Stratosfeer-ülucht van Cosijns - Nieuw Engelsch gevechtsvliegtuig 74"« Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. In het Paleis van den Koning EINSTEIN EN HERRIOT zijn eere-doctor van de uni- lersiteit yan Glasgow geworden. De nieuwe eere-doctoren bij bet verlaten der universiteit. EEN BRUID MET EEN JOCKEY-HOED. OOK EEN PAARD LUST WEL EEN GLAS BIER. Een Huwelijk van majoor Heyn en miss William- paar(] i(1 het Hippodrome in St. Pauli te Hamburg blijkt een son te Belfast. De bruid droeg dezen typischen jockey-hoed. Sroot bierl.efhebber to zijn. HET NIEUWSTE EN GROOTSTE ENGELSCHE GEVECHTSVLIEGTUIG de nieuwe Handley-Page ,,Hey- ford" joor de groepsylucht te Radlett Aerodrome gereed. DE BURGEMEESTER van Guild-, ford opende een nieuw zwembad. Na) de openingsspeech trok hij zijn burge« meesterskleedij uit en sprong in het bad. DE STRATOSFEER-VLUCHT VAN COSIJNS. - De nieuwe alluminium gondel "waarin dr. Cosijns (rechts) een nieuwe stratosfeervlucht zal maken. LUSTRUMSPEL Wagen ingsch Studentencorps. Generale repetitie lustrum-spel Wil lem I, Prins van Oranje. Een liefdesgeschiedenis uit t oude Madrid door F. MAKION CRAWFORD. Naar het Engelsch door W. H. C. B. 18) „Je moet zeggen dat je haar niet hebt gezien," zei ze, „en niet dat ze hier niet is geweest, want ik heb haar gezien, heel voorzichtig zich bewegende om geen leven te maken, en toen ze in den corridor was, liep ze heel, heel vlug ze was jong en kon hard loopen." „Je gelooft me toch wel, nietwaar? vroeg Don Jan erg ongerust, terwijl hij zich eenigszins over de tafel heen boog. Dadelijk hier zij haar hoofd op en zag hem recht in de oogen. „Zou ik hier zijn als ik je niet geloofde en niet vertrouwde?" vroeg zij bijna hef tig. „Denk je zou je durven denken dat Ik je drempel had overschreden, als ik ondersteld had dat een andere vrouw hier vóór mij geweest was en de deur uitgezet om voor mij plaats te maken? Als ik zoo iets had gedacht, zou ik aan je deur voor altijd afscheid van je hebben genomen en naar mijn vader zijn teruggekeerd. Ik zou naar Las Huelgas rijn gegaan, niet als een gevangene, rqaer om er feet leven te leven en den dood te sterven van een vrouw, wier hart werd gebroken. O neen! Zoo iets zou je niet durven denken jij, die overi gens alles durft! Als je dat had gedacht, zou je mij niet liefhebben zooals ik jou in je geloovend, en mijn leven en ziel toe vertrouwend aan je waarheidsliefde en je eerewoord!" Een geest van bezieling sprak uit haar öogen en toen zij zijn blik ontmoette, waarin dankbare blijdschap lag, verdween haar boosheid om plaats te maken voor volmaakte liefde en volkomen vertrouwen. „Een man zou voor je willen sterven en dan nog wenschen het voor een tweeden keer te kunnen doen," antwoordde hij, zich in zijn volle lengte uitstrekkende, alsof een gewicht van hem was afgewen teld en hij weer vrij kon ademhalen. Zij keek op naar de bleeke, krachtige gelaatstrekken van den jongen krijgs man, wiens naam reeds zoo roemruchtig was toen nauwelijks het dons van een knevel zich op zijn lip vertoonde. Zij zag iets bijna bovennatuurlijks in zijn gezicht iets verhevens als van een engel, dat toch manlijk was en opgewassen tegen den strijd op aarde. Plotseling lachte zij eenigszins zonder ling en wees naar de plaats, waar het schrijfgereedschap lag. „Zij heeft iets achtergelaten," zei ze. „Wat handig om hier binnen te komen en ongezien weer te verdwijnen!" Don Jan keek in de aangewezen richting en zag een briefje dat om de stengels van twee witte anjers was gerold eventjes vastgebonden met een stukje koordzijde. Het lag tusschen het papier en den bron zen inktkoker en half verborgen onder de witte veer van een ganzepen, waaronder als bij toeval de bloemen verscholen gin gen. Het lag er, alsof bedoeld was dat al leen iemand, die ging schrijven, het zou vinden, en niet zoo, dat het te veel de aandacht zou trekken. „Wat is dat nu?" riep hij op een eenigs zins eigenaardigen toon uit. toen hij het zag en hij kleurde als een jongen. Toen nam hij het briefje en trok er heel voor zichtig de bloemen uit. Dolores keek naar hem. Hij scheen in twijfel wat te doen en de blos verdween spoedig om plaats te maken voor een bepaald geergerden blik. De anjers waren volkomen frisch en kon den niet meer dan een uur geleden ge plukt zijn. Een oogenblik keek hij er naar, om ze toen weer neer te leggen en het briefje op te nemen. Buitenop stond er niets geschreven. Zonder het te openen bracht hij het naar de vlam van een der kaarsen, maar Dolores greep zijn pols vast. „Waarom lees je het niet?" vroeg zij vlug. „Omdat ik niet weet wie het heeft ge schreven en niets ,wensch te weten, wat jij ook niet weet." „Heb je dan ook geen idee wie de vrouw is?" Dolores keek hem verbaasd aan. „Niet het minste," antwoordde hij met een glimlach. „Maar ik zou zoo dolgraag weten wat er in staat!" riep zij uit. „Toe, lees het en vertel het mij dan. Ik begrijp niets van de heele zaak." „Dat kan ik niet doen, sprak hij hoofd schuddend, „het zou gelijk staan met het geheim van een vrouw verraden. Ik weet niet wie zij is en ik mag het jou dan ook niet laten weten, want dat zou tegen mijn begrip van eer strijden." „Je hebt gelijk," zei ze na eenige oogen- blikken. „Je hebt altijd gelijk; ver brand het." Hij stak de punt van een radeermes door het gevouwen papier en verbrandde het in de vlam. „Wat denk je dat het geweest is?" vroeg Dolores onschuldig, terwijl Don Jan de asch van de tafel veegde. „Ja het is allerbelachelijkst ik schaam er me voor, en ik weet eigenlijk niet hoe het je uit te leggen." Weer bloos de hij even. „Het lijkt me zoo raar er over te spreken ik heb het zelfs mijn moeder noo it verteld. Aanvankelijk open de ik de brieven, maar tegenwoordig ver brand ik ze allemaal zooals ik dezen deed," „Allemaal? Wil je daarmee zeggen dat je dikwijls op je tafel brieven van vrouwen vindt met bloemen er in?" „Ik vind ze overal," antwoordde Don Jan volkomen ongekunsteld. „Ik heb ze in mijn handschoenen gevonden, vastgebon den in het korfgevest van mijn degen dikwijls wordgn ze door een boodschapper gebracht, die op antwoord wacht. Eens vond ik er een op mijn hoofdkussen." „Maar" Dolores aarzelde „maar zijn die zijn die allemaal van dezelfde vrouw?" vroeg zij bedeesd. Don Jan lachte en schudde zijn hoofd. „Dan zou het iemand moeten zijn die heel volhardend is en erg haar best doet," antwoordde hij. „Begrijp Je het niet?" „Neen. Wie zijn dan die vrouwen, die je zoo vervolgen met haar geschrijf? En waarom schrijven ze je? Hebben zij je hulp noodlg." „Dat niet bepaald"; hij glimlachte nog altijd. „Ik moest er eigenlijk niet om lachen. Het zijn hofdames, maar soms andere, en ik geloof dat ze Ja, hoe moet ik het uit drukken willen, dat ik haar brieven van hetzelfde allooi zal schrijven/" „Wat voor soort brieven zijn het dan?" „Wel liefdesbrieven," antwoordde Don Jan, tot het uiterste gedreven, trots den tegenstand, dien hij bood. liefdesbrieven?" riep Dolores uit, ein delijk begrijpende. „Bedoel je dat er vrou wen zijn, die je niet eens kent, die je zeg gen dat zij je liefhebben, voordat Je haar nog ooit gesproken hebt? Bedoel je dat een hofdame, die je zelfs nog nooit hebt gezien, je dat briefje met de bloemen er in schreef en alles op het spel zette om het hier te brengen, in de hoop dat je aan dacht aan haar zou schenken. Het is vree- selijk, het is laag, het is schaamteloos, 's Is beneden alle critlek!" „Je zegt dat het een dame was dat ie haar hebt gezien. Ik zag haar niet. Maar dat is wat ze heeft gedaan, wie ze ook moge zijp." - iffiordt vervolgd h j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5