaar 1934/35 aan de
hand van de voor dat jaar ontworpen
schaal, een vermindering van uitgaven
van het gemeentefonds zal opleveren van
rond 13 millioen.
Voor het geval evenwel later bij toepas
sing der desbetreffende bepalingen het be
drag der verminderingen in totaal meer
mocht beloopen dan de benoodigde som
van 13 millioen, wli de Regeering dit
meerdere zoodra zulks een bedrag van
meer dan f. 100.000 zou gaan beloopen als
nog aan de gemeenten restitueeren.
Deze restitutie zou pondpondsgewijze
moeten geschieden.
Steun aan noodlijdende
gemeenten.
Ingediend is een wetsontwerp tot steun
aan noodlijdende gemeenten.
De wet van 15 Juli 1929, welke de finan
cieele verhouding tusschen het rijk en de
gemeenten opnieuw heeft geregeld, heeft
niet kunnen verhinderen, dat een belang
rijk aantal gemeenten in financieele moei
lijkheden is geraakt. Voor een deel zijn die
moeilijkheden een direct gevolg van de
crisisomstandigheden, welke zich na het
in-werking-treden der wet hebben ge
openbaard, voor een deel ook zijn zij ver
oorzaakt of versterkt door de veelal be
langrijk uiteenloopende plaatselijke om
standigheden, waarmede de algemeene ver-
deelingsformule van de wet van 1929, hoe
theoretisch juist die ook moge zijn, uiter
aard geen rekening heeft kunnen houden.
Het steeds grooter wordend aantal ge
meenten. die tot steun in haar financieel
beroep een beroep op het rijk komen
doen. eischt dringend voorziening. De post
welke op de begrooting voor Hoofdstuk V
ls uitgetrokken voor steun aan noodlij
dende gemeenten, is bij den tegenwoordi-
gen omvang der noodiijdendheid vele ma
len te klein gebleken. Het aantal gemeen
ten, dat zich om financieelen bijstand tot
de regeering heeft gewend, bedraagt thans
reeds oiigeveer 120 en is nog voortdurend
stijgende; het bedrag, dat deze gemeenten
voor 1933 meenen noodig te hebben, be
draagt in totaal rond f. 6.5 millioen. Dit
bedrag is wel is waar in vele gevallen te
hoog berekend, maar in vergelijking met
de f. 575 000, die voor dit doel op het thans
niet sluitende rijksbudget van 1933 is uit
getrokken. geeft dit cijfer toch eeniger-
mate een beeld van den toestand.
Behalve door den evengenoemden pose
op Hoofdstuk V der Rijksbegrooting, heeft
het rijk aan de gemeenten hulp geboden
door de wet van 11 Febr. 1932, de z.g.
Kasvoorschottenwet. Deze wet voorziet
echter alleen in het geval, dat een ge
meente door bijzondere oorzaken, samen
hangende met de constellatie van de geld
markt, tijdelijk in credietmoeilijkheden
geraakt en kan dus in het bovengenoemde
bezwaar niet voorzien. Daartoe is een
maatregel van meer algemeene strekking
noodig.
Bij de overweging van dien maatregel
dient nadrukkelijk op den voorgrond te
worden gesteld, dat op het rijk geen ver
plichting rust om de vastgeloopen finan
ciën eener gemeente met bijdragen uit
's rijks kas weder vlot te maken De ge
meente is een autonoom rechtspersoon met
eigen financiën: de bijdragen uit 's rijks
kas aan de gemeenten worden berekend
op grond van algemeene regelen en de
raad. die onder toezicht van Gedeputeer
de Staten de gemeente bestuurt, is voor
het in orde houden der "meente-finan-
ciën verantwoordelijk.
Anderzijds echter heeft de Draktijk dei-
laatste jaren wel geleerd dat het rijk de
gemeenten in nood niet aan haar lot kan
overlaten, omdat de consequentie toepas
sing van het overigens juiste beginsel, dat
de gemeente als zelfstandig rechtsper
soon met uitsluiting van ieder ander aan
sprakelijk is voor haar eigen financiën,
een te groote schade zou doen aan andere
algemeene belangen.
De regeering staat derhalve op 't stand
punt. dat de noodliidendc gemeenten op
practische gronden door het rijk geholpen
moeten worden, maa' «a de bovenstaande
uiteenzetting zal het géén uitvoerig be
toog meer behoeven dat de aanvaarding
van dit standpunt waarborgen eischt,
eenerzijds in het welbegrepen belang der
gemeentelijke 'autonomie, anderzijds ten
einde het der regeer:-" mogelijk te maken
de verantwoordelijkheid voor 'sr'ks finan
ciën te blijven draven. Die waarborgen
kunnen niet uitsluitend hierin bestaan,
cfat aan het verleene-n van een buitenge
woon rijkssubsidie voorwaarden worden
verbonden, opdat de gemeentelijke uitga
ven zooveel moeel'ik worden verlaagd en
de inkomsten tot d - toelaatbare grenzen
worden verhoogd. Immers de ervaring tot
dusver opgedaan met den bovenaange-
haalden begrootinesoost. van hoofdstuk
V. heeft geleerd, dat daardoor het rijk te
veel achter de feiten aanloopt en de hulp
der regeering eerst wordt ingeroepen als
het kwaad een moeiliik te herstellen om
vang heeft aangenomen Het risico, dat
het rijksbudget loopt door de aanvaar
ding van het beginsel, dat de noodlijden
de gemeenten uit 's rijks kas gesteund
moeten worden dwingt ertoe de regeering
de bevoegdheid tot ingrijpen reeds in een
vroeger stadium te verleenen ei wel zoo
dra zich duidelijke en algemeene sympto-
nen afteekenen, dat de gemeentelijke uit
gaven bij een voortgaan in dezelfde lijn
weldra niet meer door de gemeentelijke
inkomsten gedekt zullen kunnen worden.
De regeering meent als zoodanige symp-
tonen te moeten aanmerken een niet slui
tend gemeentelijk budget en een oneven
redig sterk stijging van den gemeentelij
ken schuldenlast
Het hierbij gaan de wetsontwerp st rekt
eenerzijds om aan den steun aan noodlij
dende gemeenten een wettelijken grond
slag te geven en anderzijds om aan de
aanvaarding van dit beginsel zoodanige
voorwaarden te verbindenals in het alge
meen financieel belang des rijks noodza
kelijk zijn te achten.
Voorloopige voortzetting
van heffingen.
Ingediend is een wetsontwerp tot voor
loopige voortzetting der heffing van en-
kelijke tijdelijke invoerrechten en verhoog
de invoerrechten en van de opcenten op
sommige invoerrechten.
Het wetsontwerp stelt voor de bestendi
ging tot 31 December 1934 van de invoer
rechten en verhoogde invoerrechten op
paarden, verschillende vleeschsoorten en
aardappelen, van die op bananen, citroe
nen, mandarijnen en sinaasappelen en van
de geheven opcenten op sommige invoer
rechten. Voorts voorziet het wetsontwerp
in de bestendiging van de verhooging van
invoerrecht voor suikerwerken en derge
lijke goederen.
De geheele in het hierbij aangeboden
wetsontwerp vervatte voorloopige regeling
strekt slechts tot handhaving van den
thans bestaanden toestand op tariefgebied
ott de aanstaande herziening van het ta
rief van invoerrechten. Bij die herziening
zal de geheele materie opnieuw en meer
definitief geregeld kunnen worden.
Tarief inkomstenbelasting.
Ingediend is een wetsontwerp tot tech
nische herziening van het tarief der in
komstenbelasting.
De afschaffing van de Verdedigings
belasting II en de verwerking van haar
verlaagd tarief in het tarief der inkom
stenbelasting bij de wet van 24 Januari
1930, bracht de ongelijkheid mede, dat de
toeneming van het inkomen tusschen
f. 1150 en f. 1200 aanzienlijk zwaarder
wordt belast dan de toeneming van het
inkomen tusschen f. 1100 en f. 1150 en die
tusschen f. 1200 en f. 1250. Onder het vi-
geerend tarief wordt bij een inkomen van
f. 1100 een bedrag van f. 4,60 geheven en
bij een inkomen van f. 1150 een bedrag
van f 5.40: dit verschil van f. 0,80 stijgt
tot een bedrag van f. 1-60 bij inkomens
van f. 1200 (geheven wordt daar f. 7.00),
terwijl het daarentegen weder daalt tot
een verschil van f. 1 00 bij inkomens van
f 1250. Het onderhavige wetsvoorstel
streeft er naar. deze ongelijkheid weg te
nemen door de belastingbedragen voor de
inkomens beneden f. 1600 meer geleidelijk
te doen opklimmen.
Daarnaast wordt voorgesteld, het hef-
fingspercentage voor inkomens boven
f. 70.000 iets te verhoogen Voor inkomens
boven f. 70.000 t/m f 85.000 en voor in
komens boven f. 85.000 zal de toeneming
van het inkomen worden belast met res
pectievelijk f .13.50 en f 15.00 in plaats
van f. 13.30 en f. 13.50. voor elk geheel
bedrag van f 100. Het resultaat van een
en ander zal zijn, dat de inkomstenbelas
ting voor het dienstjaar 19341935 in
hoofdsom naar schatting f. 1.900.000 meer
zal opbrengen dan bij behoud van het
bestaande tarief het geval zal zijn. Van
dit bedrag komt 2/3 of f. 1.266.000 ten bate
van de Rijksbegrooting voor het dienst
jaar 1934.
Wijziging
Comptabiliteitswet.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot wijziging van de Compta
biliteitswet 1927. Het ligt n.l. in de bedoe
ling der regeering om het aantal leden der
Algemeene Rekenkamer te verminderen
tot drie.
Ter toelichting daaarvan wordt nog op
gemerkt, dat, nu het aantal leden tot drie
zal worden verminderd, de behoefte wordt
gevoeld om ook plaatsvervangende leden
te benoemen, ten einde te voorkomen, dat
bij tijdelijke afwezigheid of ontstentenis
van leden het aantal te klein zou kunnen
worden.
Opheffing van de gezondheids
commissies.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi
ging van de Gezondheidswet.
De hoogst zorzeliike toestand van de
financiën van het Rijk en de gemeenten
dwingt er toe zoo'eel mogelijk versobe
ringen in de openbare huishouding aan te
brongen. De minister heeft na riip beraad
gemeend, hiertoe wat den dienst der volks
gezondheid betreft, te kunnen medewer
ken, door opheffing van de gezondheids
commissie. Hii doet dit voorstel met groot
leedwezen, omd at hij waardeering heeft
voor het vele. goede werk. dat staatsbur
gers in die commissie voor het algemeen
belang hebben verricht: maar terwijl ver
sobering dringend geboden is. heeft hij er
naar gestreefd, zooveel mogelijk vitale
voorzieningen inzake de volksgezondheid
te sparen.
Opheffing van de gezondheidscommissies
behoort tot de minst schadelijke maatre
gelen. De Riiksbegrooting kan daardoor
met f 53.200 verminderd worden: ook de
gemeentelijke begrootingen zullen verlich
ting van lasten ondervinden
Opcenten Gemeentefondsbeiasting
en Vermogensbelasting.
Ingediend is een wetsontwerp tot hef
fing van opcenten on de gemeentefonds
belasting over het belastingjaar 1934/'35.
De toestand van s Rijks financiën vor
dert, dat de heffing van ODcenlen op de
gemeentefondsbelasting en de vermogens
belasting, zooals dit bii de wet van 1
Maart 1933 voor het belastingjaar 1933-
'34 is geregeld, in afwachting van nadere
voorziening, voor één jaar wordt verlengd.
De opbrengst ran de voorgestelde hef
fing over 1934/'35 wordt geraamd voor de
opcenten op de gemeentefondsbeiasting op
f. 21.000.000 «n voor de opcenten op Je
vermogensbelasting op f. 3 390.00r Van het
totaal ad f 24.390 000 zal 2/3 of f 16 260.000
ten goede komen aan de Rijksbegrooting
voor het dienstjaar 1934
Opheffing Leeningfonds 1914.
Ingediend is een wetsontwerp tot aan
vulling van artikel 31 der Leeningwet 1914
zooals dat artikel is gewijzigd bij de wet
van 15 Mei 1931.
Opheffing Reservefonds.
Ingediend is een wetsontwerp tot rege
ling van de afboeking ingevolge de wet
van 15 December 1927 van het overgeble
ven nadeelig saldo der algemeene reken'ng
van de Staatsontvangsten en -uitgaven
van de dienstjaren 1910 tot en met 1924
en vergelijking brenging en afboeking van
de saldi van de Rijksrekeningen der jaren
1935 tot en met 1928, tegen de opbrengst
van de in diezelfde jaren gesloten ge d-
leeningen. Wijziging en aanvulling van de
Comptabiliteitswet 1927 en opheffing v„n
het bij de wet van 19 Decembei 1931 in
gestelde Reservefonds.
Zuiderzeefonds.
Ingediend is het wetsontwerp tot vast
stelling van de begrooting van inkomsten
en uitgaven van het Zuiderzeefonds voor
het dienstjaar 1934.
Aan de Memorie van Toelichting ont-
leenen we het volgende:
De regeering wil met de inpoldering van
het IJselmeer doorgaan, althans wanneer
deze arbeid geldelijk binnen practische
mogelijkheden ligt Intusschen kan zij
thans nog niet met voorstellen tot uitvoe
ring van werken aan den Noord-Oost-
polder komen: zij heeft daarom op de be
grooting van het Zuiderzee-fonds een
memorlepost uitgetrokken.
Het nieuwe kabinet heeft onder de
oogen gezien of. ondanks de ongunstige
tijdsomstandigheden de droogmakings-
arbeid in de Zuiderzee dadelijk
worden voortgezet, waarna in de t»
plaats zou zijn na te gaan op welke
deze arbeid, naar de tot nu toe opgei
ervaring, op meer economischen en
mercieelen grondslag zou kunnen womJ
uitgevoerd. De toestand in den Nederlani
schen landbouw is op het oogenblik weta
bemoedigend en zelfs van dien aard 7
hier en daar de meening verkondigd inrf
dat landbouwgrond een negatieve pad
waarde zou bezitten. De vraag is dus
wettigd of het juist is. om voort te n.
met kostbaren arbeid tot het verkrljn.
van meer cultuurland, waaraan wellid
geen behoefte bestaat.
Blijven de economische vooruitzicht#
even onzeker als op dit oogenblik, dan
de Nederlandsche landbouw meer aaal
dacht moeten gaan besteden aan de
van gewassen voor binnenlandsche cool
sumptie en daarmede noodgedwongJ
terugkeeren op het eenmaal verlaten uil
Wanneer dit noodzakelijk zal zijn voor oJ
zelfstandig volksbestaan en ook voor hi
behoud van een gunstige handelsbalai
zullen de cultuurlanden, welke door
verdere indijkingen in het IJselmeer 1
schikbaar komen voor de teelt, juist
zeer begeerlijk en gezien den te geringd
omvang van de bestaande voor die bel
geschikte oude cultuurlanden bijna nid
te missen bezit blijken te zijn. Ziet raeï
de toekomst evenwel niet zoo donker id
dan zal ongetwijfeld de waarde van lid
argument, gelegen in de behoefte aan cul
tuurland, zijn kracht blijven behouden7
Een ander argument iigt in de werkva
ruiming in het heden en in de werkved
ruiming in de toekomst.
De aanlegkosten dienen binnen bepaaldl
grenzen gehouden en den dienst, die a
dezen aanleg zal worden belast, zal
zorgen hebben voor een sluitende rek?)
ning. al behoeven niet alle aanlegkosten J
drukken op den polder, wijl tot den aan]
mede werd besloten op grond van oogerJ
blikkelijke werkverruiming. Omstreeks
procent van de jaarlijksche uitgave,
aanvankelijk gemiddeld op 11 miilioe
werden geraamd, is als arbeidsloon
beschouwen.
Waar men thans op een belangrijk paal
is aangekomen in de geschiedenis van dij
afsluitdijk en gedeeltelijke droogmakia
der Zuiderzee, acht de minister een reo:
ganisatie van de diensten aan welke iJ
dusver het Zuiderzeewerk is opgedrarnJ
wenscheiijk en stelt hij zich voor die a
bereiken door instelling van één enkele]
.Dienst voor de Staatsinpolderingen in j
IJsselmeer". Zou eventueel uit een deiil
nitieve raming van een geheel uitgewerkf
plan blijken, dat de bovengestelde seta.liij
verre van het bereikbare liggen, dan ui
de regeering alsnog hebben te overweg#]
v/at te doen staat.
KON. HOLL LLOYD.
ORANIA, thuisreis, 18 Sept. van Santos.
MAATSCHAPPIJ NEDERLAND.
JOHAN VAN OLDENBARNEVELT, 19 Sfj^
van Batavia te Amst.
CHR. HUYGENS, uitreis, pass. 18 Se;t|
Gibraltar.
HOLLAND—AMERIKA LIJN.
BINNENDIJK, 18 Sopt. van New York t
Philadelphia.
DINTELDIJK, 18 Sept. van R'dam te Ssn|
Francisco.
DELFTDIJK, 16 Sept. van Los Angeten
R'dam.
VOLENDAM. 19 Sept. van New York vmJ
gaats van den N. Waterweg; wordt opp|
houden door mist.
DAMSTERDIJK. Pacific Kust n. R'tó
18 Sept. van Southampton.
ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA LJLV
ALDABI, uitreis, pass. 18 Sept. St. Vin-|
cent.
ALPHACCA uitreis, 18 Sept. te Monteur
ALCHIBA, 17 Sept. van B. Aires naar fiot-l
terdam. L
ALPHERAT, 18 Sept. van B. Aires te Ro-'|
terdam.
ROTT. LLOYD.
JACATRA, uitreis, pass. 19 Sept. v.m. 6 tl
Suez. I
KOTA BAROE, uitreis, pass. 18 Sept Kas'l
del Armi. I
DEMPO, thuisreis, pass. 18 Sept. Kaap fe
Armi.
KON. NEDERL. STOOMB. MIJ.
AJAX 18 Sept. V. Melilla n. CarthageH-
ATLAS 16 Sept v. Curacao n. Jacm^
BARALT 16 Sept. v. Curacao n. St. Man-»
FAUNA. 16 Sept. v. Georgetown n Lo»K°
GANYMEDES. 18 Sept. v. Istanbonl n-
Panderma.
HERMES 18 Sept. v. Salondca n.
IRENE 18 Sect v Carthagena n MalaP-
MIDAS 14 Sen! v Curacao n. Puerto W
ORION 19 Sept v Calamata te Antwerpen
ORPHEUS. 17 Sept. v. Kopenhagen
Gdynia.
TITUS 18 Sept v. Cadix n Ceut-a.
ULYSSES 18 Sept. v. Lissabon n. *»'-
ORANJE NASSAU 19 Sept. v, Amst u-j
W.-Indië.
JAVA—NEW-YORK LIJN.
TABIAN, 15 Sept. v. Java te Boston.
HOLLAND-BRITSCH INDIE LIJN
STREEFKERK, uitr., 19 Sept. van Madras-
HOLLAND—OOST-AZIE LIJN-
WAALKERK, thuisr.. 18 Sept. te Shanghai
HOLL AND-AFRIKA LIJN
KLIPFONTEIN, uitr., 19 Sept. te Ka3ps a
verwacht.
DIVERSE STOOMVAARTBERKHTE> n
TROMPENBERG, 18 Sept. van Hunda
Rouaan. san
BRITSUM. 17 Sept. van Rosano
Nicolas. san
MIRACH, 16 Sept. van Ramallo
Pedro. i nass. 18
YILDUM, R'dam n. Archangel. V-
Sept. Honnigsvaag. Hull-
ALCOR, 18 Sept. van Archangel n. op
ST. ANNALAND. 18 Sept. van
de Tyne.
MAANSTROOM. 18 Sept. van
Bristol. /-„racao
MANVANTARA. 17 Sept. van
Thamsehaven. rvifziil M
BEYERLAND, 17 Sept. van 1»"
Blyth.
Amst- oP
GELDERLAND, 17 Sept. van
Tyne. J-4