NAAR SCHOOL OPLOSSINGEN. ANEKDOTE. Moeder Fannie brengt haar kleintjes Netjes naar de hondenschool, Waar ze leeren lezen, schrijven. Soms ook maken pret en jool! Meester Dog, de onderwijzer, Heeft zijn bril al op zijn neus. Ja, hij kan wel ernstig kijken Als een strenge meester, heusch! (Nadruk verboden.) Aan den muur hangen veel platen: Honden klein en honden groot. Zelfs een echt portret van Meester, Bengels dreigend met zijn poot! 'k Ging wat graag naar 't hondenschooltje Maar de Meester vindt 't niet goed, Zoodat ik het spijt met vrees'lijk! Wel naar 't kinderschooltje moet! CARLA HOOG. Voorden voort. „Doch nu keerde zich Piets woede ook tegen mij. „Bemoei jij je alsjeblieft niet met iets. dat jou geen steek aangaat!" snauwde hij ruw. „En al nemen jullie en heel de klas, dien ellendigen verklikker in bescherming, toch zal ik nog wel eens duchtig met hem afrekenen Rood van woede keerde hij zich daarna om en wilde heengaan. „Neen, ga nog niet heen," zei Wim, hem den weg versperrende; „laat eerst Hansje ons vertellen, wat hij nog meer vindt, dat mag of niet mag gebeuren Piet. wel wetende, hoe sterk Wim Bron- gers was, rukte zich met moeite uit diens greep los, doch deed geen verdere poging meer om heen te gaan Wim plaatste daarna Hansje op een bank en begon weer met hem te vragen: „Vertel ons nu eerst eens, waarom je tegen den Directeur over het gebeurde van gis teravond heb geklikt, manneke." „Ik weet niet, dat jullie, wat ik deed. klikken noemt," was het antwoord. „Maar omdat grootmoeder heeft gezegd, dat ik den Directeur en ook de leeraren als mijn beste vrienden moest beschouwen en naar hèn moest gaan, als ik mij in moeilijkhe den bevond, daarom... „Zoo, zoo. je bevond je dus over het ge val in moeilijkheden." lachte Wim. „Ja, natuurlijk," antwoordde Hansje, „of noem je het geval, waarin i k mij gisteren avond bevond, soms prettig? En had die groote jongen het recht mij te bevelen de vulpen te gaan halen, toen ik reeds half in bed lag? Had hij ook misschien het recht de dekens en lakens weg te nemen?" „Neen. daartoe had hij heelemaal niet het recht," was Wims antwoord. „Maar toch hadt jij dit niet aan den Directeur moeten vertellen, ventjeWij noemen dit hier „klikken", weet je? En men heeft je natuurlijk nog niet verteld, dat wij jongens, die iets overbrengen aan den Directeur of aan de leeraren, den naam „Klikspaan" geven. Hansje kreeg een kleur. „Ik vind dit geen aardige naam", zei hij .„Maar als het dan zóó leelijk van mij was, het aan den Directeur te vertellen, en dit óók niet mocht aan een der leeraren, aan wien had ik het dan moeten vertellen?" „Ja, dat moet je mij niet vragen", ant woordde Wim, die niets anders wist te zeggen. Moet ik het dan misschien aan Piet Jekers, die mij plaagde en sloeg, vragen?" ging Hansje onverstoorbaar voort. Wij moesten om deze vraag allen harte lijk lachen. En Wim proestte: „Ja, ventje, vraag het hem dan maar eens „Ellendige flauwerds!" schold Piet, nij dig, dat men nu den spot met hem dreef. Doch de groote, oprechte Wim, vond dit nu juist een schoone gelegenheid, om Piet, aan wien wij eigenlijk allen het land had den. wat belachelijk te maken. Hansje deed aan het lachen niet mee. Hij begon alléén weer met te zeggen: „Ik begrijp niet goed, waarom er hier zulke vreemde dingeh gebeuren. Waarom mag een jongen, ook al is hij grooter en sterker dan ik. mij bevelen iets, dat hij zelf toch ook kan, voor hem te gean halen? Was hij ziek, of kon hij niet loopen, dan was dit iets anders, dan zou ik het uit mij zelf wel voor hem willen doen Hoe anders is hier toch alles, dan bij vader of bij grootmoeder in huis! Da&r wordt niets bevolen en toch doen wij alles uit liefde voor elkander... En zeg jij mij nu eens, Piet Jekers", zoo sprak hij nu weer tot den hem boos aanstarenden jongen, „zeg jij mij nu eens, wat ik, die niet zoo groot en zoo sterk ben als jij, dan wèl moet doen, als jij mij onrechtvaardig behandelt of slaat? Kom, zeg nu eens, wat ik dan moet doen? Of moet ik dan maar heel kalm ales, wat jij mij aandoet, verdragen? En waarom mag ik niet aan den Directeur vertellen, wat jij mij doet. wanneer jij mij wèl mag plagen en slaan?" Hansje keek, als wachtte hij diens ant woord, den jongen aan. Doch dit antwoord kwam niet. 't Was alléén Wims stem. die nu ook weer tot Piet begon: „Wel. Piet, antwoordt jij nu eens op die verstandige vragen. Met een gezicht rood van woede, omdat hij hierop niets wist te zeggen, holde Piet op eens weg Dit speet ons wel", zoo be sloot mijnheer van Voorden zijn vertelling, want wij allen vonden de woorden van den kleinen Hans zóó volkomen waar, dat we ons voornamen hem voortaan als ons jon ger broertje, tegen alle narigheden, die het kostschoolleven nu eenmaal meebrengt, te beschermen. En dit deden wij ook trouw. En nu is die kleine Hans een deftige resident! En een verstandig bestuurder zal hij ook wel zijn! Nog even keek mijnheer van Voorden naar de photo in de courant en zag toen in zijn gedachten, nog eens het kleine Hansje uit zijn jeugd, hem, met zijn groote, verstandige oogen, weer als vra gend aanstaren. RAADSELS VOOR ALLEN OM 1)111 KIEZEN. DE GROOTEREN 4, DE KLEINEREN 3. I. Ingezonden door To Noest. Welke lade dient niet om iets te bergen en wordt niet opengetroll (Nadruk verboden). TANTE JOH. II. Ingezonden door Hennie de rEclul Gij ziet mij 2 maal in een secT 1 maal in vijf dagen, en nooit in| jaar. Hoe kan dit? III. Ingezonden door Annie van der Val Mijn geheel is een plant met ruikende bloemen van 4 lettergrepen! Ie is iets waar jongens en meisjes f zomervacantie dikwijls heen gaan, 2e is een bijwoord van 2 letters, 3e en 4e samen zijn een specerij (liq wel in de soep doet. IV. Ingezonden door Liesje Thorsl Verborgen dierennamen. Van pijpaarde kan men allerlei I werpen maken. Beerta is een dorp in het Noordel ons land. Klossen garen vindt men in elke K doos. V. Ingezonden door Tine van der StB Waarom eet een kip eerder een| haver dan een paard. VI. Ingezonden door Lientje van Uldl Op welk ijs kan zelfs de knapste senrijder niet schaatsen rijden? VII. Ingezonden door Rini Vlasveld. Mijn geheel van 2 lettergrepen il Hollandsch dorp, mijn le is eenf kronkelig dier, mijn 2e worden schf mee gepoetst. OPLOSSINGEN DER RAADSEL! UIT HET VORIGE NUMMElf 1. Een klok. 2. Winter wanten. 3. Lek vlek. 4. Raderboot, bad, rat, boor, tor. 5. Putten. <5. Rust roest, oester. 7. Griekenland, Annie, geel, Dirk. OPLOSSING VAN DEN REBlfl UIT 'T VORIGE NUMMER. Hektor hep om een hoek van de| tegen onzen melkboer aan. (Nadruk verboden). Ingezonden door Jo Beumer. Onderwijzer „Zeg Kees in welke mondt de Donau uit?" Kees: „In de Roode Zee". Onderwijzer: „Neen Kees, in de ai Zee". J Kees: „Och ja ik wist wel dat Ml of ander kleur was."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 12