De roode Vulpenhouder 748le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DEN WINNAAR van den wielerwedstrijd Parijs Nice, den Belg Schepers, werden bij aankomst te Nice door een lieftallige jongedame bloemen aangeboden. PRINS WILLEM VAN ORANJE-ZEGELS van Rijkswege uitgegeven in verband met het vierde eeuwfeest van de geboorte van Willem van Oranje. Dc zegels zijn met ingang van 1 April verkrijgbaar DE BEKENDE AMERIKA ANSCHE FILMACTRICE JEANETTE MAC DONALD arriveerde gis^ teren te Amsterdam. De aankomst aan het Gentraal-station. Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van Molly Thynne, door A. W. v. E.v. R. 16) „Zei zij niets anders, dat een aanwijzing zou kunnen zijn? Wilt u uw geheugen even goed raadplegen, miss Allen? Misschien Indt u iets, dat toen geheel onbelangrijk scheen." Hij leunde voorover en keek haar ang stig aan. „Er was nog iets. Ik sloeg er toen niet V«1 acht op en vind het ook nu nog niet van belang. Zij drukte zich altijd overdre ven uit. Maar toen zij het over bezuinigen had, zei ze dat het in elk geval niet lang zou duren. Zij was bezig veel gedl te krij gen, zij was er feitelijk al zeker van. Ik vroeg haar, of het niet weer een van die gewone „zekere" dingen van haar was, want zij was een geboren dobbelaarster. En toen zei ze, dat het zoo zeker was als de dood. Ik heb later nog aan haar woor den gedacht." „Zoo zeker als de dood!" herhaalde Kean zacht. „Wat een Ironie!" „Ik dacht vast en zeker, dat zü het over een race had of over een speculatie, waarin zij betrokken was. Zij had een boel eigenaardige menschen voor haai' aan het werk, bookmakers en dat soort dub belzinnig uitziende menschen, die ver ondersteld worden, iets te beteekenen in de stad. De meesten van hen zagen er uit als misdadigers, en dat zei ik haar meer dan eens. Maar ik moet erkennen, dat zij in werkelijkheid geen kwaad deden. Ik ontmoette haar eens in Parijs met een man, van wien zij vertelde, dat hij een welbekend Fransch bookmaker was, en toch zou ik hem niet alleen In een kamer vertrouwd hebben met mijn beurs. Zij vilden haar nu en dan geducht." „Was er niets tusschen haar papieren, dat op een of andere groote zaak duidde?" Miss Allen schudde het hoofd. „Ik liep ze gisteren zorgvuldig door. Er was niets. Zooals ik zei, geloof ik niet, dat John Leslie hier iets mee te maken had, en ik zou graag willen, dat hij werd vrij gesproken, maar ik ben niet zoo harteloos als ik wel lijk. Ik kan niet zeggen dat wij het samen goed konden vinden, maar zij was en bleef mijn zuster, en ik betreur nu heel veel dingen. Als ik er moeite voor had gedaan, had ik misschien wat invloed op haar kunnen uitoefenen. Ik weet het niet. Maar den man, die dit gedaan heeft, zou ik ter verantwoording willen zien ge roepen." Haar stem klonk gesmoord en Kean kon zien, dat de laatste dagen haar meer hadden aangegrepen dan zij zelve wist. „Ik wist niet, hoe bloedverwantschap was, voordat ik haar op die afschuwelijke plaats In Whitbury zag liggen," bracht zij er bijna onhoorbaar uit. Kean wachtte zwijgend. Er scheen niets te zijn, wat hij had kunnen zeggen. Met een inspanning, die zijn bewondering op wekte, beheerschte zij zich en wendde zich tot hem. „Ik vrees, dat ik u weinig heb gehol pen," zei zij spijtig. „Daar ben ik nog zoo zeker niet van. Alles kan belangrijk blijken in een geval als dit. Intusschen ben ik u buitengewoon dankbaar, miss Allen, voor uw openhar tigheid. Cynthia zal u ongetwijfeld heel gauw komen opzoeken en u zelf bedan ken. Met het oog op het feit, dat zij mis schien vanmiddag verhoord wordt, vind ik het beter, dat zij niet met u in aanraking komt. Zij deelt mijn gevoelen, anders zou zij zijn gekomen in antwoord op uw briefje van dezen morgen." Miss Allen knikte. „Ik ben heel blij, dat zij zich op u kan verlaten, sir Edward. Als er later nog eens iets is, dat lk u kan vertellen, zal ik het u laten weten." Kean schudde haar de hand, doch hield plotseling op. „Nog Iets, zei hij. „U hebt geen reden om aan te nemen, dat uw zuster Maan dagavond uitging met de bedoeling iemand te ontmoeten?" „Toen niet, maar later heb ik mij wel verbaasd. Ik was bezig, brieven te schrij ven in het kamertje, dat ik mijn kantoor noem, toen zij uitging. Ik sloot mij daar dadelijk na de thee op, om wat lastige correspondentie af te werken, en liet haar hier, gemakkelijk voor het vuur genesteld, achter. Toen ik omstreeks half zes terug kwam, was zij weg en het meisje vertelde mij, dat zij haar had zien uitgaan. Het verwonderde mij erg, want zij had het land aan loopen en het weer was ook niet geschikt, haar uit huis te halen, maar ik maakte mij pas ongerust, toen Cynthia kwam. Wij wachtten met eten op haar tot over achten en na het diner zond ik den stalknecht naar Keys, om te vragen, of men haar daar had gezien. Toen hij terugkwam en zei, dat hij geen spoor van haar had kunnen vinden, werd ik werke lijk bang. Tot dusver had ik eenvoudig gedacht, dat zij verdwaald was en hoopte ik, dat zij naar de herberg in Keys zou hebben getelefoneerd om mij de boodschap over te brengen, dat zij hier of daar was opgehouden. Ik heb hier geen telefoon, ziet u ,en zij wist, dat de menschen uit „Het wilde zwijn" soms boodschappen voor mij aannamen. Ik zond den knecht dadelijk weer naar Keys terug en zei hem, dat hij naar Gunnet, den politie-agent daar, moest gaan. Maar Gunnet was uit en zijn vtouw wist niet. wanneer hij terug zou zijn. Nu weet ik natuurlijk, dat hij op de boerderij was. Cynthia probeerde mij juist over te halen, haar met haar auto de wegen te laten doorkruisen, toen de politie kwam met het nieuws, wat er was gebeurd." „Hebt u er geen idee van, wat haar naar Leslie's hoeve kan hebben gevoerd?" „Niet het minste. Ik zou er zeker nooit aan gedacht hebben, haar daar te zoeken. Om tien uur was ik er zeker van. dat zij óf verdwaald was. óf een ongeluk had ge kregen. Er woei dien avond een harde wind en er waren heel wat boomen om gevallen, en ik was bang, dat zij getroffen was en hulpeloos ergens lag. Nu ik er nog eens over nadenk, weet ik één ding zeker." Kean keek snel op. „Ja?" „Zij was in het geheel niet van plan naar de boerderij te gaan. Die ligt twee mijl van den anderen kant van Keys af en veertig minuten loopen van hier. Zij had een paar oude avondschoenen aan, die zij anders wel verwisseld zou hebben. Geen verstandig mensch zou zelfs maar een mijl op dunne schoentjes over een landweg loopen." HOOFDSTUK VI. Kean vond Fayre op hem wachten, toen hij in het hotel te Whitbury kwam. Cyn thia was, naar hij vernam, met de auto naar de garage gereden, om benzine In te nemen, en Leslie was met haar meegegaan. „Ik zei zoo tactvol mogelijk, dat ik lie ver hier afgezet wou worden, om op jou te wachten," verklaarde Fayre. De Hemel mag weten, hoe kort ze nog maar bij elkander zullen zijn. Dat vreeselijke vooruitzicht treft mij, Edward!" Zijn vriendelijk gezicht zag er ernstig en bezorgd uit. Kean knikte. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5