HERMAN'S PLAAGZUCHT.
C7.<^.deXille fjoqerWaard.
Het regent èn de Zon schijnt,
't Is echt onstuimig weer.
Om buitenshuis te spelen
Is 't nu niet prettig meer.
De regen valt bij stroomen,
Voor Zon is er geen plaats,
Tot 't plots'ling Zon verveelt, hoor!
Foei. regen, niet zoo'n praats! -
Klinkt 't lachend, maar de regen,
Die stoort zich werk'lijk niet
Aan wat de Zon wil hebben.
Het regent, dat het giet!
Roepen nu mensch en kind'ren,
En toch schijnt heusch de Zo
Zeg, ttist je, dat dit tweetal
Ooit samen wezen kon?
O, kijk eens even Moeder,
Wat mooie regenboog!
Heel laag zijn beide einden.
In 't midden is hij hoog'
Kabouters houden stellig
De beide einden vast.
Ze kunnen hem niet houden,
Kabouters, opgepast!
Niet lang blijft aan den heme?
Die regenboog daar staan
Hij is voor al dien regen
Plots op de vlucht gegaan!
(Nadruk verboden).
2) (Slot)
's Morgens om zes uur al, ontwaakte hij
weer. Toen kon hij het niet langer in bed
uithouden. Nadat hij zich gewasschen en
gekleed had. sloop hij naar beneden. Alles
bleef stil in huis. Zachtjes draaide hij den
knop van de huiskamerdeur open en ont
moette direct de verwonderde blik van
moeder. eMt den vinger op de lippen kwam
zij hem tegemoet en nam hem mee buiten
de kamer
..Ben je nu al op Herman?" vroeg ze
verwonderd.
„Hoe komt dat?"
„Tc Was zoo ongerust moeder. Ben tel
kens wakker seweest vannacht. Hoe is het
met Frits?"
..'k Ben maar stil blijven liggen moeder,
'k Vond het zoo naar om u wakker te
maken
Terwijl nu Frits aanstalten maakte om
op te staan, ging moeder weer naar be-*
neden om voor het ontbijt te zorgen.
Reeds zaten vader, moeder en Herman
aan tafel, toen eindelijk de deur open
ging en Frits binnenkwam.
Moeder schrok toen ze hem zag. Nu was
haar jongen opeens weer doodelijk bleek
..'k Heb niets geen trek," klaagde hij.
terwijl hij zich op een stoel liet neervallen.
.Ga nog maar een poosje op den divan
liggen jongen", ried moeder
Terstond volgde Frits haar raad op.
Moeder ging even een deken voor hem
halen, want nu rilde de jongen weer van
kou
..'k Zou hem maar niet naar school stu
ren. vrouw", zei vader.
,Nee" antwoordde moeder, ..dat dacht
ik ook al. Eerst maar eens afkijken wat
het worden wil." x
Toen het schooltijd was, stapte Herman
alleen de deur uit, met de opdracht aan
Frits' onderwijzer te gaan zeggen, dat zijn
broer niet goed was.
In den loop van den morgen ging moe
der telkens even in de huiskamer bij Frits
kijken. Haar onrust werd steeds grooter. De
jongen zou hard ziek worden, dat geloofde
ze stellig, 't Speet haar nu, dat er 's mor
gens niet direct een boodschap aan den
dokter was gestuurd- Maar dat moest dan
vanmiddag maar gebeuren. Langer wacht
te moeder vast niet.
Toen vader 's middags thuis kwam om
te eten, was hij het terstond met moeder
eens. Dokter moest zoo gauw mogelijk
komen.
,,'k Ga direct maar op de fiets naar hem
toe", zei vader.
Al heel gauw was vader weer terug.
„Dokter was niet thuis vrouw", deelde hij
mee. ..maar hij zou wel gauw komen, zei
mevrouw. Als hij dan gegeten heeft, komt
hij direct hier naar toe.
En zoo was het ook. Nog maar nauwe
lijks waren vader en Herman wc-g, of dok
ter belde reeds aan. Moeder deed hem
open en vertelde hem dat ze zich ongerust
maakte over Frits.
„Laat mij maar eens zien mevrouw" ver
zocht dokter.
Frits lag juist in een onrustige sluimering
maar werd wakker toen de dokter de ka
mer binnenkwam.
Zorgvuldig werd de zieke nu onderzocht,
en de vragen die dokter stelde door moe
der beantwoord.
Met angst zag moeder hoe de geneesheer
telkens zijn wenkbrauwen fronsde.
..Dokter", vroeg ze zachtjes, „is er ge
vaar bij?"
Eerst gaf dokter Frits een hand en toen
nam hij moeder mee de kamer uit. „Ge
vaar. dat kan ik nu juist nog niet zeggen,
mevrouw", antwoorde hij. 'k Verwacht nog
wel een toenemende koorts. En daarom zal
het goed zijn dat er vannacht bij hem ge
waakt wordt. Wilt u daarvoor een zuster
hebben?"
„O nee dokter", zei moeder, „dat zal ik
zelf wel doen."
„Goed, deze nacht kunt u het zelf ook
wel doen. Morgen zullen we verder zien.
Na nog een paar voorschriften te hebben
gegeven nam dokter afscheid.
Werd een angstige avond voor het ge
zin de Roode. De koorts bij Frits was steeds
hooger geklommen- Af en toe ijlde hij zelfs.
De laatste twist dien hij met Herman ge
had had, speelde daarbij een groote rol.
„Plaag nu toch niet altijd Herman",
klonk het opeens en even later: „Laat je
het nou, of ik zal je hoor." En toen weer,
half schreiend: ,,'t Spijt me moeder, dat ik
met hem vechten wou. Maar ik werd zoo
driftig.
Herman was in de kamer toen zijn broer
zoo lag te ijlen. Onrustig draaide hij op
zijn stoel heen en weer."
Nadat hij zijn avondboterham op had.
zei hij: „Moeder ik ga maar vroeg naar
boven".
„Dat is goed. Herman. Is je huiswerk
klaar?"
„Dat maak ik meteen boven af. moeder"
Wat was het ongezellig in het kamertje,
vond Herman, toen hij boven kwam. Nu
zou hij hier vannacht alleen slapen, want
Frits moest beneden blijven, had moeder
gezegd.
Toen Herman zijn huiswerk klaar had,
ging hij maar meteen naar bed. Maar de
slaap wilde niet komen. Onrustig draaide
de jongen zich om en om. Hoe zou het
met Frits zijn! En toch was dat niet de
eenige gedachte die hem wakker hield.
Nee, hij moest er telkens weer aan den
ken hoe hij Frits den vorigen avond ge
plaagd had
Toen hij daarstraks zijn boeken uit zijn
tasch haalde, was ook het leesboek voor
den dag gekomen Nee niemand wist het.
Vader en moeder niet. en Frits zelf ook
niet. Maar hijzelf wist het maar al te goed
met welk een booze plaagzucht hij dien
morgen dat boek in zijn tasch had gestopt
Frits had er niet in kunnen lezen; o wie
weet. misschien zou hij er wel nooit meer
in kunnen lezen. Misschien werd hij
wel nooit meer beter.
Eindelijk viel de jongen toch in een
onrustige sluimering, waaruit hij echter
telkens weer ontwaakte. Angstig luisterde
hij dan of er ook eenig geluid van bene
den tot hem doordrong. Maar als alles
dan stil bleef overmande hem weer de
slaap.
,,'k Durf er nog niets van te zeggen,
Herman, 't Is een angstige nacht geweest.
Vader en ik hebben om beurten bij hem
gewaakt, 'k Zal blij zijn als straks dokter
komt."
Plotseling leunde Herman nu met het
hoofd tegen den muur. Zijn oogen bedekte
hij met zijn arm. om zijn tranen te ver
bergen. O, hfj had zoo gehoopt, toen hij
naar beneden kwam. dat moeder hem een
gunstig bericht zou geven dat alle angst
bij hem wegnemen zou. En nu hoorde hij
dat moeder den toestand nog even ern
stig inzag.
„Herman" zei moeder, terwijl ze haar
hand op zijn schouder legde, „waarom
huil je? Is het om Frits?"
Zonder te spreken knikte de jongen
van ja.
Even vloog er een verheugde trek over
moeders bezorgd gezicht.
Zij kon zich soms zoo bezorgd maken
om de verhouding tusschen de twee br.-,
Als Herman zijn plaagzucht botvierde I
het soms wel, alsof hij niets om zijn bi
gaf. Maar nu sprak daar toch wat and
uit dat beschreide gelaat van Hern:
snikte de knaap voort
,,'t Spij't me zoo kwam er t
slotte uit.
„Wat spijt je zoo, Herman? Toe joni
verberg nu toch niets voor me."
Nog even aarzelde Herman maar l
kwam het heele verhaal er toch uit fi
de plagerij van dien laatsten avond i
Frits ziek werd en toen hoe hij den
deren dag in zijn boosheid het boet
zijn tasch verstopt had. opdat Frits er i
maar niet in zou kunnen lezen
Moeder hoorde hem geduldig aan.
„Zie je wel Herman" zei ze toen de i
gen uitverteld was, „zie je wel Herman
welke leelijke dingen je door je plaagzo
kunt komen?"
De knaap knikte,
„Heb je er nu werkelijk spijt van. I
man?"
„Ja moeder".
Na deze bekenteuis was Herman kali
geworden.
Voor hij dien morgen naar school Bi
hielp hij zijn moeder zooveel hij kon.
Frits zag hij niet. Die was in een llch
slaap gevallen en mocht niet gestoord a
den. In den loop van den morgen int
de dokter weer. De zieke was juist o
waakt en vrij rustig.
Moeder vertelde aan dokter hoe hei
den afgeloopen nacht gegaan was.
Begrijpend knikte dokter met het hoi
,'k Denk dat we het ergste wel ge!
hebben mevrouw", zei hij toen. „Mor|
kom ik weer eens kijken en ik vermoed
u dan wel een rustigen nacht met i
zieke zult gehad hebben."
Bemoedigend drukte dokter moeder
hand voor hij heenging.
Toen om twaalf uur vader en Hera
thuis kwamen, ging moeder hen to
gang al tegemoet.
Opgewekt vertelde ze wat dokter
had.
Vader keek even om een hoekje van
kamerdeur, maar trok zich haastig W
toen hij zag dat Frits weer sliep.
Toen Herman dien middag weer
school ging, was hij veel rustiger
's morgens.
Gelukkig, Frits zou weer beter won
En hij. hij zou zijn best doen om r
nooit meer te plagen,
FRANCINA.