ËmSEZSÜEB Jaargang Woensdag 24 Mei 1933 No. 21 HET MES MADELIEFJES. mm door DE I.TT.T.E HOGERWAARD. IH. (Slot) fccnen had Wim geducht het land. den vorigen dag zijn mes had |ulen. had nij zichzelf op dat oogen rekenschap gegeven van het- deed. 't Was net, alsof zijn voet In hem om! het mes naar Jaap hopt had. Alles was zoo vlug ge- pat hij heelemaal niet over zijn ad kunnen nadenken en het lee- |van dan ook niet tot hem doorge was. I toen meneer van Vliet Jaap straf- (pgegeven had en weer voor de klas llrong het tot Wim door, wat er ge pas. Maar nu was het te laat! hnkt had Wim de lippen op elkaar toen hij plotseling bijna hoor- velde: „te laat!" knd had echter iets verstaan. De Ijzer stond te ver van hem af en ln zijn buurt ook Jaap te zeer door hun sommen in be nomen te worden om iets op te s'aakte er echter wel voor zich niet bden, al scheen het onophoudelijk Ihoofd te hameren: pat! te laat!" :t werkelijk te laat? raag drong zich met alle geweld op. Zij liet hem niet met rust, |iep-in voelde hij maar al te goed, niet te laat was, al wilde hij dit niet bekennen en trachtte hij |js te maken, dat het werkelijk te al deed hij ook nog zoo zijn best gedrag goed te praten, zijn gevoel mid ging er niet door op de vlucht, ideel: het begon steeds duidelijker te spreken. ;tig zat hij in de bank te schui- durfde slechts met één oog naar gluren, die nog altijd in zijn som- rdiept scheen. Zou Jaap iets ge- hebben? Heimelijk hoopte hij van maakte alles immers veel eenvou- ls hij 't niet snapte! Even later hij echter weer dat Jaap het toch had, ja, er zelfs iets van zeggen moesten het na schooltijd dan iltvechtenAlles was beter dan deze 'heid. toen de bel gegaan was, bezat hij let den moed om het eerlijk aan te biechten. De woorden wilden over de lippen komen en hij liep naar huis. nog vóór de anderen nabetrachting over de proef- klaar waren. Hij durfde zijn buur- onder de oogen komen, want 'oei van schaamte, dat hij eerst le kracht teruggedreven had, won :r hoe meer veld. g, dat het Woensdagmiddag was Jaap dus uit den weg blijven kon. op straat Jaap of een van diens es tegen te komen, bleef hij maar n huis hangen. Moeder verwon- Jeh over het feit, dat hij den tuin op te knappen, daar hij gewoonlijk se bezigheid aangespoord moest Toen hij tegen vier uur echter binnen kwam om een kopje thee te halen, zag zij onmiddellijk, dat er wat aan haperde. Maar zij las ook op zijn gezicht, dat hij 't nog niet met zichzelf uitgevoch ten had en begreep, dat het oogenbiik nog niet aangebroken was, waarin hij haar deelgenoot maken zou van hetgeen hem bezig hield. Wim vocht altijd alles 't liefst zelf uit. Aan tafel prees Vader zijn zoon naar aanleiding van den keurigen tuin. Dat de kleur, die de jongen kreeg, niet door het pluimpje kwam. begreep Moeder maar al te goed. Dien avond leerde hij ook zijn lessen. Hij ging bijtijds naar bed. in de hoop in den slaap eindelijk van dat ellendige gevoel van schuld verlost te worden. Maar al had hij den geheelen middag in de buitenlucht gewerkt de slaap liet op zich wachten. Onrustig gooide hij zich telkens om. Als hij nu eens in tien mi nuten niet aan het gebeurde dacht, zou hij toch wel in slaap vallen Hoe hij echter ook zijn best deed aan allerlei andere dingen te denken, telkens weer gingen zijn gedachten naar zijn mes en wat daarmee in verband stond. Dat hij het eenigen tijd zou moeten missen, was het ergste niet! Hij zou 't wel een heel jaar willen en duizend strafregels schrij ven. als hij Jaap maar niet in 't geval be trokken had! Als hij Waarom was hij voor of na tafel niet even naar meneer van Vliet gegaan om hem te vertellen, hoe de vork aan den steel zat? Nu had Jaap zijn strafregels natuurlijk af en was het dus te laat! Zou hii dan maar niets zeggen ziin mes op offeren och, wat kon dat mes hem nu nog schelen! en de zaak laten, zooals zij was? Zou Jaap werkeliik meenen dat het zijn mes was? Misschien had hij zijn eigen mes wel zonder dat hij 't wist ver loren en zou hij nas tot de ontdekking komen, dat het zijn mes niet was. wan neer meneer van Vliet het hem teruggaf. Dat enu nog wel een noosie duren. Toen Wim eindelijk in slaap viel, droomde hij van me.ssen. die dreigend op hem afkwamen. Hij droomde, dat het zijn mes niet was en de zaak zich juist an dersom had toegedragen. Jaap hem dus onrechtvaardig strafregels had laten op- loopen. In zijn slaap balde hij zijn vuist. Dat zou hij 'm betaald zetten! Laf en valsch was het van Jaap hem er in te laten loonen! Toen hij wakker werd. wreef hij zich eens goed de oogen uit. Hoe zat het nu? Was het ziin mes niet en had hii strafre gels opgekregen of was het andersom? En hij wist: het was andersom. Laf en valsch was hij, Wim de Bont. Het zweet brak hem van alle kanten uit. ..Laf en valsch! Laf en valsch!" scheen alles in ziin kamertje te roepen. En 't was nog lang geen tijd om op te staan Plotseling wist Wim. wat hij doen zou; hii zou vóór schooltijd naar meneer van Vliet gaan en alles eerlijk bekennen. Er mocht dan van komen wat wilde! Alles, alles was beter dan dit gevoel van wroe ging! Nadat hij eindelijk een besluit genomen had viel hij opnieuw in slaap om pas wakker te worden, toen zijn wekker rate lend afliep. Onmiddellijk herinnerde Wim zich zijn voornemen. Als een berg zag hij er teren op naar meneer Van Vliet te gaan. maar het moest! De dagen worden langer. Kom mee naar buiten, kind! We doen, wie er het eerste Een madeliefje vindt. Die lieve, kleine bloempjes, Ze brengen ons de Lent' En zijn juist door hun eenvoud Bij Oud en Jong bekend. Ze lijken op de zon heusch: Hun hartje is van goud. Zou 't daardoor, denk je, komen, Dat ieder van hen houdt? CARLA HOOO. (Nadruk verboden). Toen Jaap na zijn gesprek met meneer Van Vliet weer op het Schoolplein ver schenen was, liep Wim haastig naar bin nen Voor den tweeden keer dien morgen keek de onderwijzer verbaasd op toen hij een jon°">n hoorde binnenkomen. Uit de geheele houding van Wim merk te hii echter dat hii waarschiinliik de op lossing van het raadsel hooren zou. Nu Wim al was het dan ook na veel moeite en strijd den goeden weg ge kozen had zei hij zonder omwegen de waarheid. Meneer Van Vliet, die wel begreep hoe veel het den jongen gekost moest hebben deze overwinning op zichzelf te behalen, kwam hem tegemoet en maakte 't hem gemakkelijk ziin schuld te bekennen. Hij zei zelfs: Ik geloof. Wim dat je jezelf al genoeg narigheid op den hals gehaald hebt en zal je dus maar geen strafregels opgeven. Het mes kun je na vieren komen halen". Als een andere jongen kwam Wim de school weer uit. Hij zocht Jaap op en zei: „Ik heb meneer Van Vliet verteld dat 't mijn mes was. Jaap. Wees er maar niet boos om, dat ik 't niet dadelijk gezegd heb". „Papperlapap!" aei Jaap. ,,'k Ben 't al lang weer vergeten, hoor!" „Maar ik niet!" riep Wim ernstig uit. Die Jaao was toch een bovenste beste dat hij het zóó opvatte! Dat vond meneer Van Vliet ook en om te toonen hoe hit Jaaos goede daad wilde beloonen deed hij het Hoofd nauwkeurig verslag van het gebeurde om daarna in overleg met hem Jaao de gelegenheid te geven zijn oroefsommen het waren na tuurlijk andere, maar niet minder moei lijke! over te maken. Jaap bracht er wonder boven won der! voor ziin doen aardig wat van terecht en het deed zoowel het Hoofd als meneer Van Vliet oprecht genoegen dat zij hem nog net konden laten overgaan. Toen Jaap dit hoorde was hij in de wolken Zoo had alles zich nog ten goede gekeerd 1 Wim de Bont en Piet Vettkamp waren de ©enigen, die bleven zitten maar van hen had niemand eigenlijk iets anders verwacht. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 15