74ste Jaargang Donderdag 29 Juni 1933 No. 26 In den Kersenboomgaard. IN DEN KERSENTIJD. „Compelement van den boer en of de Kinders vanmiddag kersen komen eten." Verlegen, met de pet in de hand. stond de knecht van boer Kromhout in de vesti bule van het doktershuis en deed zijn boodschap. Mevrouw Verhagen glimlachte. „De kinderen zijn nog niet uit school Krelis". zei ze. maar 'k weet wel zeker dat ze graag zullen komen. Heeft de boer ook gezegd hoe laat ze mogen komen?" Nee mevrouw, maar wel dat hii ze van avond zelf met de brik weer thuisbrengt". „Toe maar lachte mevrouw, „dat zal ze wel liiken". Met een onhandigen groet keerde Krelis zich om en verliet het huis. Toen 't gezin Verhagen dien middag aan den maaltijd zat. zag moeder opeens drie paar oogen op zich gericht toen ze zei: „Kinderen, er is vanmorgen een uitnoodi- ging voor jullie gekomen." ..Ken uitnoodiging moeder? Van wie?" vroeg Koos. „Ik weet het," juichte Tine, „van boer Kromhout." „Goed geraden", lachte moeder, „jullie moogt vanmiddag met z'n drietjes kersen komen eten en vanavond brengt de boer je in zijn brik weer thuis". „Hoera", riep Herman „leve boer Krom hout". „Ik doe mijn oude pak aan hoor moe der", zei Koos, „dan kun je nog eens fijn in de boomen klimmen." „Geen sprake van" besliste vader. ,Jk wil niet dat jullie daar in de boomen klimt. Jullie bent me veel te wild en 'k heb je li-ever niet met gebroken armen of bee- nen thuis." „Maar dat idee van een oud pak Is toch niet kwaad vader" merkte moeder op. „Ze gaan er zoo uitzien als ze een middag bui ten zijn. En als ze een goed pakje aan hebben, moeten ze zich ook zoo ontzien." Vader lachte hartelijk. Natuurlijk vrouw dat is best. Maar weet je. dat is jouw afdeehng, ik had het alleen over het boomen klimmen". „Mag ik mijn rose jurk dan niet aan doen, moeder?" vroeg Tine. „Je rose zijden? Welnee, kind, hoe kom je er bij. Wie trekt er nu in een boom gaard een zijden jurk aan? Je blauw ka toentje dat zal beter uitkomen." „Meisjes zijn nuffen", verzekerde Koos heel ernstig. „En jongens zijn echte sloddervossen' snibde Tine terug. „Komaan kinderen geen gekibbel", zei dokter Verhagen nu. Anders lijkt het me maar beter dat jullie alle drie thuis blijft." Verschrikt hield het drietal zich stil. Verbeeld Je dat ze zoo'n fijne middag zou den verspelen.... Dadelijk na het eten gingen ze op stap, de jongens in hun stevige speelpakken. Tine in haar blauw katoenen Jurk, die haar o zoo aardig stond. „Welgelegen", de boerderij van boer Kromhout, lag een uurtje buiten het dorp. Maar het drietal zette er zóó stevig den pas in. dat het na een drie kwartier reeds het doel van den tooht naderde. Aan den ingang van de boerderij kwam O, meisjes, jongens, kom eens hier En kijk eens in mijn mand, Met lekk're, roode kersen fijn Gevuld tot aan den rand! 'k Trakteer je vast. Kom, schuif maar bij! Ik deel ze wat graag uit. Zeg, vinden jullie, net als ik, De kersen 't heerlijkst fruit? En weet je, wat Oom Dokter zegt? Dat kersen zijn gezond. Steek 't lekkere medicijn dus maar Hop! heel vlug in je mond. Eén ding wou 'k wel: dat 't Kersentijd Was 't heele, heele jaar. Ms ar zou 't dan zoo'n traktatie zijn? Nee, dat was vast niet waar! CARLA HOOG. (Nadruk verboden). Hector, de groote hond. hen vroolijk tege moet springen. „Ja Hector, daar zijn we al", riep Koos „Waar is de baas?" Luid blaffend sprong de hond hen nu vooruit, telkens omkijkend of het drietal hem wel volgde. Toen ze het huis naderden, kwam de boer de keuken uit. „Zoo Jongelui", begroette hij hen. „zijn jullie daar? Ik hoorde al aan Hectors blaffen dat je in aantocht waart. „Kom nu eerst maar even binnen om de vrouw goedendag te zeggen en dan maar naar den boomgaard, om je dik te eten. Want daar is het toch om begonnen, niet waar?" „Ja hoor," zei Koos, „we houden wel van kersen." Met een boos gezicht kneep Tine hem in den arm. „Hoe durfde zoo'n jongen dat nu zoo maar te zeggen!" „Knijp jezelf Tien, fluisterde Koos „Ik deed toch geen kwaad?" In de keuken vonden ze de blozende boerin. „Dag juffrouw Kromhout", zelden de kinderen, terwijl ze haar de hand gaven. Dag Koos. dag Herman, dag Tine", groette de boerin terug. .Domen jullie weer eens kijken? Kom. dat is goed. Nu maar een twee drie naar den boomgaard, straks kom ik wel eens bij je kijken". Dat lieten ze zich geen tweemaal zeg gen. Ze wisten hier best hun weg te vin den en in een oogwenk waren ze in den boomgaard. Wat was 't hier een gezellige drukte. Al het volk dat de boer maar even mis sen kon. had hij hier aan het werk gezet. En alle handen repten zich om de vruch ten binnen te halen. Welvroeg de hoer die hen gevolgd was, „hoe lijkt het jullie hier?" „O fijn," antwoordde Herman en Koos vroeg met een oolijk gezicht: Boer Kromhout, moeten de knechts niet fluiten als ze aan het plukken zijn?" „Fluiten? Welnee jongen, waar zou dat mi voor nood ie zijn?" Wel." verzekerde Koos heel ernstig, als ik voor moeder wat lekkers uit de keuken moet halen, dan moet ik onder weg fluiten, want dan kan ik niet snoe pen", zegt moeder. De boer begon hartelijk te lachen. „Die is goed", zei hij. Maar ik zal hen toch maar niet laten fluiten. Er zijn hier zooveel kersen, dat ze er voor mij gerust wat op mogen eten. Maar weet je wat ik wel een goed idee vindt? "k Zal ïullie een poosje laten fluiten, anders mocht je me eens teveel kersen eten". ,Jk kan niet fluiten, boer", zei Tine lachend. ..Dan mag jü een beetje zingen", ant- woorde de boer. „Wat zal het hier gezellig worden. Maar alle gekheid op een stokje. Gaan jullie straks maar eens daar in het hoekje van den boomgaard kijken, daar staat geloof ik, wat voor jullie klaar En ja, hoor toen de kinderen zich naar het aangewezen plekje begaven, vonden ze daar een tafeltje met drie stoelen. De tafel was met een helder servet ge dekt en daarop stonden drie borden met kersen gereed. Of me dat een smulpartij werd. „Hé" zuchtte Tine, „toen ze haar bord half leeg had ik wacht een poosje hoor. Ik kan niet alles achter elkaar op. „Och jij ook", zei Koos. Herman sprong op „Ik wacht ook een poosje en ga eerst eens naar het plukken kijken". .Wat is daar nou aan", mopperde Koos. „Als we nou nog mee mochten helpen" „Dat kan niet Koos" zei Tine. „Je mag van vader niet in de boomen". ..Net zoo flauw" mompelde Koos. Herman en Tine liepen den boomgaard een beetje rond. Maar Koos Weef op de plaats waar hij was. Kijk daar had je nu een reuzekerse- boom met heele lage takken. Als vader dien boom zag, zou hij er vast wel in mogen. En de boom was nog niet geplukt. Wel stond er een ladder tegen aan. Weet je wat, hij probeerde het eens. Als t niet ging kon hij altijd nog tero"- keeren; Tine en Herman waren er nu toch niet Zoo gedacht, zoo gedaan. In een wip had Koos de ladder beklom men en zat hij op den ondersten tak. Wat zat het hier fijn. En 't was niks gevaarlijk. Hij kon best nog oen eindje hooger. En weer steeg Koos een eindje He kon hij nu meteen maar plukken. Maar dat ging niet. Hij had geen mand bij zich om de kersen in te doen. .Doos Koos", hoorde hij zich opeens roepen. „Koos, waar zit je? Kom, we gaan onze kersen opeten". Koos hield zich stil. Nee hoor, hij kwam vast de boom niet uit, waar Tïne en Herman bij waren. Mis schien gingen ze het dan wel thuis vertel len. En dan zat er natuurlijk wat op. „Koos, Koos", klonk het weer door den boomgaard. Maar nu reeds wat verder af. De jongen in den boom gluurde eens door de takken. Ja hoor. nu was het terrein weer veilig. Nu gauw naar beneden. Behendig liet Koos zich van de eene tak op de andere glijden. „Hé, wat ging dat fijnNu nog maar een tak en dan de ladder af. Rrrrtsklonk het in den boom, maar Koos merkte er niets van. Weldra stond hij weer op den beganen grond, en als of er niets gebeurd was, wandelde hij naar het tafeltje, waar hll Tine en Herman ook reeds zag heengaan. „Hi, ha hl", klonk het opeens aohter hem. Jongen, wat heb je uitgevoerd?" t Was de boer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 11