De Koningin-Moeder spreekt voor de geluidsfilm - Woongrot ontdekt
De roode Vulpenhouder
FEUILLETON.
748le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
■mmgil
■P
De Koningin-Moeder voor de geluidsfilm.
Geautoriseerde vertaling naar
het Engelsch van Molly Thynne,
door A. W. v. E.V. R.
15)
Een bulldog kwam langzaam den rijweg
afloopen om hem te begroeten en eenige
terriers snuffelden aan zijn beenen, ter
wijl hij in het weelderig ingerichte salon,
waarheen de meid hem had gebracht,
wachtte. Het zwakke Maartzonnetje drong
door de openstaande ramen, maar in de
voorkamer, waar hij doorheen was ge
komen, waren de luiken gesloten en hij
wist, dat waarschijnlijk voor alle overige
ramen van het huis de gordijnen gesloten
waren. Een onheilspellende stilte scheen
over het geheele huls te liggen en voor de
eerste maal werd hij zich bewust van mrs.
fraycott's dood. Tot nu toe had hij zich
te veel bezig gehouden met de gevolgen
yan den moord, om zijn gedachten te
wijden aan de vrouw, die toch langer dan
een week zijn mede-gast was geweest op
Staveley. Nu, in het huis van haar zuster,
werd de tragedie grooter en toen miss
Allen hem, somber naar den zon-overgoten
tuin starend, bij het venster zag staan,
werd zij getroffen door zijn treurige hou
ding en zijn doodelijk bleek gelaat.
Toen hij zich omwendde en haar scherp
opnam, verbaasde het hem, maar zoo
weinig te merken van het groote verdriet,
waaraan hij haar ten prooi dacht. Haar
vol, frisch gelaat stond ernstig en wat
droevig, maar het verlies van haar zuster
had haar klaarblijkelijk niet sterk aan
gegrepen. Zij begroette hem vrijmoedig en
met een zekere kalme waardigheid.
„Mijn meisje zei, dat u mij wenschte te
spreken", zei ze eenvoudig.
„Ik bied u mijn verontschuldiging aan,
dat ik u in dezen moeilijken tijd lastig
val, maar ik kom van lady Cynthia Bell.
Zij vertelde mij. dat u zoo vriendelijk was
haar te vragen u te komen opzoeken, en
zij verzocht mij, u haar dank en waar-
deering over te brengen. Ik vrees, dat het
mijn schuld is, dat zij geen gebruik maakt
van uw aanbod. Ik.... Het is moeilijk
mijn tusschenkomst te verklaren, zonder
een onderwerp aan te roeren, dat, naar
ik vrees, pijnlijk voor u is."
Hij zweeg en op zijn gelaat lag hartelijk
medegevoel te lezen.
„U bedoelt den dood van mijn zuster",
zeide zij ferm. „Ik ken u heel goed van
naam, sir Edward, en, als u terwille van
Cynthia bent gekomen, is er Iets, dat ik
u graag duidelijk zou maken, voordat wij
verder spreken. U hebt waarschijnlijk ge
raden, waarom ik haai' wenschte te zien,
en ik ben blij, dat ik in de gelegenheid
ben tegen u hetzelfde te zeggen, als ik
haar wou vertellen. Het is eenvoudig dit:
ik ken John Leslie al geruimen tijd. en ik
ben geen slecht beoordeelaarster van ka
rakters. Ik ben volkomen overtuigd, dat
hij niets met den dood van mijn arme
zuster te maken heeft en, wat meer zegt,
ik ben er practisch zeker van, dat hij haar
nog nooit had ontmoet of ooit iets met
haar uit te staan had gehad."
Nadat zij gezegd had, wat zij op het
hart had, als een waardige verpersoon
lijking van een ongehuwde Engelsche
dame, met een kalme, vastberaden uit
drukking op haar fijn besneden, door weer
en wind verruwd gezicht, kwam Kean tot
de slotsom, dat zij bepaald een goede
vriendin en een kwade vijandin moest zijn.
„Dat beteekent heel wat voor Cynthia,"
zei hij warm, „en uit haar naam dank ik
u zeer. Wat mijzelf betreft, deel ik uw
meening volkomen, maar, zooals u weet,
moeten we menschen overtuigen, die Les
lie niet kennen, en wij kunnen zijn on
schuld niet bewijzen. Om u de waarheid
te zeggen, kwam ik hier in de hoop, dat u
het een of ander zou weten, wat ons van
dienst zou kunnen zijn. U zei, dat u er
practisch zeker van was, dat Leslie uw
zuster nooit gekend heeft. Is dat alleen
maar een veronderstelling?"
„Mr. Leslie vertelde mij zelf, dat hij
haar nooit had ontmoet, toen ik hem over
haar bezoek aan mij sprak, maar," ging zij
met een eenigszins grimmig lachje voort,
„dat is natuurlijk niet voldoende voor uw
rechters! Maar toevallig vond mijn zuster
op den morgen van haar komst hier een
kiekje van Cynthia en mr. Leslie. Zij her
kende Cynthia van een foto, die zij ergens
in een krant had gezien, en vroeg, wie die
aardige jonge man was, die bij haar stond.
Toen ik zijn naam noemde, zei ze, dat zij
op Staveley over hem had hooren spre
ken, maar dat zij hem nooit ontmoet had.
Welnu, als het waar is, wat die dwazen
schijnen te vermoeden, zou John Leslie er
wel reden voor hebben, geheim te houden,
dat zij elkaar kenden, maar voor mijn
zuster bestond er geen bezwaar te zeggen,
dat zij hem kende. Bovendien weet ik door
haar manier van doen heel zeker, dat zij
zijn foto niet herkende."
„Zoudt u mij dat kiekje willen geven,
miss Allen?"
„Het staat op den schoorsteenmantel
achter u. Houd het maar, als u denkt, dat
het van nut kan zijn."
„Vergeef mij mijn aandringen," ging hij
voort. „Maar zooals u weet, is de zaak heel
ernstig voor Leslie. Kunt u zich iemand
van vroeger herinneren, die een grief
tegen uw zuster kan gehad hebben?"
Miss Allen aarzelde, haar heldere oogen
keken onrustig.
„Ik doe het best, openhartig tegen u te
zijn," zei ze eindelijk. U zult waarschijnlijk
hetgeen ik ga zeggen, bijna ongepast vin
den, maar ik heb nog nooit in mijn leven
om de waarheid heengedraaid, en ik zal
niets nalaten om dien jongen te helpen.
U hebt mijn zuster op Staveley ontmoet,
geloof ik, sir Edward, en ik denk, dat u
wel zult begrijpen, wat ik u zal probeeren
te vertellen. Misschien weet u niet, dat zij
van haar eersten echtgenoot gescheiden
was, en ook van den tweeden zou zijn
gescheiden, als hij niet net op het kritieke
oogenblik gestorven was. Het is niet pret
tig voor mij, dit te moeten vertellen en ik
hoop, dat het niet noodig is, er meer van
te zeggen, maar zoo'n soort vrouw was zij.
Ik vel geen oordeel over haar en veronder
stel, dat het in hooge mate een kwestie
was van temperament. Zij was als kind
ook verwend. Maar zij was een vrouw, die
nu eenmaal vijanden moest hebben, zoo
wel mannen als vrouwen, en zij had ook
eenige goede vrienden. Als haar eerste
man niet dood was, zou ik geneigd zijn
hem hiervan de schuld te geven. Hij was
gebroken, toen zij hem verlaten had, en
werd een half krankzinnig, zwak wezen,
dat best in de bank der beschuldigden had
kunnen terechtkomen. Gelukkig is hij ge
storven, maar zij heeft zich in dien tijd
vele vrienden en vele vijanden gemaakt."
„Weet u niemand in het bijzonder?"
drong Kean ijverig aan. „Heeft zij nooit
iets gezegd, dat vermoedens op iemand zou
kunnen werpen?"
Maar miss Allen schudde het hoofd.
„U moet bedenken, dat ik haar vertrou
welinge niet was. Wij zijn nooit vertrou
welijk geweest, en de laatste tien jaren
heb ik haar weinig gezien. Ik hield niet
van haar levensopvatting en van haar
vrienden, en zei haar dat ook. Zooals van
zelf spreekt, verbaasde het mij zeer, dat zij
mij kwam opzoeken. Zij vertelde mij, dat
zij zuinig wilde zijn en dat zij, tusschen
twee bezoeken in, zich hier of daar een
week wilde ophouden."
(Wordt vervolgd),
BWjP^PjBP.-Af fy'-*
DOOR UITGRAVINGEN heeft men onder het kasteel
Valkenburg een woongrot- ontdekt. Interieur der grot.
DE IERSCHE SWEEPSTAKE. De loten worden in kisten gedragen door meisjes in jachtcostuums naar de Plaza Ballroom te Dublin.
gebracht, waar de menging'' der loten zal plaat-s hebben.
De Koningin-Moeder spreekt voor Polygoon-geluidsjournaal in ver
band met de a.s, Emmabloem-collecte.
HET ENGELSCHE WANDELKA31PI0ENSCHAP
VOOR DAMES te Söuthgate gehouden, werd ge
wonnen door miss Probekk van de Middlesex Club.
OP DE WANDEN van de pas ontdekte grot te Valken
burg zijn oude teekeningen gevonden, voorstellend jacht-:
ta-fereelen. Schets van een der ta-fereelen.
MEUW KERKJE IN DE WIERINGERMEER.
Nieuwe Kath. kerk te Middenmeer, van een typischen
bouw, zooals men die in de Scandinavische landen
aantreft.