historische figuren. Herinneringen van een Oud-Commissaris van Politie. SCH DAGBLAD - Tweede Blad Zaterdag 17 Juni 1933 Steunt met Uw gaven tet Leidsch Crisis-Comité. de bloemenhandel. De aanvoer was zeer groot. aanvoer was zeer «root Zelfs zoo 't. dat liet dikwijls onbegrijpelijk was, ren dergelijke massa alleen in het niand, en dan nog wel een bepaalde •i, verwerkt kan worden. Betaald -d Delphiniums 50—110 ct., Pioenen j^O2.80, Korenbloemen 6—13 ct., Mar kten 10—22 ct„ Anjers 8—1 7ct„ Cam illa 30—50 ct„ Pyrethrums 20—35 rt., -sen 6—12c t.„ Lathyrus 15—25 ct„ Pa rrs 25—50 ct„ Leliês f. 2.40—3.10, Con- i jo—75 ct. De Sportleesten. Het programma voor de Dinsdag a.s. houden sportfeesten is thans volledig gesteld. pe deelnemende vereenigingen mar- eren om 1 uur 30 a {van het repetitie aal van D.W.S. naar het terrein van ■jnsburgsche Boys' aan den Voorhouter- g. Van 2 uur 15 tot 4 uur 30 zullen aar acrobatiek- en gynmastiekvoorstel- gen gegeven worden. Om 5 uur volgt een voetbalwedstrijd den door „Rijnsburgsche Boys" uit loofden lauwertak, die bij den heer ton ter bezichtiging ligt. Deze wedstrijd wordt niet gespeeld tegen i.F." zooals aanvankelijk gemeld was, ar tegen „R.C.L." uit Leiden, (4e klasse N.V.B.). o SASSENHEIM. Zilveren jubileum. Gisteravond werd in intiemen kring het Keren jubileum van den heer E. Franken s bestuurslid van de vereeniging „Hulp Nood" herdacht. Ten huize van den jubilaris waren o.a. iwezig de besturen van den R.K. Volks- nd, „Ziekenzorg", „Hulp in Nood" en commissie der t.b.c.-bestrijding van het oene Kruis. Den jubilaris werd een bloemenhulde geboden en een enveloppe met inhoud rbandigd. jDror ziekte der eciitgenoote van den bilaris moest van verdere festiviteiten 1-rden afgezien. - Door het gemeentebestuur zijn tot bltnaren van den administratieven dienst j bet saneeringsplan benoemd de heeren de Boer en G. Beijk. VEUR—LEIDSCHENDAM. Telefoonaansluitingen. Nieuw 130. Branweer; 104. J. C. Robert- Acliterweg 46 Veur; 2. H. A. van Us -rb.weg Veur; 38. E. Veterman, Voor- rgweg 34. Veur. Vervallen: 76, Drukkerij Victoria, Broek- 5, Stompwijk; 72, J. Meijer, Sluiskant Veur; 113, A. Scharroo Jr., Vlietweg 124. ompwijk. Wijziging: 101, Veursche Vleeschw.fabr. V.. thans Rietwerklaan. Veur. Morgen houdt de afdeeling van ksonderwijs een bloempjesdag. VOORSCHOTEN. Coöperatieve Boerenleenbank. Onder voorzitterschap van den voorzit- van den Raad van Toézicht, den heer Veinède, vergaderde in hotel Reurloo e Coöperatieve Boerenleenbank. Na herdenking van het 25-jarig bestaan t Bank, waarbij door den voorzitter een •ugblik werd geworpen in het afgeloc- n tijdvak, waarop met dankbaarheid "rd teruggezien, las de heer J. M. de Tter de notulen en gaf daarna als kas- er het jaarverslag over 't boekjaar 1932 0p 1 Januari 1932 was in de spaarbank Selegd een bedrag van f. 514.862.27. Ge mende het boekjaar werd ingelegd plm. 311.124.40 en terugbetaald f. 455.846 87, dat op 31 Dec. 1932 f. 370.139.80 inge- d was, Aan rente werd bet. f 13.993.80. Aan voorschotten werd verstrekt f. 61.140 terugbetaald f.2600, zoodat op 31 De- mber 1932 de uitstaande voorschotten "">40 bedroegen. In rekening-courant te vorderen f 487.184.53. Het totaal ontvangsten en uitgaven bedroeg plm 2 786 874.34. Het reservefonds bedraagt ans f. 48.294.25. Herkozen werden de eeren W. T. Lekkerkerker, als lid van fu Raad van Toezicht en A. Verboor. A'v., als bestuurslid. De commissie voor tt nazien der rekqening en balans, ad viseerde, bij monde van den heer A. P. «hram de Jong. tot goedkeuring. WARMOND Een tennispark in oprichting. Alhier wordt getracht een tennisclub op ie richten; waar reeds door vele inge zetenen deze sport beoefend wordt, is de snes van slagen groot. Een schadepost. ,.?e gevaarlijk het is vuilnis te werpen ,4 weiden waarop vee graast, onder- nd de landbouwer v, d. G. Door het nrten van vuilnis, waarin zieke bloem- >ii door een bloembollenkweeker nabij ,'in land, zyn iancj, zijn volgens ver- «lanng van den veearts 4 pinken en 8*°iIen vergiftigd en ernstig-zieu. Voor landbouwer een ernstige schadepost. De werkloosheid. denf'®e?s mededeeling van den correspon- draLi ui arbeidsbemiddeling alhier be- innm? aantal ingeschreven werkloozen aan 45. In de afgeloopen week is f.272 58 "''gekeerd een bedrag van WASSENAAR. «creeniging „Concours Hippique". Ver^JüF065' da' de Koningin Wilhelmina biet v de laatste jaren heeft geoogst hirmirt. "ganiseeren van een concours van gelegenheid van de viering is Jan verjaardag van H M. de Koningin, Worden ^iige ingezetenen aanleiding ge- »eree„L0m te 'lachten in Wassenaar een Si"? te stichten, welke zich het drie afstammelingen van den zwijger. •V. eiM° nri,ine<!le vei'oviig van Maria Bei- van van Portugal, oudste dochter rtrich 1 van Nassau- met Georg Frie- nlaaU ESfh "r „an Baden-Durlach, zal „„al ebben en de feestelijkheid, die er ■mede gepaard gaat, bereidt zich voor. „7„d,engewichtige" dag, die het slot van Prangins zal vullen met hooge gasten vo.oinaani vreugdebetoon, 's morgens vroeg, is het mooie jonge meisje, dat van middag de bruid zal zijn, even liet kasteel uitgewipt om naar de ateliers te gaan, wa?J kunstwerken geboren worden van «JOHer Dingeman van der Plasse, de prachtige kant-kragen, welker kostbare mode tot alle hoven is doorgedrongen en die met hun honderden fijne plooien, al het talent vereischen der Hollandsdhe stri|ksters. Het ïeesttoilet zal mooi zijn ais een teere droom, omhullend de be koorlijkste aller sprookjesprinsessen, die naar bruidegom zal ontmoeten Nog even een blik op wat de bekwame handen der kantwerkster en kunstzinnige COstuum-ont- werpster hebben geschapen; nog even pas sen ,nog even genieten van het voorspel, van straks, van de schoonheidsbelofte !n het bruidstoilet, dan gaat zij terug; de werkelijkheid heeft alle verwachtingen overtroffen, innig verheugd wandelt zl| over de bemoste paden, het morgenuur is vol zon, zooals haar hoofdje vol is van vroolijke gedachten. Eensklaps wordt zij aangeroepen Een krachtige jonge stem dwingt haar tq blij ven staan en uit een zijwegje nadert een vreemdeling, slanke figuur, met frisch, lachend gezicht, goudblonde snor en punt baard, levenslustige oogen onder een breeden vilthoed, waarvan een purperen veer afhangt. De jonge man lieeft het prinsesje in haar eenvoudig morgen- costuumpje aangezien voor iemand van het personeel uit het slot, hij vraagt haar den weg, voegt zich bij haar en wandelt naast haar mede, totdat zij, die zich niet heeft verraden, bij een kruising der paden alleen verder wil gaan. Maar de vreemdeling heeft het mooie kind, dat zoo vroeg in den morgen op zijn pad verscheen en door hem voor een aardig kameniertje werd gehouden, goed in de oogen gezien en haar bekoorlijkheid heeft hem getroffen. Plotseling slaat hij de armen om haar heen, drukt haar tegen zich aan en kust haar lippen. Even ondergaat Maria Bolgica dit amoureus contact, het nieuwe, het in haar leven ongekende; dan stoot zij hem van zich af; de twee gaan uitéén, maar bij het jonge meisje is iets ontwaakt, dat in haar sluimerde en waarvan de ont dekking niet terstond kan worden vergèten. De dag is echter vol bezigheid en drukte; het slot rumoert onder de voorbereidselen van het groote feest; honderd kleinig heden vragen de aandacht van haar, die steeds daarbinnen allen en alles naar haar hand zette, en zoo wijkt het beeld van den knappen, overmoedigen en toch zoo aantrekkelijken onbekende naar den achter grond.w In de groote zaal wordt de markgraaf van Baden-Durlach te twee ure door zijn ouderen vriend Agrippa d'Aubigné binnen geleid. Hij is een man van gemiddelde lengte, mager, met sterk vooruitstekenden neus, bruinen knevel en puntbaard, lang werpig gezicht, type van den edelman uit die dagen; opmerkelijk aan hem is de ernst van zijn blik, de ernst ook van. zijn houding, waarbij volkomen past zijn zwarte kleeding, die slechts aan den hals en bij de polsen een eenvoudige wit-batis- ten strook te zien geeft. Agrippa d'Aubigné geleidt den markgraaf tot Emilie van Nassau; Emilie van Nassau stelt den markgraaf aan haar dochter voor. Dan, als de plechtstatige presentatie is afge loopen, openen zich de deuren op cien i achtergrondde eetzaal vertoont zich in al de weelde van zilver en kristal, van bloemen en vruchten, Spijzen en wijnen, de weelde van de vorstelijke festijnen dief dagen. Het groote gezelschap der genoodigden, aangevuld met een stoet van volgelingeh der hooge gasten, schrijdt langzaam binnen. Het kost tijd eer, naar rang en sta-ij, allen hun plaats hebben ingenomen, nadat staande het gebed is aangehoord, door Emilie uitgesproken. Dan volgt de over vloedige maaltijd, lang in evenredigheid van den sterken eetlust dier dagen. Hij duurt uren, die voor de jonge bruid traag verloopen naast haar stillen, ernstigen bruidegom. Hij heeft als symbool der ver loving uit de omkransing van zijn bord een takje rosmarijn gebroken en baar dit gegeven, terwijl een lange, teedere blik haar oogen zocht. Zij, ze heeft het aan vaard, dit symbolisch geschenk, en ze weet, dat dit een belofte is, een belofte voor het leven. Maar even later schrikt zij op. De groepen aan de onderzijde van de tafel hebben zich verplaatst en daar ziet ze hem, den jongen man, den driesten onbekende van hedenmorgen. Van heel uit de vette vestigen zijn oogen zich op haar Zij her stelt zich en, tot kalmte gekomen, vraagt zij den marktgraaf of hij wellicht al die jaarlijks organisecren van een concours- hippique, ten doel stelt. Voorzitter van het voorloopig comité is de Burgemeester J. J. M. Wiegman, secre taris de heer J. M. Kolff en penning meester de heer H. Brouwer. Voorts hebben daarin zitting mevr. H. A. Crommelin en de heeren D. van Weel Dz'n.. J. W. van Rees, dr. H. L M. van Schaik en Ph J. Graaf van Zuylen van NVnV^een dezer dagen in „Kasteel Oud- Wassenaar" te houden bijeenkomst zal de vereeniging worden opgericht. Het ligt voorts in de bedoeling reeds in dit iaar - zoo mogelijk op Zondag 16 Juli a.s êen concours-hippique te organiseeren op bet mooie landg«»ed Duinrell. o ZEVENHOVEN. Brandje. In de keuken van mej. W sloeg de a in een pan met vet. waardoor brand stond. De politie wist het vuur met een slang op de waterleiding te bedwingen Verzekering dekt de schade. haar onbekende figuren onder aan den disch kent Hij licht haar in: het ziin zijn gevolg, betrouwbare dienaren, die ook haar trouw zullen dienen Zij verneemt, dat de onbekende van dien morgen kolonel Theo- door von Croll is. De markgraaf «aar- deert hem „een goed dBnaaf, vroolijk van geest, dapper, bedachtzaam", luidt zijn oordeel .Later, na den maaltijd, wentct hij zijn dienaar tot zich en, zich tot Maria Belgica wendende, zegt hij; „Uwe Genade gunne mij het genoegen te zien, Jat zij welwillend kolonel Theodoor von Croll bejegene, die voor mij een goed dienaar is, en dit, daarvan ben ik zeKer, ook zal zfjn voor de markgravin van Baden-Durlach. Het is een moeilijk uogenblik voor de prinses. Zonder te glimlachen, hooghartig, ontmoet zij zijn blik en koud klinkt haar stem: „Zoo moge het zijn. rk reken op de volkomen onderdanigheid van mijnheer von Croll". Kolonel von Croll begreep dc beteekenis dier woorden. Het verschil was groot tus- schen het „kameniertje" van dien morgen en de prinses van Portugal, verloofde van zijn meester, van dien avond. Met kiesch- hèid, bescheiden naar het uiterlijk, trok hij zich zooveel mogelijk terug uit de nabijheid der hooge bruid. Maar de ver lovingstijd duurde ^enige weken Of zij uilden of niet, de twee, die de herinne ring hadden aan een kort oogenblik van dolle jeugd, moesten elkaar herhaaldelijk ontmoeten. Je omstandigheden dwongen er toe. Daaraan moest een einde Komen. Het was voor de bruid te pijnlijk. Zij zag het onhoudbare, het onzuivere in den toestand. „Kolonel, ik wil u spreken!" zoo klonk haar gebiedende stem. toen zij in het park hem tegenkwam. Hij is verrast, eenigszins bedremmeld en volgt haar naar een bank, waarop zij zich nederzet, ter wijl hij eerbiedig blijft staan. „Luister naar mij. Ziehier wat ik wensch. Uw tegenwoordigheid te Prangins is pijnlijk voor mij zoowel als voor u. U moet vertrekken. Von Croll, den hoed in de hand, buigt diep ten teeken van gehoorzaamheid Hij zwijgt. „Ik wil ii recht doen wedervaren, ver volgt zij. Ik erken, dat u zich als een man van eer hebt gedragen sedert. sedert die dwaze ontmoeting... Maar u begrijpt, dat het mij onaangenaam is, u te zien U herinnert mij aan de dwaasheid waarvan ik de grootste schuld draag, want u wist niet.u kende mij niet, u. Ze had haar oogen afgewend Nu staat zij op, ze wil heengaan, Maar dan ont moeten hun blikken elkaar en beider wil zakt inéén. Een drang, dien zij niet bij machte zijn te weerstaan, werpt hen in eikaars armen en in een roes van jongen hartstocht geeft zij haar lippen en zoekt zij de zijne. Dat is voor haar beslissend. Haar op rechtheid, haar fiere natuur dulden geen compromis. Zij heeft opgehouden de ver loofde te ziin van den markgraaf van Baden-Durlacn. Zij zal ziin de vrouw van kolonel von Croll. Moeilijke dagen breken nu aan voor Maria Belgica; haar besluit is genomen, maar hoe zwaar valt het daarnaar te han delen! Haar moeder, ziekelijk, bedlegerig sedert de inspanning van de „presentatie' wijst reeds de eerste schuchtere poging van de dochter om de verloving aan Kritiek te onderwerpen en het huwelijk met den markgraaf uit te stellen, beslist af. Dit huwelijk met een ernstig geloovig man heeft het ware fundament voor het geluk van haar kind. Al het andere is illusie, die vergaat Zoekt haar dochter de be koring en de omwikkelende taal van een jongen wereldling, zij wete dan, dat juist daardoor haar moeder zoo geleden heelt. En haar vorstelijke verloofde? Hij heeft haar innig lief. onder den uiterlijken ernst, die weinig woorden, weinig blikken, weinig gebaren toelaat, is hij vol bewondering, vol teederheid voor* haar. Hij bespeurt weldra, dat er iets is, wat haar kwelt en hij spreekt haar van zijn toewijding, groot, onbegrensd. Dat is het oogenblik voor Marie Belgica. Zij stelt hem de vraag: „En zoo ik een beroep deed op die toe wijding? Zoo ik nu, terstdnd, u het grootste aller offers vroeg te brengen?" Dan bidt zij hem, afstand van haar te doen. Eén oogenblik meent hij met een spel, een wreedaardig spel te doen te hebben, maar snikkend biecht zij hem haar ge heim en haar marteling, de liefde voor von Croll. En deze ernstige man heeft den heldhaftigen moed en het nobele karakter, het hoofd te buigen en te zeggen: „Mijn leven behoort u. Beveel Zijn woord is niet IJdel. Hij zal haar „voortaan in Christus liefhebben als een geliefde zuster. Al de haren, ook de man, die zij zal huwen, - uilen op zijn bescher ming kunnen rekenen. Zij moet gelukkig zijn. Wat er ook gebeure, tot aan zijn dood behoort zijn leven haar". Zijn moeilijke taak begint terstond. Hij zal haar pleitbezorger zijn bij de moeder. In een brief ziet hij af van de hand der dochter. Hij had begrepen, niet bij haar te passen. Zij heeft danspraak op een anderen echtgenoot, die haar leven vroolijkheid en jeugd kan schenken. Doch zijn broederlijke vriendschap bewaart hij haar, zoolang hij leeft. Hij verlaat Zwitser land denzelfden dag. Dat schrijven is een orkaan, die de hoog opgebouwde plannen van Emilie van Nas sau inéén doet storten. Haar dochter, zoo meent zij, heeft den verloofde gekwetst door haar koele houding. Maria Belgica stort nu haar hart uit, haar blijdschap over de herwonnen vrijheid, haar vrijheid tevens om den man te huwen, dien zij ljefheeftri; „Naar wlen dan?" vraagt de moeder. „Kolonel Theodoor von Croll". Een hevige scène volgt Die liefde is eene krankzinnigheid, zij vernedert haar kind, zegt Emilie. Een von Croll, dienaar van den markgraaf, dingen naar de band eeuer prinses van Portugal! Met al wat zij kan zal zij zich er tegen verzetten. Nu herinnert Maria Belgica baar moeder aan haar eigen jeugd, toen zij voor haar jonge liefde allen en alles trotseerde. „In de liefde zoek ik mijn troost en mijn belooning. Ik doe, zooals gij deedt". Dat is te kras voor Emilie eD zij barst uit: Neen, niet als ik. Ik aanvaardde- alles, ellende en vijandschap, voor een man, wiens liefde mij verhief. Don Emma- vn. een liefhebbend zoon. In één der beste juwelierszaken van Am sterdam vervoegde zich op een morgen een net gekleed jongmensch, dat zich een zekere houding wist te geven, zooveel, dat de eigenaar der zaak, die uit hoofde «an zijn beroep niet al te gauw vertrouwen schenkt, hem niet wantrouwend tegemoet trad. De jonge man vroeg een gouden horloge met ketting te mogen zien, maar een goed soort, want het was bestemd als geschenk voor zijn vader bij gelegenheid van diens jubileum als burgemeester. De winkelier liet eenlge van de ge vraagde artikelen zien en noemde de prij zen. Het duurste stond den kooper wel aan, maar de prijs ging nog al ver uit boven het bedrag, dat hij gedacht had te zullen besteden; hij bekeek een paar goed- koopere, wikte en woog, kon niet zoo gauw besluiten. En passant vertelde hij, dat hij officier was bij het leger en dat de trak tementen daar ook al niet zoo schitterend waren, zoodat hij al niet kon. zooals hij wel zou willen. „Was dit de uiterste prijs?" Nu, 't was natuurlijk de vastgestelde prijs, maar er was toch nog over te praten; een klant, die niet direct toehapt, is altijd de slechtste niet Enfin, na wat over en weer gepraat werd men het eens over een stel van een tweehonderd vijftig gulden. De luitenant zei, dat hij het den volgenden dag zou halen, wani hij moest wat geld losmaken. Hij zou het bedrag per postwis sel toezenden en dan zou hij wel iemand sturen, of hij zou zelf komen, om daarna het gekochte te halen: hij gaf een visite kaartje af. dat een heel goeden naam vermeldde en vertrok met het verzoek horloge en ketting in een net étui af te leveren. De winkelier had wel liever direct de zaak afgehandeld, want nu moest hij nog maar afwachten of de klant terug zou komen, maar ja, je kan daar slecht op aandringen en bovendien; als hij niet terug kwam, was er nog niets verloren; aan smoesjes en uitvluchten raak je als winkelier ook gewend. Maar de burgemeesterszoon bleek geen praatjesmaker geweest te zijn, want den volgenden morgen ten tijde van de eerste postbestelling werd er een postwissel voor het overeengekomen bedrag in de bus ge vonden. Een uurtje later hield een auto voor den winkel stil, waaruit de luitenant altijd in burgerklecdlng stapte, die informeerde, of de wissel al ontvangen was en op het bevestigend antwoord vroeg of het gekochte al was ingepakt. Dat was nog niet het geval, zoodat hij er zich nog van kon overtuigen, dat hij datgene ont ving, wat gekocht was en beide partijen namen tevreden afscheid. De luitenant, beleefd uitgeleide gedaan door den win kelier, stapte in de auto en was dra ver dwenen. Had de winkelier hem gevolgd, dan zou het zeker zijn bevreenjding hebben opge wekt te zien, dat de luitenant achtereen volgens nog drie andere juwelierszaken bezocht en daar eveneens pakjes in ont vangst nam, gelijkend op het door hem afgeleverde en wellicht was hij eenigszins ongerust geworden, want die kinderlijke genegenheid, welke vier gouden horloges met kettingen doet koopen voor vader's jubileum, is zoo buitengewoon, dat je dit van je stuk brengt. Maar de winkeliers waren geen van allen de auto gevolgd en wisten dus van elkaar niets af ze hadden hun postwissel en het geld was dus in orde, dat was de hoofdzaak. Maar toen in den loop van den dag de juweliers zich met de postwissels aan het postkantoor vervoegden, bleek het. dat er iets niet in orde was. want van de post wissels waren alleen de formulieren echt; de rest was alles fantasie, want die wissels waren nooit bij de post geweest en de bur gemeesterszoon ontpopte zich dus als een sluwe oplichter, die op de omschreven handige wijze zonder geld in liet bezit had weten te komen van vier goede gouden horloges met zware kettingen, samen voor een duizend gulden. Natuurlijk ging men naar de politie, maar doordat Amsterdam ln secties ver deeld was en de winkeliers in verschillende secties woonden, kreeg men het eigen aardige verschijnsel, dat vier afdeellngen recherche elk op haar eigen houtje zich met één geval bemoeiden en óf van de andere gevallen onkundig waren, óf uit 'n soort jalousie de métier met de andere af deellngen geen overleg wilden plegen, bang dat een ander de leiding zou nemen, Zoo'n décentrallsatie werkt nooit goed, afgezien nuel deed mij stijgen in rang. De Prinses van Oranje kon zich verbinden met den Prins van Portugal, pretendent naar den troon van zijn vader. De kleindochter van den Zwijger kan geen avonturier huwen, en. dit verklaar ik u: zij zal hem nie t h u w e n. Het antwoord van Maria Belgica is, wat we verwachten kunnen van een jonge vrouw, zoo beslist in haar optreden, zoo gewend aan zelfstandigheid: zij is meer derjarig, zij heeft het recht over zich zelf te beschikken. Bij die woorden vlamt de toorn op in Emilie: „Dan erken ik u niet meer. Ge hebt niets meer van mij ie hopen!" Koel en zakelijk komt de repliek van de dochter: „Dan zult ge mij toestaan, zelve voor mijn toekomst te zorgen en de noodige maatregelen te nemen. Ik vertrek naar Holland om de achterstallige jaarrenten, die mij toekomen, en de erfenis van mijn tante von Hohenlohe op te eischen". De moeder is verslagen. Haar dochter zal zich buigen tot een smeekbede, om hulp bij den stadhouder, die mei hen in onmin is! Dat is de laatste bittere teug, die haar wordt toegediend. God moge de straf der ontaarde kinderen van Maria Belgica keeren, in zijn groote genade.... En Maria Belgica onderneemt baar zakelijke reis naar Holland. Kolonel von Croll vertrekt naar Heidelberg, waar hij zal blijven, totdat zij te Prangins terug gekeerd zal zijn. - A. J. BOTHËNIUS BROUWER. nog van het leit, dat de een den ander al dan niet opzettelijk kan tegenwerken. Zoo herinner ik me een geval, dat ik met postdiefstalien bezig was, die ik bij me gecentraliseerd had weten te krijgen, doch door een administratief abuis, was er een gestolen poststuk aan een ander bureau terechtgekomen. Toen de recher cheur, met het onderzoek van dat geval belast, zich om Inlichtingen aan het post kantoor vervoegde, zei men hem daar, dat lk met een serie gelijksoortige zaken beelg was, dus dat hij beter deed naar mij te gaan. „Daar heb ik niets mee te maken", zei de man en hij ging op zijn eentje onder zoeken, wat tot niets leidde, maar wat mijn zaak had kunnen bederven, want toen ik den dader had gevonden, bleek mij, dat die man door bedoelden recher cheur was gehoord, maar als onschuldig heengezonden. Zoo behoeft het geen verwondering te wekken, dat van dat vlerdeellgc onderzoek naar den pseudo-lultenant niets terecht kwam en de zaken zouden opgelegd zUn by zoovele, als ik niet aan den officier van justitie verzocht sad of ik al die vier ge vallen nog eens ter hand mocht nemen, wat my graag werd toegestaan Zoodoende kreeg ik alle postwissels, die ik met elkaar kon vergelijken en kon ik de verschillende gegevens aan elkaar kop pelen. waardoor ik om te beginnen, een goed signalement van den dader kreeg, terwyi ik ook den taxi-chauffeur kon op scharrelen, die den luitenant had vervoerd en van wien ik vernam, dat hy zyn pas sagier naar het station had gebracht. Toen werden de wissels aan een nauw keurig onderzoek onderworpen, waarbij bleek, dat de vervaardiger niet zoo heel veel verstand van die dingen had, want hy had er maar op los gestempeld, maar echte poststempels waren het in geen ge val. Een verder onderzoek bracht my den man, die de stempels had vervaardigd, maar daarmee had ik den luitenant nog niet te pakken. Wie hy was of waar hy woonde, wist niemand te vertellen; het visitekaartje bracht natuuriyk ook geen uitkomst Maar toen gingen we het rytje van onze bekenden eens langs en het schrift op de wissels had een eigenaardigheid, die ons aan een Jongmensch deed denken, dat wonderwel op het verkregen signalement sloeg We gingen eens uitvisschen, waar hij woonde en toen lk op dat adres kwam, bleek hy daar eenigen tyd geleden te zyn vertrokken en die vertrektijd klopte heel aardig met den tyd, waarop de horloges waren bemachtigd. Dat was dus weer een stapje verder, maar ik schoot pas goed op, toen lk de nagelaten papieren van onzen vriend eens doorzocht Hij was nameiyk uit het huis, waar hy in pension was geweest, vertrok ken op een manier, die eenigszins aan een vlucht deed denken, want zijn bezittingen had hij achtergelaten; trouwens hij had niet gezegd, dat hy niet terug zou komen zyn boeltje eens goed doorsnuffelend, vond ik zyn handschrift en dat leek op het schrift op de wissels als twee droppels water, maar bovendien vond lk er eenige postwisselformulieren en op een daarvan was als 't ware een begin gemaakt met de vervaardiging van een valschen post wissel. Dat alles was voor ons wel bewys genoeg, dat onze vriend de gezochte was, maar nu kwam het er op aan hem te vinden In Amsterdam zat hy natuuriyk niet en daar zou hy wel niet terugkomen, omdat hy er toch geen werk had; 't was zoo'n scharre laar, die trachtte in het café- en amuse mentsbedrijf aan den kost te komen Waar zou hij heen getrokken zijn? En dan vraag je jezelf af: waar trekt iemand heen, die zich niet achtervolgd weet, maar toch wat uit de buurt wil blyven, bang dat hij iemand tegen het ïyf zal loopen, die hem herkennen kan? Ja, wat doet een hond. die by buurman 'n gebakken vischje uit de keuken heeft gegapt? Gaat hy dat in die keuken opeten of gaat hij er mee bij buurman voor de deur zitten? Weineen! Schoon hy weet, dat niemand den dief stal heeft gezien, neemt hij de beenen en tracht in zijn eigen huis te komen; daar in den tuin kan hy het vischje op zyn gemak verorberen. Dit dieriyk instinct schijnt by menschen ook te bestaan, als ze zich niet direct achtervolgd weten. Ik heb een kleinen jongen gekend, die uit de winkelladen geld wist te gappen en dan liep hy er gauw mee naar huls om de centen boven achter den poot van het ledikant te ver stoppen. Toen hy eens betrapt werd, dacht hij: ja, nu weten ze het toch en volmondig bekende hy en verklapte de plaats waar de centen lagen. En zoo was het wel aan te nemen, dat Jefke. die uit Zuid-Limburg kwam, daar heen was getrokken; dat was flink uit de buurt en zijn familie zou 't niet vreemd vinden, als hij eens overwaaide, terwijl er, naar hy dacht, geen reden voor de politie was, om juist hem te verdenken. En een maal daar, zou hij zich wel veilig gevoelen, vooral nu er alweer eenige weken waren verloopen, zonder dat hij iets verdachts had bespeurd. We trokken dus naar Zuid-Limburg en het kostte ons geen moeite. Jefke, die zich daar zoo vrij als een vogeltje voelde en met de politie op goeden voet was, te van gen. Het ging Jefke, zooals het den kleinen jongen ging, die centen achter den poot van het ledikant verstopte; toen hij een maal door de politie gepakt was, wond hij er verder geen doekjes om, maar bekende- de horloges waren natuurlijk niet bij zün vader terecht gekomen, want hij had geen vader. Dit was nu geen geval, waarby zoo'n groote scherpzinnigheid een rol heeft ge speeld maar ik wilde dit voornamelijk vermelden om aan te toonen, dat verbrok keling van krachten bij het rechercheeren evenmin als in zooveel dingen tot goede en dat zij' die zich van een tegenstander toonen, ongelyk hebben, al kan ik een te ver door gevoerde centralisatie evenmin goedkeuren h. S2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 7