Donderdag 8 Juni 1933 No. 23 Kabouter-Geschiedenis DAT WAS BIJNA! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. jkgraag, een jonge Kabouter, woonde zijn ouders en twee broertjes in een ig Kabouterhuisje midden in 't groo- bosch. Eigenlijk heette hij Vlugvoet, omdat hij soms uren kon doorbren- met niets anders dan naar de vogels bloemen te kijken, had hij den bij- n: „Kijkgraag" gekregen. Die paste ers veel meer bij hem dan Vlugvoet! Gebeurde dikwijls, dat Moeder hem een boodschap zond. Dan moest hij oorbeeld bij den Kabouterkruidenier thee, suiker of rijst halen. Dikwijls urde het als Kijkgraag met zijn schappen op den terugweg was dat deze eens neerzette, op zijn gemak ging •n en keek naar alles, wat hij om zich n zag. Nu was dit op zichzelf niet erg: mocht best eens wat uitrusten, maar was wel erg, dat dit uitrusten zóó lang rde, dat hij heelemaal vergat weer 'er te gaan! En als het eindelijk tot doordrong, dat hij moest opstappen, 6at hij maar al te dikwijls zijn tasch t boodschappen, zoodat hij met leege den thuiskwam. atuurlijk was de Moeder van Kijkgraag boos en heel boos ook. Zij had hem ■ii zeker geen geld meegegeven om met ie handen thuis te komen! Neen, dat reep Kijkgraag ook wel en hij stond eutcrd te kijken, totdat de oudere rtjes: Krulschoen en Puntmuts, het ■c!> ingingen om de verloren tasch te Kijkgraag dan wilde meegaan, zei Schoen lachend: .Blijf jij maar thuis! Je zou toch maar ens gaan zitten en vergeten, waarvoor naar het bosch gingen." n Puntmuts voegde er aan toe: .Wij weten den weg, dien je genomen bt en zullen de tasch wel vinden. Ga "ar naar ons zitten uitkijken, dan doe je naam alle eer aan!" eschaamd bleef Kijkgraag dan in de urt van hun huisje zitten Och, och, dat 1 ook nooit verstandiger werd! Zoo zat hij daar op zekeren dag weer. ,'t zonnetje scheen zoo heerlijk, maar hij wel kunnen huilen van akeligheid. Daar kwam Geelsnavel, een groote me- 1 voorbij. Kijkgraag zei hem goedendag en vroeg: „Wil je wat bij me blijven en voor me "gen, Geelsnavel?" On 't oogenblik niet!" antwoordde Geel- avel. „Ik heb geen tijd om te zingen nder verder iets uit te voeren! Mijn ouwtje is bezig vier eieren uit te broeden nu moet ik voedsel zoeken voor haar, ant ze kan natuurlijk geen oogenblik van "t nest af." Dat begreep Kijkgraag best. Geelsnavel test werken. Na een tijdje kwam Zoemer, een dikke voorbij. „Wil je wat bij me blijven en voor me "men, Zoemer?" vroeg Kijkgraag. „Op het oogenblik niet!" antwoordde "mer. „Ik heb geen tijd om te zoemen ader verder iets uit te voeren! "k Moet bnmg verzamelen en voor den winter rgen." Dat begreep Kijkgraag best. Zoemer best werken. Daar zag hij IJvertje. een mier, met een sje voorbijkomen. Dat zoo'n takje niet zwaar was voor zoo'n klein dier! „Wil Je wat bij me blijven en uitrus ten?" vroeg Kijkgraag. „Op het oogenblik niet!" antwoordde IJvertje. „Onze mierenhoop wordt ver groot en ik moet natuurlijk daaraan mee helpen. 'k Heb nu geen tijd om uit te rus ten en te zitten kiiken!" Dat begreep Kijkgraag best. IJvertje moest werken. Steeds was het 't zelfde Hoe verschil lend de antwoorden, welke Kijkgraag kreeg, ook waren, ze kwamen toch eigen lijk allemaal op hetzelfde neer: niemand had tijd om te zitten kijken! Allen moes ten werken! Alleen hij. Kijkgraag, voerde niets uit. En hij was toch zoo vreeselijk groot en sterk in vergelijking met Geel snavel. Zoemer en IJvertje! Moest hij dan eigenlijk niet veel harder werken dan zij?! En hij zat maar te kij ken enniets te doen! Hij schaamde zich nu zóó, dat een traan langs zijn neus biggelde. Juist boende hij zijn oogen eens flink uit. toener plot seling, twee Kabouternages aankwamen. Maar dan was Koning Langhaard niet ver! En werkelijk! Daar achter de strui ken! trad hij te voorschijn, gevolgd door nog zes pages! Koning Langhaard scheen regelrecht op hem, Kijkgraag, af te komen en voor de laatste eigenlijk wist. wat er gebeurde, had de Koning halt gemaakt. Twee pages zet ten een grooten. witten paddenstoel op den grond en Koning Langhaard ging op een reusachtigen denne-appel zitten. De paddenstoel was zijn troon. Hij wenkte Kijkgraag naderbij. Natuur lijk gehoorzaamde Kijkgraag, al durfde hij niet te dicht bij den Koning komen. „Heb jij niets te doen?" vroeg de Kabou- tervorst. Onder horten en stooten vertelde Kijk graag nu, wat er gebeurd was. 't Viel hem niet gemakkelijk alles onder woorden te brengen, maar al was hij dan lui en zelfs heel lui! eerlijk was hij toch ook en hij zocht geen uitvluchten. „Zoo! zoo!" zei Koning Langhaard ein delijk, toen hij alles aangehoord had. „t Is niet veel moois, wat je te vertel len hebt!" Neen, dat wist Kijkgraag maar al te goed. „En wil je je leven beteren?" vroeg de Kabouterkoning nu. Kijkgraag knikte zóó hard, terwijl hij: „Ja, Koning Langhaard", zei, datzijn bol bijna van zijn romp af tuimelde. De Koning zag, dat het den kleinen Ka bouter ernst was en ging voort: „Goed! Maar ik wil zelf zien, of je woord houdt en je dagelijks gadeslaan. Vanaf dit oogenblik ben je mijn page, maar o wee! als je weer in je oude fout vervalt!" M mag ik eerst even Vader en Moe der goeiendag zeggen?" waagde Kijkgraag het te vragen. Nee, dat mag niet! Je moet niet verge ten, dat het een straf is!" zei Koning Langhaard streng. jZe ze zullen zoo ongerust zijn!" snikte Kijkgraag. Maak je daarover niet bezorgd", zei de Koning Ik zend onmiddellijk een page naar ie liuis om je ouders van je verblijf op de hoozte te brengen". „Maar ik wou Vader en Moeder liever zelf goeiendaz zeggen" waagde Kijkgraag ".Lieverkoekjes worden niet gebakken! zei de Kabouterkoning. ..Zoodra ik zie dat ie je gebrek afgeleerd hebt, mag Je weer Vader Muis zat op den grond. At zijn buikje dik en rond En hij zuchtte. „Wat een ramp! Als "k oo? meer eet krijg ik kramp. Och. och wat is dat een kruis. Dat het buikje van een muls Zoo gauw dik en rond kan zijn.... En die kaas is iuist zoo fijn! Toen hij zoo te zuchten zat Kwam Minet de zwarte kat, Zachtjes, zachtjes naderbij Dacht: Dat muisje is voor mij! Nog een stapje nu een sprong Hè ze smakt'al met de tong.... Maar die slimme Vader Muis Dacht Wat is dat voor eedruisch?! Rrrten hij verdween pardoes Uit de oogen van de noes! M. HOEKENDIJK (Nadruk verboden). naar huis gaan. 't Hangt dus heelemaal van jezelf af." Kijkzraag begreep maar a! te goed dat er niets te veranderen viel aan het Ko ninklijk Besluit en hij het verstandigste deed met zich in het onvermijdelijke te schikken. Lang tijd om daarover na te denken had hij echter niet want reeds was de Koning opgestaan en werd het Kabouter tje opgedragen den paddenstoel-troon op zijn schouders te nemen. Eerst dacht Kijkgraag dat die niet zoo heel zwaar was maar 't viel hem na een tijdje toch niet mee en wat was het een eind naar 't Paleis van den Koning! En nu kon hij niet aan den kant van den weg gaan zitten kijke! Toch kwam hij eindelijk in het Konink lijk Paleis aan en men wees hem zijn kamertje. Nu mocht hij slapen en voor het eerst in zijn leven ondervond hij dat het na ge- danen arbeid goed rusten is. Toen hij eindelijk wakker werd. moest hij zich eerst eens heel goed de oogen uit wrijven om te weten waar hii was Maar langzamerhand bezon het toch tot hem door te dringen dat hli zich als oaee in het Paleis van den Koning bevond En kijk! Op een stoel vóór zijn bed lagen do mooiste pagekleeren. die hij ooit gezien had! Vlug stond hij op. wascht zich en kleed de zich aan. Al vond hii 't dan eizenliik heelemaal geen straf paee van Koning Langhaard te zijn. hij wilde toch zorgen, dat hij spoedig weer naar Vader en Moe der terug mocht Vooral in de eerste dagen viel 't hem dlkwiils zwaar niet in zijn oude fout te vervallen, maar hli spande al ziin krach ten in om die te overwinnen enna veertien dagen werd hij door den Kabou terkoning als oage ontslagen. Vlug lieo hij toen naar Vader en Moe der Of die blii waren dat hij terug was! .En nu noemen wij hem nooit meer „Kijkzraag" maar weer ..Vlugvoet" zei Vader. Vlu^voet zorvd*» wel dat hf1 ziln leell]- ken biinaam vooreroed verloren had. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 11