WILLEM VAN ORANJE
„ICH WILL NICHT WISSEN
WER DU BIST"
door prof. dr. h. t. colenbrander.
Tandaanslag
is gevaarlijk!
74,le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 13 April 1933
Vierde Blad
No. 22414
1533—1567.
ra.
MARTHA EGGERTH.
PRINS WILLEM I
naar het door Adriaan Thomasz Key geschilderde
portret in het Mauritshuls te 's Gravenhage.
15721577,
•1 In de jaren tusschen Oranje's komst te
Enkhuizen (20 October 1572) en zijn ver
trek naar Brussel in September 1577 ver-
loopen, is de grond tot het bestaan der
protestantsche mogendheid Holland ge
legd, een mogendheid, die haar sterk spre
kende individualiteit niet weer aan de ge
neraliteit, waaruit zij zich afgescheiden
heelt, zal willen verliezen, en wier voort
bestaan In eigen karakter zich met dat
der generaliteit niet blijkt te verdragen.
Zij zal blijken wel veroveringen te kun
nen maken op de generaliteit, maar niet
meer in deze te kunnen opgaan. Om Hol
land en Zeeland ais kern zal zich een
Noordnederlandsch nationaal leven groe-
eren, terwijl het Zuiden achterblijft in
en vooralsnog vertwijfelden staat: een
besnoeid, geschonden, in zijn ontwikkeling
gestuit Bourgondië, dat evenwel toch één
gebleven is in trouw aan het katholieke
geloof en aan den katholieken landsheer.
De opgestane gewesten hadden van den
aanvang af dit vóór, dat zij krachtens
haar ligging op de trouw geblevene een
zwaren economischen druk konden uit
oefenen, zonder dat haar eigen dagc-
lijksch bedrijf door Alva, die daartoe te
weinig scheepsmacht bezat, kon worden
stilgelegd. Doordat het achterland voor
allerlei behoeften van Holland en Zeeland
afhankelijk was. konden deze gewesten
den handel den oorlog doen betalen. Am
sterdam en Antwerpen blokkeerend, nood
zaakten zij de koopers zich op nieuwe
markten, in Zeeland, aan den Maasmond,
in Holland's Noorderkwartier te voorzien.
Stipte orde op die markt en stipte orde in
de financiën waren noodzakelijk: aan het
geuzenbewind der eerste maanden werd
zoo spoedig mogelijk een einde gemaakt.
De regeering was in handen van wie bij
orde en veiligheid onmiddellijk Belang
hadden: den Hollandschen handelsstand
zelf. Zelf belastten zich deze burgers veel
zwaarder dan zij hadden willen gedoogen,
dat AIva het hen deed. Medewerkers
stroomden toe uit de ballingen: niet de
Hollandsche alleen, maar ook uit die der
Vlaamsch-Brabantsche en Waalsche ge
westen, ja Engelschen, Schotten, Hugo-
noten. Holland en Zeeland werden de
voorpost van het strijdende protestantisme
in West-Europa: de „monarchomachen"
zien er hun ideaal in belichaamd van strijd
tegen de tyrannie in al haar vormen, ge
leid niet door den woesten hoop, maar
door een burgerlijke overheid, waaraan de
gemeente haar belangen heeft toever
trouwd en waaraan zij gehoorzaamheid
verschuldigd is. Vorstendienst is hier ver
vangen door dienst aan het vaderland. De
mogelijkheid van een populair bewind, dat
niet in anarchie ontaardt, mogelijkheid
door Oranje geponeerd van den eersten
dag zijner oppositie tegen Granvelle af,
wordt in zijn Holland en Zeeland zege
vierend bewezen.
De rebellenconfederatie verstevigt zich
tot een staat. Het besef hiervan komt le
vendig uit in de stichtingsoorkonde der
Leidsche universiteit, vaste steun en on
derhoud, naar de Prins het uitdrukt, dei-
vrijheid en goede regeering des lands, „een
blochuys ende bewaernisse; een onverbre
kelijke bandt der eenicheyt". Aan zware
proef was in het afgeloopen jaar dit fier
vertrouwen onderworpen, en kloek had
men die proef doorstaan. Haarlem, on
danks een verdediging zoo krachtig als
men volgens Alva zelf nooit had aan
schouwd, gevallen; viel ook Leiden en
daarmede Holland tot de Maas, dan ble
ven slechts de uiterste, van onderling ver
band verstoken kwartieren, Zeeland en
Westfriesland, den Prins over. Zijn hoop
was op een nieuwen inval van den onver-
moeiden Lodewijk gevestigd: tot Bommel
is hij toen zijn broeder tegemoet getrok
ken, dien hij niet meer zou wederzien. Hij
vermoedt reeds onheil, maar kent nog niet
den vollen omvang der ramp, wanneer een
afgezant van Requesens verschijnt met
vleiende aanbiedingen voor hem en zijn ge
slacht, als hij het land wil ruimen. Is hij
(vraagt die afgezant, Hugo Bonte) na de
Mookerheide nóg niet van de overmacht
des konings overtuigd? Heeft hij niet ge
noeg van de heerschappij in het gemeen,
waaraan hij zich heeft moeten overgeven?
Is het oogenbllk voor hem niet gekomen
op eigen rust en veiligheid bedacht te zijn?
De koning machtig? (antwoordt dan
Oranje)God is machtiger, en hij ver
trouwt, dat d i e koning voor hem zal zijn.
Het gemeen? Gij weet niet welke goede
orde Heeren Staten van Holland en Zee
land weten te stellen! Zijn rust en veilig
heid? Hij heeft genoeg geleefd en zoo hij
sterven moet, zal 't niet zijn zonder glorie
Aan zijn broeder Jan belijdt hij onderwijl:
„er had mij niet schrikkelijkers dan deze
tegenslag kunnen overkomen, maar
wij hebben het God op te geven, die ver
mag wat aan de wereld onmogelijk schijnt
en al mochten ook gij en ik te sterven ko
men, het zal nochtans zijn in de zeker
heid, dat God de Zijnen niet verlaat." Te
genover den afgezant des vijands een
mengeling van spot en ootmoed; tegen
over den vriend en broeder ootmoed al
leen; tegenover allen vastberadenheid.
Zóó is de niet-kerksche, maar religieuze
man die het stugge gemoed onzer water
landers tot liefde heeft kunnen ontvon
ken. En wat hij beraamd heeft, trouwe
dienaars zullen het uitvoeren, al wordt hij
zelf aan het ziekbed gekluisterd; naar
's Prinsen plannen wordt, door Boisot, het
veege Leiden ontzet.
Onder de zorg voor de opgestane, had
Oranje de gedachte aan de nog ver
slaafde Nederlanden geen oogenbllk ver
zuimd. Wat hij op de beroemde Staten
vergadering van Juli 1572 te Dordrecht
laat aankondigen, is niet een afzonderlijk
bestaan voor Holland en Zeeland, maar
een gemeen verbond, waarin alle provin
ciën zullen worden opgewekt zich te be
geven, en in den brief die de oprichting
ecner universiteit aanhangig maakt, laat
hij die tot geestelijk blokhuis strekken,
niet voor Holland en Zeeland alleen, maar
voor de aanpalende gewesten evenzeer. In
1576. na Requesens' dood. wanneer het
onbetaalde Spaansche krijgsvolk muit.
gaat er uit het Zuiden zelf een kreet om
bescherming en verlossing tot Oranje op.
Hij verleent die op zijn voorwaarden: vast
verbond tot verdrijving der Spanjaarden;
herstel van het onderling vrije verkeer;
godsdienstoefening op den bestaanden
voet, tot de Staten-Generaal (wier bijeee-
roeping daareven door een volksoploop te
Brussel, niet zonder toedoen van den
Prins, is afgedwongen) er anders in zul
len hebben voorzien; in afwachting daar
van alle plakkaten tegen de ketterij ge
schorst; Oranje behoudt de hooge over
heid over Holland en Zeeland, tot de
Staten-Generaal ook hierop orde zullen
hebben gesteld. Hij hoopt die Staten-Ge
neraal tot besluiten in den geest der vrij
heid en verdraagzaamheid te kunnen be
werken en wil dan. maar ook dan alleen,
den rebellenstaat in de generaliteit doen
doen opgaan.
De Pacificatie van Gent stelt meer
vragen dan zij er oplost. Alles blijft nog
vol tegenstelling: generaliteit en bijzon
dere hooge overheid over twee gewesten;
bevoorrechte positie van den hervormden
eeredienst hier, van den katholieken ginds
Alle principieele beslissing opgeschort,
om voor het oogenblik het verbond tot
verdrijving der Spanjaarden te kunnen tot
stand brengen.
In de Pacificatie is van den godsdienst
zoo weinig mogelijk sprake, en van den
koning in het geheel niet. De bestaande
voet, dat wil zeggen uitsluitende beoefe
ning van den hervormden eeredienst in
Holland en Zeeland, van den katholieken
eeredienst in de overige gewesten; hoe
moet nu de beslissing uitvallen der Staten
Generaal, die voor allen zal gelden? Het
verbod van geloofsvervolging, nu reeds
uitgesproken, wijst naar een beslissing in
den zin der verdraagzaamheid. Dit is
Oranje's opvatting der Pacificatie; zal zij
door het Zuiden worden overgenomen?
Wat den koning betreft, reeds in 1575 had
den de Staten van Holland met algemeene
stemmen, op die van Gouda na, een be
ginselbesluit genomen tot afzwering van
Philips. Mondeling was Oranje's gemach
tigden te Gent verzekerd, dat de Staten-
Generaal. als constituante optredend, de
toekomstige wet der Nederlanden niet met
den koning beramen, maar, als zij ge
reed was, hem voorleggen zouden, met de
vraag of hij daarop verkoos te regeeren.
Het weigerend antwoord was niet twijfel-
RECEAME.
Tandaanslag houdt bacteriën voort
durend in contact met de tanden.
Wanneer tandaanslag 1000 maal vergroot wordt,
zult U verschillende soorten levende bacteriën
aantreffen. o.a. de lacto-bacillen. Dit lijn de
bacteriën die bederf veroorzaken Zij voeden
zich met de atoompjes van voedsel, die zich
op de tanden bevinden en scheiden een lactisch
zuur af. waardoor het glazuur wordt opgelost.
Lacto-bacillen komen in onnoemelijk grootc aan
tallen voor. Tandaanslag. van Mn enkele tand
geschraapt, kan reeds millioenen levende orga
nismen bevatten.
De eenige manier om deze bacteriën te verwil
deren is eerst den tandaanslag, waarin zij leven
en zich vermenigvuldigen, te verwijderen. Tand
aanslag hecht zich aan de tanden vast en blijft
ondanks gewoon borstelen zitten. Daarom heb
ben de Pepsodcnt Laboratoria steeds hun aan
dacht geconcentreerd op die eigenschappen in
hun tandpasta, die speciaal het verwijderen van
den tandaanslag bewerken. Thans hebben zij een
nieuw en ommekeer teweegbrengend materiaal
vervaardigd om dezen tandaanslag te verwijde
ren. Het is tweemaal zoo zacht als de materialen,
die men gewoonlijk in tandpasta s aantreft, toch
heeft het een uiterst goede uitwerking, terwijl
de tanden blinkend wit worden. Neemt eens
proef met Pejssodcnt-tandjzasta en let eens op, hoe
geheel anders Uw tanden eruit zullen gaan zien I
Groote tube 0.75, dubbele tube ƒ1.25.
9144
achtig en men zou van Philips af zijn.
Ziedaar Oranje's opvatting der Pacificatie:
zou niet de tegenpartij met recht bewe
ren, dit alles uit het stuk geenszins te
kunnen lezen? En al deze vragen werden
onmiddellijk acuut, daar 3 November 1576
te Luxemburg een nieuwe landvoogd ver
schenen was, Don Jan, die om toegang
vroeg. Oranje wilde dien geweigerd heb
ben, maar buiten hem om geven thans
bij de eerste unie van Brussel de katho
lieke gewesten hun eigen uitleg der Paci
ficatie, die verklaard wordt een verbin
tenis te zijn tot handhaving van het ka
tholieke geloof en der gehoorzaamheid aan
den koning, en na het vertrek der Spaan
sche troepen wordt Don Jan metterdaad
als landvoogd erkend door de Staten-
Generaal, die intusschen hun verbintenis
hernieuwen tot handhaving van den ka
tholieken godsdienst „en toute chose et
partout"; een besluit, dat onmiddellijk de
afgevaardigden van Holland en Zeeland
de vergaderzaal doet verlaten. Nu heeft
het Zuiden zijn Don Jan. maar is het te
gelijk den vrede met het Noorden kwijt.
EEN REDDING OP 9000 MIJL AFSTAND.
Negenduizend mijl door den aether
trilde een radiobericht en brak plotseling
af. De radio-amateur van Chatham Island
bij Nieuw Zeeland, die het opving, begreep,
dat er iets niet in orde was. Hij zond een
bericht naar een amateur in Honolulu, die
het doorzond naar het hooge Noorden en
hiermede een menschenleven redde.
De geheele geschiedenis speelde zich af
in tien minuten en de man wiens leven op
deze vreemde manier gered werd, was
Clyde De Vinna, de eerste cameraman van
de Metro Goldwyn Mayer expeditie, die
onder leiding van den regisseur W. S. van
Dyke, ten Noorden van Alaska overwin
tert. om opnamen te maken voor de film
„Eskimo." In den oorlog was De Vinna
verbonden aan den radiodienst en waar
hij ook heen gaat neemt hij zijn draag
bare kortegolfzender mee. Deze vergezelde
Haar „Blik in het geluk" in de film
«Das Blaue vom HlmmeL"
hem door de wildernis van Afrika toen zij
Trader Horn verfilmden en naar de
eilanden van den Stillen Oceaan, toen
„Witte Schaduwen" opgenomen werd.
Door hem blijft de expeditie van van Dyke
in contact met de buitenwereld.
De andere partij bij deze redding was
James M. Laughlin, eigenaar van den
amateurzender ZL 2 Ho op Chatham Is
land, ten Oosten van Nieuw Zeeland.
lederen avond zendt De Vinna, die zijn
installatie geplaatst heeft in een kleine
ijshut, naast het ingevroren schip, zijn be
richten uit. Soms komen zij door en soms
zijn er storingen, veroorzaakt door het
Noorder-licht. Hij roept op, tot hij ant
woord krijgt van een kortegolf-station en
zendt dan zijn berichten uit, die aan de
door hem genoemde adressen worden
doorgezonden door bemiddeling van de
leden van de Internationale amateur-
radioclub.
Laughlin woont ongeveer negenduizend
mijl ten Z.W. van de plaats waar de ex
peditie overwintert en als regel ontvangt
hij de berichten van De Vinna het best.
Hij zendt deze door naar Kolonel Clare
Foster, een amateur in Californië. die
deze doorgeeft naar de studio's te Holly
wood.
Op een avond seinde De Vinna het
nieuws van den dag. Plotseling werden
zijn berichten onsamenhangend, het
scheen of zijn hand op den seinsleutel
beefde, toen was er stilte. Laughlin
maakte hieruit op. dat er iets niet in
orde was. Hij seinde naar een station in
Honolulu, dat in contact met een ama
teur op Teller Island, niet ver van de ex
peditie, was. Direct spande deze zijn hon
den voor zijn slede en ging op weg naar
de ijshut van De Vinna, waar hij deze be
wusteloos aantrof. Een kacheltje in de hut
had kolendamp veroorzaakt.
De Vinna werd vlug naar het schip ge
bracht en reeds den volgenden dag zette
hij zijn uitzending voort maar hij ge
bruikt nu een petroleum kachel.
„DAS BLAUE VOM HIMMEL"
„Das Blaue vom Himmel", de operette
in de „ondergrondsche trein", met Mar
tha Eggerth, Hermann Thimig en Ernst
Verebes in de hoofdrollen, zal met Paschen
ongetwijfeld velen eenige genoeglijke uren
doen beleven! De „hij" is een vllegtuigbe-
stuurder", de „zij" heeft een baantje bij
de „underground Bijgevolg speelt zich de
alleraardigste handeling tusschen hemel
en aarde af tusschen de wolken en de on-
deraardsche spelonken van het verkeers
middel der „grootstad". Een klein deel der
opnamen werd op een echt station in het
centrum van Berlijn gedraaid, het groot
ste deel echter op een station, dat ln het
atelier werd opgebouwd Om ongestoord te
kunnen werken, was daaraan niet te ont
komen.
Alles werd zoo nauwkeurig mogelijk ge-
imiteerd en Jacob Tiedtke bijv. tot een
perfecten stationschef ontwikkeld. De
vlotte Ernst Verebes en de blonde Martha
Eggerh kunnen nu, zelfs bij de grootste
drukte, voortreffelijk kaartjes verkoopen!
i Dat er ook gedanst, gezongen en muziek
gemaakt wordt en dat het krantenver
koopstertje zoo maar een flirt met een
passagier aangaat, dat zijn natuurlijk
dingen, die op een echt station niet zullen
voorkomen!
De muziek Is van Paul Abraham, den
componist van „Victoria und ihr Husar"
„Blume von Hawaï" en „Ball im Savoy",
dat zegt genoeg! Drie nieuwe „schlagers"
van deze operette-film: „Was Kümmert
mich die ganze Welt", „Ich könnte Jelzt zu
Ihnen sagen" und „Einen Tag mócht ich
bei du sein" werden spoedig even popu
lair als alle andere melodieën van dezen
succesvollen operette-componist. De regis
seur Victor Janssen heeft rijke stof voor
zijn verbeelding gevonden in dit nog niet
op het witte doek vertoonde milieu!
APEN THEATER.
De dag begon net als alle andere. Koorts
achtig werken in het atelier, afgewisseld
met in een hoek wachten, tot men weer
aan de beurt komt. Verboden te rooken,
spreken op fluistertoon, om de opnamen
niet te storen. Plotseling werd de stilte
door een oorverdoovend gebrul verbroken.
„Ik denk er niet over, ik ben toch niet gek
ik wil me niet laten verscheuren!"
Hé, was dat niet het liefelijk geluid van
Otto Wallburg? Wij snelden toe om den
blijkbaar in levensgevaar verkeerende goed
zak bij te staan. Uitgeput viel hij op een
stoel. De anders zoo gemoedelijke, grap
pige Wallburg beefde over zijn heele om
vangrijke lichaam.
„Neen, neen. Ik doe het niet! Voor twee
dingen op de heele wereld ben ik bang:
muizen en apen. En nu zou ikNeen,
ik doe het niet." Wij verzekerden hem, dat
het toch lang niet zoo verschrikkelijk was,
ofschoon wij er geen idee van hadden, wat
er aan de hand was. Eindelijk kwam het
er uit.
Otto, die in de film „Wenn die Liebe
Mode macht" als zakenman met 70.000
apenvellen was blijven zitten, moest in
den droom door apen benauwd worden.
Echte levende apen waren bij den dieren
tuin besteld, die op Otto's bed moesten
rondspringen, terwijl hij zich in een ang-
stigen droom om en om wentelde. Maar
Wallburg staakte. Wallburg. die als salon-
hroler steile alpentoppen beklommen had,
die zich op de wielerbaan in „n Streep
door de Rekening", zoo kranig gehouden
heeft, WaHburg bibberde voor een paar
tamme apen.
Hierboven een plaatje van Liane Haid
en Gustav Fröhlich in de bijzondere film
„Ich will nicht wissen wer du bist", die in
de Paaschweek velen amuseeren zal. Als
„dritte im Bunde" noemen wij Szoke
Szakall, voor wien talloozen een zwak zul
len hebben. Zelfs de grootste nurks en
zwartkijker zal moeten erkennen, dat het
leeuwendeel van het succes van deze film
hem van rechtswege toekomt. Zijn humor
is onweerstaanbaar' Gustav Fröhlich, in
de rol van de als chauffeur verkleede
graaf valt weer op door den eenvoud en
de eerlijke openhartigheid, waarmee hij
speelt. De knappe actrice Liane Haid. is
iemand, die men in iedere film opnieuw
ontdekt. Ook zij kan ln deze geschiedenis
een groot succes boeken. Wat deze amu
sante film zelf betreft: bladzijden zou men
kunnen volschrijven over alle komische
verwikkelingen die den toeschouwer an
derhalf uur bezighouden. Er is een over
vloed van geestige vondsten en met kwis
tige hand door de dialoog gestrooide
pointen. Een allergelukkigste greep van
den regisseur Géza von Bolvary.
Of wij hem al wijsmaakten, dat onze
„voorvaders" toch zulke onschuldige dier
tjes waren, of wij hem aan zijn manne
lijke waarde en dapperheid herinnerden
alles vergeefs' Otto was niet gerust
te stellen Nu dat kon leuk worden bij de
opname! Na een geheimzinnig onderhoud
met den productieleider verdween Otto en
bleef de volgende dagen onzichtbaar.
Wij hadden het incident al bijna ver
geten, toen op een morgen verschillende
apenkooien in het atelier stonden. De pret
was groot en het spotten met de „neven"
zou wel niet opgehouden zijn, als de re
gisseur zijn nieuwste acteurs niet krachtig
tot de orde en daarmee tot de opname
geroepen had.
Alles wachtte op Wallburg. Zou nij
of zou hij niet? Hij verscheen, bleek, maar
vastberaden. „Pas maar op, Otto, dat ze
je Je keel niet doorbijten. Je weet toch
wel, dat apen dikke menschen niet kun
nen uitstaan". Zonder de spotters met een
blik te verwaardigen, liep hij voorbij. Pas
op, opname! Wie beschrijft onze verba
zing, toen de heele scène zonder incident
gedraaid werd. Want wij moesten achtera'
toegeven, dat het toch niet behaaglijk
was, om een heele bende apen op zijn buil
te laten rondspringen. Maar Otto vertrok
geen spier, gedroeg zich als een held en
van zijn vroegeren angst was niets meer
te bespeuren. Hoe had hij dat toch voor
elkaar gespeeld?
Wij bestormden hem, feliciteerden
vroegen, maar Otto hulde zich in een on
doordringbaar zwijgen.
Den volgenden dag vond men in zijn
garderobe vijf entreebiljetten voor den
dierentuin waar hij gedurende de laatste
dagen zich tot lieveling van de apen ge
maakt had en zij zoodoende met elkaar
vertrouwd waren geworden.