Het hoogverraadproces te Chelsea - Mi-Carème-feesten te Parijs De roode Vulpenhouder 74ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. HET VERTREK VAN DR. VAN DER SLEEN per s.s. Columbia" uit Amsterdam naar Zuid-Amerika voor een studiereis. De Alg. Ned. Vouwboot Vereeniging neemt afscheid van haar eere-voorzitter. DE STOOMTRAM AAN HET VAREN. De Noordhollandsche stoomtram wordt ge- electrificeerd. Het oude materiaal is afge dankt. Het vervoer der tramwagens per schuit te Amsterdam. LUIT. BAILY-STEWART (in Schotsch Hooglanders-costuum) tijdens een pauze in het hoogverraad-proces, dat te Chelsea tegen hem gevoerd wordt. Ml-CAKéME-FEESTEN TE PARIJS. Een yroolijk groepje iu een der straten. TRAINING VOOR DE GROOTE POLITIE-SPORTFEESTEN die 24 Mei te Berlijn gehouden zullen worden. Stokvechten. DE „KONINGIN VAN P VRIJS" bezocht presi dent Lebrun. Mej. Point al „Reine de Paris", met haar hofdames. „VADER CHARLES" een Engelsche geestelijke, heeft onder de jeugd uit East End in Londen boksclubs opgericht. „Father Charles" geeft les. Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van Molly Thynne, door A. W. v. E.—v. R. 19) „Dan rest er een zeker tijdsverloop waarvan u geen verklaring hebt gegeven. Waar ging u heen, toen u de boerderij ver liet?" vroeg de lijkschouwer. „Ik liep naar het Galstonboschje. Ik had daar om half vijf een afspraak." Hield u zich aan die afspraak?" „Ja, en lk ging daar om vijf uur weer vandaan en liep recht door de velden in de richting van Besley. Toen ik bijna in «et gezicht van het dorp was, keerde ik 5>w en maakte een grooten omweg, en wam van den Whitburykant op de boer derij terug." „Bent u geen enkele herberg binnen gegaan of hebt u niemand gesproken ge durende uw wandeling?" „Neen. Ik was feitelijk al dien tijd In net veld. Ik zag bijna geen levende ziel. Jet begon al vóór zessen donker te wor den en het waspikdonker, toen ik thuis kwam." •Als lk het wel heb, hebt u dus niemand gesproken, behalve de persoon, met wien u die afspraak hadt?" „Niemand." „Wie was die persoon, mr. Leslie?" „Lady Cynthia Bell." Leslie sprak met zichtbaren tegenzin en er ontstond eenig rumoer, toen het pu bliek zich schaapachtig omkeerde, om naar Cynthia te kijken. „En u ging om vijf uur weg?" „Omstreeks dien tijd." „Waarom keerde u niet naar de boer derij terug, toen u dat kreupelboschje verliet?" „Ik had den heelen dag gewerkt en had behoefte aan beweging." „Het werk op een boerderij is vrij zwaar, mr. Leslie, zelfs in dezen tijd van het jaar. Volgens uw verklaring moet u een goede twaalf mijl hebben afgelegd tusschen vijf en acht uur. Hadt u geen andere reden voor het maken van zoo'n grooten tocht?" Leslie's oogen flikkerden en het scheen een oogenblik, alsof Kean's raadgevingen in den wind zouden worden geslagen; toen beheerschte hij zich met moeite. „Ik was uit mijn humeur, en wilde dat weg wandelen." „Wat was er gebeurd, waardoor u ver stoord was?" „Ik had verschil van meening gehad met lady Cynthia. Wij zouden samen zijn gaan wandelen, maar hierdoor gingen wij bijna dadelijk weer van elkaar. Ik denk, dat de wandeling mij nu eenmaal m het hoofd zat, dus toen ging ik er in mijn eentje op uit en probeerde mijn boos humeur er uit te loopen." „Naar ik meen, bent u verloofd met lady Cynthia?" „Ja." „Was het verschil van meening, waarvan u sprak, het gevolg van attenties, die u aan een andere dame hadt bewezen? Mrs. Draycott bijvoorbeeld?" Leslie staarde zijn ondervrager verbluft aan, een donker rood overloog langzaam zijn gelaat. „Groote God, neen!" riep hij uit. „U zei, dat u uw boosheid probeerde weg te wandelen. Was die boosheid tegen iemand in het bijzonder gericht?" „Ik was eerst boos op lady Cynthia, zoo als men boos Is op iemand, met wien men verschil van meening heeft gehad. Maar daarna was ik hoofdzakelijk boos op mij zelf, omdat ik zoo dom was geweest te twisten." „Was er geen derde persoon betrokken bij uw twist of in uw latere gedachten?" „Natuurlijk niet. Wie zou er geweest kunnen zijn?" „U weet zeker, dat u niet naar de boer derij terug ging, nadat u lady Cynthia hadt verlaten, om u aan een afspraak te houden, die u met de overledene hadt?" Fayre hoorde Kean scherp tusschen de tanden sissen en daarna fluisteren: „Dan hebben zij toch iets achtergehouden." Na de eerste verbazing werd Leslie rood van toorn, toen hij de volle beteekenls van die verdachtmaking besefte. „Natuurlijk niet," zei hij kortaf. „Ik heb u toch gezegd, dat ik mrs. Draycott niet kende?" „U weet dus zeker, dat u mrs. Draycott dien avond niet ontmoette?" „Ik had mrs. Draycott nog nooit in mijn leven gezien, toen ik haar lijk op de boerderij vond." „Dank u, mr. Leslie. Sergeant Brace!" Sergeant Brace verscheen. Hij stond kaarsrecht en zag er zeer krijgshaftig uit in zijn uniform. „Naar ik meen, hebt u den dag na den moord huiszoeking gedaan bij mr. Leslie?" „Den 24en Maart ging ik in gezelschap van agent Collins naar de hoeve en door zocht grondig het geheele huis en erf. In een lade in mr. Leslie's slaapkamer vond ik een Webley dienstrevolver, waarvan één kamer leeg was. De andere waren gevuld en het wapen was niet schoongemaakt, sinds het den laatsten keer gebruikt was. „Hebt u den kogel, waarmee mrs. Dray cott gedood werd?" Brace strekte de hand uit en liet een kogel zien, die in zijn handpalm lag. „Komt die overeen met de kogels In het wapen, dat u op de boerderij vondt?" „Ja." „Hebt u de revolver bij u?" Agent. Collins stapte vooruit en over handigde den lijkschouwer een zware dienstrevolver. „Dank u. Laat mr. Leslie voorkomen." Leslie's gelaat drukte een en al ver bazing uit. „Herkent u dit wapen, mr. Leslie?" Leslie bekeek de revolver. „Hij is van mij," zei hij eenvoudig. „Ik bewaar hem in de la van mijn toilettafel in mijn slaapkamer. Ik veronderstel, dat sergeant Brace hem daar gevonden heeft." „Wanneer hebt u hem het laatst ge bruikt?" „Zoowat een week geleden. Ik vond een arme kat in een klem in Smith's veld. juist tegenover mijn weg. Redding was uitgesloten, daarom ging ik naar huis, haalde dit en schoot hem door den kop." „U hebt hem daarna niet meer ge bruikt?" „Neen, hij is na dien tijd niet meer uit de la geweest." „Was er iemand bij, toen u die kat doodschoot?" „Neen, ik was alleen." „Hebt u er later nog met iemand over gesproken?" „Neen. Alsv ik Smith ontmoet had, zou ik het hem waarschijnlijk wel verteld hebben, maar ik heb hem niet gezien." „Was er iemand in de buurt, die het schot kon hooren?" „Misschien wel. Maar het is niet waar schijnlijk. Mijn knecht was al naar huis en de boerderij van Smith ligt een goed eind van me af." „Waarom verstopte u die revolver achter in de la?" Leslie kleurde hevig. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5