PUCKJE EN DE SPIEGEL.
RAADSELS.
OPLOSSINGEN.
ANEKDOTEN.
Verhaaltje op Rijm door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
1.
kje van de buren
een leuke hond.
>lijk trippelt Puckje
et zijn baasje rond.
2.
zijn baasje zijn zou?
/el de kleine Piet.
d zijn ze samen.
geloof je 't niet?
3.
voor Pietje's bedje,
'p een kleedje zacht,
pt dat lieve Puckje
en geheelen nacht.
>i opzitten kan hij,
ootjes geeft hi] graag,
gehoorzaamt Pietje,
nooit stout of traag.
ir op zeek'ren morgen
tond iets op den grond,
daar heusch niet hoorde,
list liep Puckje rond.
6.
ontdekte 't vreemde...
ijdig bromde Puck.
begon te blaffen,
wat ongeluk!
7.
k! daar was een hondje,
'®t precies als hij.
Jk wou het verjagen.
Was een heel 'karwei!
8.
int bet vreemde hondje
voor hem niet bang,
Jte even nijdig!
'i wat duurde 't lang,
9.
Vóór me toch die rakker
Uit den hoek verdween!
Na een tijd ging Puckje
Eind'lijk brommeno heen.
10.
Blafte tegen Pietje:
Geef hem op zijn kop!
Maar toen nam zijn baasje
Puckje heel vlug op.
11.
En zei: Puckje, kijk eens
Achter in den hoek!
Waar is nu het hondje?
Toe dan Puckje, zoek!
12.
't Hondje was verdwenen!
Maar daar was het weerl
Steeds nog nijdig blaffend.
Liep Puck op en neer.
13.
Eind'lijk zei zijn baasje:
't Is een spiegel, Puck!
Heusch, er is geen hondje.
Maak je niet zoo druk!
14.
Piet hing toen den spiegel
Veilig aan den wand.
Moeder k- -am eens vragen:
Wat 's er aan de band?
15.
Lachen moest zij nu ook
Om dien dommen Puck.
Dat de spiegel heel bleef,
Vond Moes een geluk!
16.
Voortaan stond er nooit meer
'n Spiegel op den grond
En zag Puck daar nimmer
Meer een and'ren hond!
(Nadruk verboden).
RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE
KIEZEN, DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3.
I.
Ingezonden door Mijntje Haasnoot.
Van voren naar achteren gelezen
Ben ik niet blank te wasschen.
Van achteren naar voren gelezen.
Maak ik groote plassen.
n.
Ingezonden door Annie v. d. Mey.
Hoe ver kan men het bosch inloopen?
ra.
Ingezonden door Mar janna v den Anker.
Ik ken een maal
Het geeft drie keer
Per dag. soms meer
Den mensch onthaal
Hoe heet zoo'n maal?
IV.
Ingezonden door N. N.
Wat was was eer was was was?
Ingezonden door Abram v. d. Ouweelen.
Hoeveel boterhammen kan men van
een heel brood afsnijden?
VI.
Ingezonden door Ali de Blauw.
Mijn geheel is een man van 3 letter
grepen, die bij de uitoefening van zijn
ambt heel veel leven moet maken. Miin
lste is een verkorte vrouwennaam, mijn
2de is een vrouwelijk nersoon, die in een
kiooster woont, mijn 3de is een inwendig
lichaamsdeel.
VIL
Ingezonden door Nelly en Beppie v. d. Blij.
Welk spreekwoord staat hier?
toso twes stihu tbes
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
DIT HET VORIGE NUMMER.
1. Vuur, uur, guur.
2. Een egel of stekelvarken.
3. Huis, hond.
4. Molenaar, Laren. Emma. lor, mol.
5. Valsch geld.
6. Dikkie de Wit, wit, dik, wiek, ei, d.
7. Jaargetij.
8. Stucadoor. huisschilder.
Ingezonden door Adriana Struik.
Verminderd tarief.
Landlooper komt in een kroegje: „Zeg
baas, wat kost een kom koffie?"
Herbergier: „Tien cent als je aan een
tafeltje zit en zes cent als ie het staande
aan de toonbank opdrinkt."
Landlooper: „En als ik nou op één been
sta, kost het dan nog minder?"
Ingezonden door Mien Planj er.
Postbeambte: „Neen vrouwtje, die brie!
is te zwaar, daar moet je nog een post
zegel van 6 cent opplakken."
Oud vrouwtje: „Och maar meneer dan
wordt die toch immers nog swaarder."
Ingezonden door Mien Planjer.
Moeder: „Maar jongen wat zie je er weer
vies uit, heb je nu ooit gezien dat ik met
zoo'n vuil gezicht en handen aan taiet
kwam?"
Jan: „Nee Moeder, maar weet u ik heb a
nooit gezien toen u zoo klein was als
ik nu ben".