De Akronin het water neergekomen - Brand te Waspik
De roode Vulpenhouder
748te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON.
J~J@t gTOOtstC Amerikaansche luchtschip vcrgctctri» MUibOLIM hield in de ruïnes van het Pa.la.tine thea- DE KOMNGIN D LR INDIANEN te Oalifornië is gekozen.
At». i A ter te Rome een toespraak tot 5000 vliegofficieren. De Zij zal deelnemen aan den internationalen schoonheidswed*
ue AKron is tengevolge van een hevigen storm bn New Jersey op het water neer-
gekomen. Duce en Seneraal Balbo. strijd te Galveston.
Geautoriseerde vertaling naar
het Engelsch van Molly Thynne,
door A. W. v. E.v. R.
27)
De man liep met het paard de smederij
in en Fayre zocht zijn rijwiel weer op en
vervolgde zijn weg naar Whitbury. Hij
had niet durven hopen, dat zijn onderzoe
kingen zoo'n bevredigend eind zouden
hebben en verlangde er naar. Grey te
spreken en verslag uit te brengen. Dat de
voerman, al was het maar een gedeelte
van het nummer, had gezien, was een
onverwacht buitenkansje. Dat en een be
schadigd spatbord, waarschijnlijk met een
veeg roode verf er op, was alles, waarvan
zij konden uitgaan, maar het was ten
minste iets. Was miss Allen maar intie
mer geweest met de vrienden van haar
zuster! Fayre voelde, dat het geheel nut
teloos zou zijn, zich tot haar te wenden,
maar toegevend aan een oogenblikkelijke
opwelling, verliet hij den hoofdweg en
sloeg den hoek om, den weg op, die naar
Greycross leidde. Weer diende hem het ge
luk, want een eindje verder haalde hij
miss Allen in, terwijl zij stevig voort
stapte, klaarblijkelijk op weg naar huis
om te lunchen.
Hij sprong van zijn fiets en wachtte tot
zij bij hem was.
„Ik vrees, dat u zich mij niet meer
herinnert, miss Allen," zeide hij. „Maar
wij reden eergisteren samen van Whitbury
naar huis."
Een oogenblik keek zij verbaasd op, toen
ontspande een prettig glimlachje haar
gelaat.
„Natuurlijk!" riep zij uit. „U was met
lady Cynthia en sir Edward Kean!"
„Ik ben een oude vTiend van haar, hoe
wel ik haar sedert jaren niet had gezien,
tot eergisteren toe. Ik wilde, dat wij de
kennismaking met elkaar niet onder zulke
droevige omstandigheden hadden ver
nieuwd!"
„Arm kind, ik ben bang, dat zij een
slechten tijd tegemoet gaat. „Ik wou voor
ons allen, dat hij voorbij was."
„Het is voor u even hard als voor haar,"
zei Fayre sympathiek „Als ik het zeggen
mag, was het heel vriendelijk van u haar
te schrijven."
„Het was het minste, wat ik kon doen
Ik was toen even overtuigd als nu, dat
John Leslie er niets mee te maken had.
en ik voelde het als mijn plicht haar dat
te zeggen."
„Zou is u iets mogen vragen? Geloof
mij, het is niet uit louter nieuwsgierigheid"
Zij keek verbaasd en belangstellend op.
„Zeker," zeide zij. „Maar als het iets is
over mijn zuster denk ik dat ik dat alles
al aan sir Edward verteld heb toen hij mij
kwam opzoeken."
„Kunt u een van uw zusters vrienden
bedenken, die een groote auto heelt en die
op den avond van den moord hier heeft
kunnen zien?"
Zij schudde het hoofd.
„Het moeilijke is, dat ik zoo weinig van
mijn zusters vrienden ken. Ik ga zelden
naar de stad, en zij woonde meest altijd
in Londen, behalve wanneer zij buitens
lands was of vrienden buiten bezocht. Zij
had een heel grooten vriendenkring, maar
het waren geen menschen, die ik graag bij
mij zou zien. Waarom vraagt u dat?"
Nauwelijks had zij die vraag gedaan, of
haar eigen scherp verstand gaf er haar
het antwoord op.
„O!" riep zij met een stem, die scherp
klonk van belangstelling. „U denkt dat zy
naar de boerdery werd gereden! Ik wist
wel, dat zij er niet heen had kunnen
loopen!"
„U bedoelt door haar schoenen?"
„Natuurlijk Het verwonderde mij, dat
niemand er by het verhoor aan dacht Ik
zelf had dien afstand niet in dunne
avondschoentjes kunnen afleggen, en ik
kan toch goed loopen. Myn zuster niet. zij
had er een afkeer van. Ik heb van het be
gin af aan gezegd, dat ik zeker wist, dat
zy, toen zij wegging, niet van plan was
naar de boerdery te gaan. Maar, natuur-
ïyk, als zy verwachtte, er heen te zullen
worden gereden
„Weet u zeker, dat zy geen naam
noemde van een vriend met een auto, dien
zy hier verwachtte te zullen ontmoeten?"
hield Fayre aan.
„Heel zeker," was het besliste antwoord.
„FeiteUjk noemde zy byna nooit den naam
van een harer vrienden tegenover mij. wy
hadden elkaar in lang niet gezien en
meestal ging ons gesprek over verschil
lende bloedverwanten en kennissen uit
vroeger tyd wat er van hen geworden
was en zoo meer. U weet, hoe dat gaat,
als men over oude tyden praat. Boven
dien wist zij, dat ik my heel weinig in-
tresseerde voor de menschen, met wie zij
later omging. Nu wou ik, dat ik er meer
belang in had gesteld!"
„Zag iemand haar het huis verlaten?"
„Een van de meiden zag haar door het
raam van de bykeuken den rijweg afgaan.
Zoo hoorde ik voor het eerst, dat zij was
uitgegaan."
„Wanneer was dat, miss Allen?"
„Zoowat zes uur, denk ik, maar het
meisje was wat vaag over den juisten tyd,
toen ik haar ondervroeg."
„En wanneer hoorde u het het eerst?"
„Ongeveer om half zeven. Ik ging naar
de huiskamer terug, toen ik klaar was
met myn brieven, en vond haar daar niet.
De meid kwam binnen, om de kachel op
te poken, en toen vroeg ik haar of zy myn
zuster gezien had. Ik was verbaasd te hoo-
ren, dat zy was uitgegaan."
Fayre stak zyn hand uit.
„Het is buitengewoon vriendeUjk van ,u,
zoo openhartig tegen mij te zijn ge
weest," zei hij dankbaar. „U hebt eenige
punten opgehelderd, die mij een raadsel
waren. Ik schaam my over mijzelf, dat ik
u lastig val over zulk een pijnlijk onder
werp. Myn eenige verontschuldiging is,
dat ik met Leslie's procureur ga lunchen,
en alles, wat hij nu hoort, is koren op
zyn molen."
„Ik ben maar al te biy, dat ik van dienst
kan zyn. U moet bedenken, dat ook ik
myn redenen heb om de zaak spoedig te
zien opgehelderd. Doet u mijn groeten aan
Cynthia, als u haar ziet."
Fayre reed naar Wmtoury met tenmin
ste één bezwarende gedachte minder.
Zonder dat zy het zelf wist, had miss
Allen zich van elke verdenking gezuiverd.
Juist omstreeks den tijd, dat mrs. Dray-
cott de boerdery moest hebben bereikt,
was haar zuster bezig geweest de meid te
ondervragen. Met een zucht van verlich
ting schrapte hij miss Allen van zijn Ujst
van verdachten.
Hy vond Grey hongerig op de lunch
wachten. Terwyi zij aten, deed Fayre hem
een kort verslag van hetgeen hij dien.
morgen gedaan had.
„Het gaat nog zoo kwaad niet," eindigde
hij. We hebben de geschiedenis van de
auto van den landlooper gehoord, en, wat
meer zegt, we hebben tenminste een deel
van het nummer, wy weten, dat 't spat
bord beschadigd werd en waarschyniyk
gemerkt is met roode verf. Wij hebben
vastgesteld, dat er maar één persoon, één
man, in zat, toen hy terug kwam, en ik
zie niet in, waarom wy zouden twyfelen
aan de bewering van den landlooper, dat
er op den heenweg twee personen in zaten.
Het heeft er heel veel van, of een van
die personen mrs. Draycott was. Het is in
elk geval merkwaardig, dat de landlooper
den Indruk had, dat een van hen een
vrouw was. Hy maakte die veronderstel
ling zelf, zonder dat wij er eenlgen invloed
op uitoefenden.
'Wordt vervolgd).
EEN ZWARE BRAND HEEFT TE WASPIK GEWOED. Twee kapitale boer
derijen brandden tot den grond toe af. De nablussching. De hond van den eigenaar
zit op de puinhoopen.
OP DEN NIEUWEN RIJKSWEG tuasehen Rijswijk en
Delft reed een auto door een defect aan het stuur van den
weg. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor.