Hooien in de Wieringermeer Tweede Blad f4ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD PRINS HENDRIKDOK'' TE WATER GELATEN. Op de werf van de Scheepsbouwmaatschappij „De Nieuwe Waterweg te Schiedam had de tewaterlating plaata ran het nieuwe „Prins Hendrikdok' waarbij de doop werd verricht door Prinses Juliana. Links: het eerste gedeelte van het dok glijdt te water. Rechts: Prinses Juliana neemt de laatste beletselen weg. ARIE KNOESTER do bekende bad man, die SO jaar in dienst is bij de Maatschappij Zeebad Schcveningcn. HOOITIJD IN DE WIERINGERMEER. Het hooge gras wordt daar op Amerikaansche wijze gemaaid, waarbij gebruik gemaakt wordt van een gecombineerde tractor-maaimacliine. Een vijftal hooi-keermachines. DOUGLAS FAIRBANKS SR. EN FAIRBANKS JR. verblijven voor eenigen tijd in Londen. Zij gaan van daar uit naar Afrika voor de jacht op groot wild. "1, HEER AVENOL secretaris-gene- raal van de Economische Wereldconfe rentie bij zijn bezoek aan den Engelschen premier, in Downingstreet 10. EEN KUNSTSCHILDER aan het Schevoningsche strand bezig met het schilderen van tweo dames, die een zonnebad nemen. Vanwege de hitte werkt hij zelf in badpak. oogen, dat hem op dat oogenblik onder zoo vele verwelkomde. Onmiddellijk ont moetten zijn oogen, die glimlachten, de hare, maar overigens verraadde zijn ge zicht niets. De oude Mendoza echter, on beweeglijk in den zadel, volgde zijn blik en zag. Hoewel hij den jongen held gaarne mede lof zou hebben toegezwaaid, onder zijn bevelen had willen dienen en voor hem als de dapperste onder de dapperen had willen strijden, op dit oogenblik zou hij blij zijn geweest als Don Jan voor zijn oogen van zijn paard dood ter aarde stortte. Zonder overhaasting steeg Don Jan af en toen de Koning van het balkon ver dween, begaf hij zich naar den ingang van het paleis. Zijn figuur en houding waren zeer elegant, en hoewel hij niet klein was scheen hij langer doordat hij zoo prachtig geproportioneerd was. Het kort geknipte, rossig bruine dichte haar op zijn kleine hoofd krulde, maar liet het hooge voorhoofd vrij, terwijl het een om lijsting vormde van zijn frlssche gelaat met de beweeglijke trekken. Een heel kleine knevel legde een schaduw op zijn lip zonder den Jongensachtigen mond te verbergen; toen ter tijd droeg hij geen baard. Er lag dikwijls een glimlach om de lippen, en de mond drukte meer zorge loosheid en vroolljkheid uit den kracht. De flinkheid van het gezicht lag echter in de scherp omlijnde onderkaak, terwijl de eigenlijke uitdrukking er van voortsproot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5