HET EIGENWIJZE MUISJE.
n
der kamer stond. „Dat dacht Ik wel Lottie,
dat jij tenminste thuis moest wezen", zei
mevrouw Hartman terwijl ze op het ledi
kant toeliep en het meisje dat daarin Jag,
vriendelijk de hand reikte. „Waar is
moeder?"
„Moeder is vandaag uit werken me
vrouw; straks komt ze thuis", antwoordde
het zieke meisje.
„En lig jij nu den geheelen dag alleen,
kind?" vroeg mevrouw verder.
Er trok een glimlach over het smalle
gezichtje. „O nee mevrouw. De juffrouw
van hiernaast komt telkens een poosje
bij me."
„Zoo, dat is aardig van de juffrouw",
vond mevrouw. „Kijk eens Lottie, ging
ze voort, ik breng hier een pakje. Daar
zitten een lekker warme jurk en mantel
voor jou in Want als je weer beter bent
en naar buiten moogt, moet je goed warm
gekleed zijn. Ik moet nu nog meer bezoe
ken maken, dus ga ik weer gauw weg.
Maar zeg aan moeder, dat ik spoedig weer
eens terugkom."
Met een kleur van genoegen bedankte
Lottie.
Toen mevrouw met Rina en Annie weer
buiten was. had Annie van alles over het
meisje te vragen.
En mevrouw vertelde haar dat Lottie
een heel poosje ziek was geweest, maar
nu gelukkig goed vooruitging. Ze vertelde
ook van de moeder van het kind, die met
uit werken gaat het brood moest ver
dienen voor zich en haar meisje
Rina wist dit alles al. maar toch luis
terde ook zij stil toe.
Het tweede en derde bezoek trof beter.
Daar waren de moeders wel thuis en o,
zoo blij met het pakje kleeren dat mevrouw
Hartman haar bracht.
Vooral door 't laatste bezoek was Annie
erg getroffen. De familie van Klinken, die
mevrouw bezocht, woonde in een heel klein
huisje, 't Stond in een nauwe, donkere
steeg. In de kamer, waar mevrouw met de
beide meisjes gelaten werd, was het al
bijna donker. Toch had Annie nog wel ge
merkt boe armoedig alles er uitzag. Geen
wonder ook. De vader van dit gezin lag
al acht maanden in het ziekenhuis en
hoewel de vrouw zoo hard ze maar kon
werkte, toch viel het haar moeilijk voor
zich en haardrie kinderen alles te ver
dienen wat er noodier was. En toch. tot
Annie's groote verwondering zette deze
vrouw geen zuur en ontevreden gezicht.
Integendeel! Ze zag er zelfs opgewekt uit.
Maar nog meer verwonderde Annie zich
toen de vrouw tot mevrouw Hartman zei:
,Jk mag heusch niet klagen mevrouw. Het
heeft ons nog nooit aan het noodige ont
broken. Nog nimmer heb ik mijn kinderen
zonder voedsel naar bed moeten sturen. O
ja, 't valt mij wel eens moeilijk om hen
knap in de kleeren te houden, maar tel
kens als er iets hoog noodig is, komt u of
iemand anders en brengt mii het geen ons
ontbreekt. Nu ook weer Mijn kleine Nel
was hard om een jurk en een paar schoen
tjes verlegen en ik kon ze niet voor haar
koopen. En zie nu eens; daar komt u me
nu juist een jurk en een paar schoentjes
brengen. Als de menschen zoo goed voor
mij zorgen, mag ik dan klagen?
Geroerd drukte mevrouw Hartman deze
flinke vrouw de hand, en beloofde nog
eens heel spoedig terug te komen. Annie
had haastig een traan weggepinkt.
Niemand had het gezien, dacht ze.
Maar mevrouw Hartman had het wel
terdege gezien, doch wachtte zich wel er
iets van te zeggen. Op weg naar huis was
Annie ongewoon stil. En hoewel Rina er
vroolijk op los babbelde, gelukte het haar
niet haar vriendinnetje aan het spreken te
krijgen. Moeder wenkte haar dat ze Annie
met rust moest laten.
Al had Annie mevrouw Hartman nog
nooit in vertrouwen genomen, toch kon
mevrouw wel begrijpen waar bij Annie de
schoen wrong. Ze had immers zoo vaak de
jaloersche blikken van Annie opgenomen,
wanneer ze iets moois, of nieuws van Rina
te zien kreeg. Daarom juist had ze haar
dezen middag meegenomen. Ze hoopte dat
het zien van kinderen, die zooveel minder
bedeelt waren dan zijzelf een goeden in
vloed op Annie zou hebben.
En 't scheen, alsof haar hoop niet be
schaamd zou worden.
't Werd verder een echt gezellige mid
dag voor de twee meisjes. Eerst deden ze
wat spelletjes en toen mochten ze mevrouw
helpen bij het klaarmaken van het avond
eten. En de maaltijd zelf was niet minder
gezellig. Mijnheer Hartman was thuis ge
komen en plaagde de twee meisjes naar
hartelust,
Maar ze konden er allebei tegen. Rina
was er aan gewoon en Annie wist ook wel
dat mijnheer van een grapje hield.
Moeder Muis heeft aan haar kinders
Telkens weer opnieuw verteld,
Hoe het in de wereld buiten
't Muizenholletje is gesteld.
Dat de vijanden daar loeren.
Nergens, nergens is het pluis.
Want de katten en de uilen
Vangen graag zoo'n arme muis!
Kindertjes zei Moeder Muis dan,
Ga alleen niet uit het nest!
Maar klein, eigenzinnig Vaaltje
Dacht: Ik kan toch eig'lijk best.
Van de wereld eens wat zien, hoor!
'k Ben voorzichtig, pas goed op.
En ja, als de vijand nadert,
Reken maar, dat 'k me verstop!
Dom en eigenzinnig Vaaltje
Ging alleen er dus op uit
't Scheelde maar een haar, of Vifl
Werd van Meester Uil de buit.
Meester Uil kwam aangevlogen,
Vaaltje wipte 't nest weer in.
Hè, kraste de slimme vogel
In zoo'n muisje heb 'k juist
Want het arme, domme Vaaltje
Dacht er heelemaal niet aan,
Dat zijn staartje gluurd' uit 't se
Maar gelukkig zag 't de Maan.
Met zijn stralen kriebelt Maantji
Nu den Uil. Die niest: Apsjee!
En toen Vaaltje 't sidd'rend hoord
Kwam hij op een goed idee.
Plotseling haalde hij zijn staart in
En hij fluisterde heel zacht:
Moes, 'kzal voortaan naar je luistr'ren!
't Maantje hoort het en.... het lacht.
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
Na het eten hielpen Annie en Rina weer
met afwasschen en opruimen. Toen dron
ken ze nog een kopje thee met elkaar en
daarna werd het voor Annie tijd om naar
huis te gaan. Terwijl Rina nog even boven
op haar kamertje was, stonden mevrouw
en Annie in de gang haar mantels aan te
trekken.
Opeens legde mevrouw haar hand op
Annie's schouder.
„Zie je wel Anneke", zei ze hartelijk, „zie
je wel, hoeveel menschen er zijn, die veel,
veel minder hebben dan wij entoch
gelukkig en tevreden zijn?"
Met tranen in de oogen keek Annie
mevrouw aan.
Wist ze dan, dat zij zoo dikwijls onte
vreden was? Ze had er hier toch nooit
over gesproken! Vriendelijk knikte me
vrouw haartoe.
„Tevredenheid ligt niet in het vele heb
ben, Annie, maar in het dankbaar genieten
van wat het leven ons geeft".
Vroolijk kwam Rina de trap afspringen.
Annie gaf geen antwoord meer, maar
't behoefde ook niet. Mevrouw zag aan
haar oogen dat ze haar begrepen had.
Nadat Annie door mevrouw en Rina was
thuis gebracht, mocht ze nog een half
uurtje opblijven. Ze was ongewoon stil
dien avond. Wanneer ze anders van een
bezoek bij Rina terugkeerde, kwam ze niet
uitgepraat over alles wat Rina had. Maar
nu vanavond niets daarvan. Onderzoekend
had moeder haar al een paar maal aan
gezien. Ze was toch wel goed in
Voor ze naar boven ging, flui:
haar moeder in het oor: „Moes.
nog even boven?"
Moeder knikte. Ze dacht wel, dal
bijzonders met haar meisje was.
Een kwartiertje later zat moedi
Annie's ledikant, de hand van hel
in de hare.
Nu pas kwam Annie's tong los.
telde moeder alles van de bezoel
ze met mevrouw en Rina dien
gebracht had.
„En o moeder, die menschen was
zoo arm en zoo blij met de kle<
mevrouw bracht."
Ook de woorden van de arme
herhaalde ze zoo goed ze kon. En
vertelde ze haar moeder wat i
Hartman bij het aankleeden tege:
gezegd had.
„En moeder, nu wil ik voortï
probeeren tevreden te zijn. Ik - ei
toch zooveel meer dan die anti
schen."
Moeder kuste haar dochtertje 1»
„Dat hoop ik, Annie. O, 't zal
ineens gaan. Nog wel dikwijls zalc
ontevredenheid weer boven konie:
samen zullen we er tegen stóf
kind!" Je zult het zien dan zul
winnen".
„Ja moeder", fluisterde Annie
k
11
1