Bouw van een brug over de Waal - Boekon op den brandstapel
t
De roode Vulpenhouder
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
MSr*-"' v
iSHwa1
FEUILLETON.
2?'
Brugbouw over de Waal
De eerste bouwput in de rivier is ge
reed. Op den voorgrond de tweede
bouwput, in de winterbedding, in
wording.
Boeken op den brandstapel.
De actie tegen den on-Duits ohen geest. Het verbranden der door de studenten verzamelde boeken op de Opcrnplata
te Berlijn. Studenten gooien boeken in den vuurgloed.
f n 1L0P De Bergen op Zoomsche Jachtverecniging besloot het seizoen met een vossenjacht in de vallei Molen..
TE BERLIJN - i. volt»**»
baron G. W. de Vos van Steenwijk. Hollandsche ge- tusschen nat.-soc. en Joodsche stu-
zantschapssecretaris aldaar en barones Ursula von
Richthof en.
denten. De studenten moesten door de
ramen vluchten.
158)
Geautoriseerde vertaling naar
het Engelsch van Molly Thynne,
door A. W. v. E.—v. R.
I Het was dus Kean's werk! Kean, die
Jcyre verzocht had er Grey bulten te hou
den, om den boel niet in de war te sturen!
HOOFDSTUK XIX.
Op weg naar miss Allen Uep Fay re bij
Jtoan's huis ln Westminster aan, waar de
butler hem verzekerde, dat de verbetering
Jn lary Kean's toestand aanhield. Die def
tige bediende had zijn gewone manleren
Weer teruggekregen en leek een heel
ander persoon dan de onthutste en zeer
menschelijke man, die Fayre voor een spe
cialist van Harley Street had gehouden,
den avond, toen zijn meesteres ziek was
geworden Fayre, die voor het eerst zijn
aangeboren verwaandheid zag. begreep
noe grooi toen zijn droefheid moest zijn
geweest, en mocht er hem des te liever om.
I. ;°9rdat hij zich naar miss Allen's hotel
pegaf, ging hij bij een bloemist binnen en
«stelde een grootea ruiker tloemen voor
lady Kean. Aan hun ouden tijd op het
land denkende, nam hij eenvoudige veld
bloemen, die hij liever had dan de zwoel-
geurende kasbloemen, die de verkoopster
hem wilde opdringen. Hij had het idee.
dat die haar pleizier zouden doen, en hij
wist, dat zij zou begrijpen en waardeeren,
waarom hij er toe gekomen was, die te
I kiezen. Hij voegde er een kort briefje bij,
met zijn wenschen voor haar spoedig her
stel en kocht daarna, in een plotselinge
opwelling, een andere, kleine bos, die hij
I meenam.
Wat verlegen bood hij zijn geschenk aan
miss Allen aan. Hij bedacht, dat het lang
geleden was, sinds hij dergelijke dingen
gedaan had, en het geschenk scheen er op
een of andere manier den nadruk op te
leggen, dat noch hij. noch degene, voor
i wie het bestemd was, meer in hun eerste
jeugd waren. Maar miss Allen was niet
zoo overdreven gevoelig en toonde duide
lijk haar oprechte blijdschap. Zij belde
om vazen en schikte de bloemen zelf met
de waardeerende zorg van Iemand, die er
werkelijk van houdt. Fayre keek naar
haar, terwijl zij door de leelijke hotel
kamer liep en kwam tot de overtuiging,
dat Graycross een prettig huis moest zijn
om te bewonen, en zijn eigenares een
hoogst aangename gastvrouw.
Zij was juist met de laatste bloemen
bezig, toen de thee werd binnengebracht.
„Wilt u inschenken, mr. Fayre?" vroeg
zij op haar besliste manier. „Veel melk en
geen suiker voor mij, ais het u blieft."
Zij verdween in de aangrenzende kamer
met de handen vol papieren en oude bla
deren, en kwam terug met een groote
bruine doos.
„Na de thee zullen we dit eens bekijken,"
zei ze, terwijl zij plaats nam en de resul
taten van haar werk bekeek. „Och, wat
ziet de kamer er nu heel anders uitDeze
bloemen doen echt aan buiten denken. U
hebt Londen uit het venster gejaagd, mr.
Fayre!"
„Zoo gemakkelijk is Londen niet te ver
drijven, vrees ik. Ik snek er naar om er
vandaan te komen. Het is een goede stad
voor jonge menschen, maar voor men-
schen als ik is ze wat overstelpend druk.
Zooveel uit den ouden tijd schijnt ver
dwenen, en het leven schijnt in dien kor-
tijd verbazend rusteloos te zijn geworden.
Ik geef toe, dat het gedeeltelijk door het
contrast komt. De Oost is ruimoerig. maar
men doet er alles op zijn gemak. Ik kan
mij niet vlug meer bewegen."
Zij knikte begrijpend
„Ik weet, wat u bedoelt. Het gaat mij
net zoo. Ik heb mijn leven tusschen plan
ten en dieren door gebracht, en ik begin
nu te begrijpen, hoe langzaam en zeker de
natuur voortgang maakt. Al het andere
schijnt tegenwoordig allesbehalve lang
zaam te gaan; en ontstellend onzeker. Zoo
voel ik het tenminste, maar ik heb van
daag Piccadilly ook minstens een half
dozijn keeren overgestoken, en het ver
wondert me, dat ik nog leef. Zoodra ik hier
klaar ben met mijn zaken, ga ik naar huis
terug. Wat zijn uw plannen, nu u voorgoed
in Engeland terug bent?"
„Mijn ideaal is een klein plaatsje ergens
buiten, juist groot genoeg om er eenige
vrienden te kunnen logeeren en een stuk
of wat honden te houden. Als het kan, nu
en dan wat te visschen. Dan onderhoud ik
mijn tuin en schrijf een somber bock over
Indië."
„Zult u zich dan niet eenzaam voelen?"
„Voelt u zich eenzaam?" kaatste Fayre
terug.
Zij lachte.
„Neen, dat moet ik erkennen, maar u
moet bedenken, dat ik een klein dorpje
bij de hand heb, en ik zit in alle mogelijke
wonderlijke kleine plaatselijke comité's en
dergelijke dingen. U voelt er niets voor om
den steun en toeverlaat van den vicaris
te worden, veronderstel ik."
„Niet precies, maar ik twijfel er niet
aan, dat de menschenvrienden in de buurt
iets voor mij te doen zullen vinden. Ik
heb nog nooit iemand ontmoet, die daar
aan ontkwam."
„O, die zullen u wel vinden." stemde
miss Allen vroolijk toe. „Toen ik Grey cross
kocht, zoo lang geleden, dat ik er maar
liever niet aan denk, maakte ik een aar
dig programma voor mijzeif op. 's Winters
op vossenjacht gaan en 's zomers tuinie
ren en tennissen. Ik zag mijzelf langzaam
naar een gezonde, vriendelijke zelfzuch
tige ouderdom drijven, maar voordat ik er
een jaar was, hadden de plaatselijke be
moeiallen mij al te pakken. En u bent ge
makkelijker te vangen dan ikl"
„Daar ben ik nog zoo zeker niet van!"
verklaarde Fayre streng.
„Ik wel. U behoort tot degenen, die geen
kind kunnen zien vallen, zonder de straat
over te steken en het op te rapen. U zult
geen kans hebben!"
Fayre bloosde, toen hij den schalkschen
glans van haar oogen zag.
„Kijk maar eens," ging zij onbarmhar
tig voort. „Hoe lang bent u nu al terug?"
„Ongeveer drie maanden," antwoordde
hij zachtzinnig.
„En u zit al tot over de ooren in die
zaak van John Leslie! En zoodra dat voor
bij is, vindt u wel weer iemand anders, die
in moeilijkheden zit!"
„Dat is geen opwekkend vooruitzicht
voor iemand, die terug is gekomen om
welverdiende rust te genieten," wierp hij
tegen.
„Dat is het noodlot van alle menschen,
die met aan het een of ander gebonden
zijn," verzekerde zij hem levendig „Weet
u niet, dat de oude vrijster en de jong
gezel aan de genade van hun vrienden
zijn overgeleverd? Ik spreek uit persoon
lijke ondervinding!"
„En u geniet er voortdurend van!" viel
Fayre in.
Nu was het miss Allen's beurt om te
blozen.
„Wel, het houdt mij bezig, en het weer
houdt mij misschien een zelfzuchtige,
twistzieke oude vrouw te worden."
(Wordt vervolgd),,