LEIDSCH DAGBLAD te Jaargang Donderdag 16 Maart 1933 No. 11 HET HEERLIJK REISJE door |C. E. DE LILLE HOGERWAARD. HOOFDSTUK X. In den Hooiberg. len de reizigers door Noord-Brabant had de hei haar paars feestkleed getrokken dat hier en daar een groene lering vertoonde: aardig staken don- J dennen en lichtere berken tegen den Isen ondergrond af, terwijl een strak- |we lucht het geheel overkoepelde en ion zóó stralend scheen, alsof zij zeg- wilde dat ook zij schik had in het iermoole weer. idden op de hei werd halt gemaakt en ongens sneden nu een massa takken relke zij tot bossen bonden om er den in mee te versieren, t ruikt den honing!" riep Hans uit en I snoof den heerlijk-zoeten geur eens 1 op. i bijtjes ruiken 't ook!" zei Oom Jan. Inemen bij massa's in 't rond om ho lte vergaren, 't Zou me niet verwon- of de een of andere bijenhouder Jtjn kasten in de buurt gezet om zijn s in staat te stellen veel honing te melen fin kasten?" vroeg Tom verwonderd, 'kht eigenlijk, dat het korven waren", isten of korven" antwoordde Oom .Sinds jaren worden de bijen ook i vierkante kasten gehouden, waarin x>r een kleine opening verdwijnen", i werkelijk! toen het gezelschap weer (stapt en een klein eindje doorgereden i zag het een heele rij bijenkasten in Ion Er omheen zwermden bijtjes af en jen Oom Jan vond het raadzamer zich al te dicht in hun nabijheid te wagen, daarop is het bijenvolkje, niet ge- En wie het toch doet. moet er ge- «lijk met een flink aantal steken voor en. Irabant heeft weer een heel ander na- schoon". merkte Piet op. toen zij deze incle doorkruist en niet alleen de hei lennenbosschen, maar ook de schilder de vennen bewonderd hadden. Dat in omgeving der Wouwsche Plantage de odendrons in groote bossen langs den stonden, was iets, dat ze nog nergens fn hadden. bevolking is hier heel gemoedelijk fals in Limburg," vertelde Oom Jan. deze laatste provincie maakten zij leen kort uitstapje om Valkenburg en leving in oogenschouw te nemen, (arm als het daar was! Alleen de be- fde grot bood koelte. Jan voelde er dan ook meer voor, trlssche waterrijke Zeeland op te zoe- lEn voort tufte het gezelschap al weer fe richting van Zeeland na nog eens ps door Brabant gereden te hebben. 2IJ deze laatste provincie voor den sden keer verlieten, beleefden zij nog Ipappig avontuur. P was de week waarin Bob en Piet loks aangesteld waren en ook dit twee- "e verscheiden smakelijke proeven fun kookkunst af. Wel waren de door ebakken drie-in-de-pan eens zóó lee- ferbrand, dat Oom Jan sprak van ,nikkers-in-de-pan", maar het heele gezel schap had dien dag wanneer eigenlijk niet? reuzenhonger en zelfs de „nikkers" vonden daardoor aftrek! Nu was Oom Jan verkouden en hadden Bob en Piet het gezelschap in plaats van thee op de heerlijkste anijsmelk getrak teerd: Oom Jan om beter te worden en de anderen om de verkoudheid op een afstand te houden. Daar het in den loop van den dag na een hevig onweer heel wat fris- scher geworden was, had de warme anijs melk veel aftrek gevonden. Wat zouden ze daar lekker op slapen! Even later werd halt gemaakt bij een flinke boerderij. Nog vóór de boer zich ver toonde, stond er al een half dozijn jeug dige boertjes en boerinnetjes de kleinste waren reeds naar bed om den wagen geschaard, daarbij zonder woorden duide lijk te kennen gevend, dat zij den grooten auto prachtig vonden. Na een kort gesprek tusschen Oom Jan en den boer was de laatste onmiddellijk bereid den wagen met levenden inhoud op het boerenerf te laten parkeeren. In den hooiberg was plaats genoeg voor de jon gens en dus hadden ze hun „kamers" al weer besproken. Met groote oogen had de jeugd geluis terd naar het gesprek. De jongsten had het denkbeeld: buiten te slapen niet aan gelokt Zij brachten den nacht liever door in de lekker-warme bedstee, maar Toon en Jaap, twee echte bengels, keken elkaar met begrijpende oogen aan „Als die in den hooiberg slapen, kunnen wij het zeker!" telegrafeerde Toon met zijn oogen en Jaap had bijna hardop uit geroepen „Da's vast!" Niemand lette op het tweetal. Moeder en Vader wel het allerminst, want Moeder had het veel te druk met de onverwachte gasten, die door haar op een pannekoeken maal genoodigd werden en Vader luisterde met veel belangstelling naar de verhalen over de reis in den vreemdsoortieen auto Oom Jan en de neven begonnen al sla perig te worden van de anijsmelk en nu nog dit stevige pannekoekenmaal! Zij be sloten dus vroeg naar „kooi" te gaan, iets wat bij den boer en de boerin, die den volgenden morgen al weer bijtijds moesten opstaan, een vaste gewoonte was. Het duurde dan ook niet lang meer, of er werd goeden nacht gewenscht. De boerin had nog een poging aangewend Oom Jan over te halen met twee van zijn neven in de bedstee der pronkkamer te overnachten. Zij kon niet begrijpen, dat iemand in een auto slapen kon! En hoe wel Bob en Piet 't was hun beurt in den wagen te overnachten het voor de verandering wel eens aardig gevonden zou den hebben voor één nacht hun bed met een „bedstee in de pronkkamer" te ver wisselen bleek Oom Jan voor dit plan toch niet te vinden te zijn en werd door hen dus het gewone nachtkwartier betrokken terwijl Hans en Tom een plaatsje in het heerlijk geurende hooi zochten. „Wat 'n groote hooiberg!" had Hans uit geroepen, toen de boer hun de „logeer kamer" wees. De gastvrije boerin had maar niet kun nen begrijpen dat deze twee jongeheeren dan niet liever in de bedstee wilden over nachten! Zij schudde het hoofd bij de gedachte, dat ze „zoo maar in het hooi" den nacht zouden doorbrengen. Wat waren die stadsmenschen toch anders dan de buitenlui! Zij sliep nergens zoo graag als in een bedstee en haar jongens. nee, zoo heel zeker was ze daar toch niet van! Toon en Jaap hielden ook al van alles, dat „anders dan anders" was. Voor hen was die mooie auto, waarin de men- schen koken, aten en sliepen, net iets uit een boek. een mooi boek, dat ze uit de schoolbibliotheek te leen kregen en waar in ze gedurende de lange winteravonden zóó verdiept waren, dat ze niets hoorden of zagen van hetgeen er om hen heen gebeurde. En weer schudde de boerin het hoofd, ditmaal met de verzuchting, dat jongens toch altijd jongens waren. Niemand hoorde deze opmerking, maar zelfs al was zij door een groot gezelschap verstaan, dan nog zou niemand haar heb ben kunnen tegenspreken, 't Was om een uitdrukking van het boerenbedrijf te gebruiken een waarheid als een koe. Intusschen sliepen de drie bewoners van den auto weldra in en waren ook de jon gelui in den hooiberg in den dut. De heele boerenfamilie was eveneens ingeslapen, allen op twee na: Toon en Jaap, die met opzet wakker gebleven waren om him nog nader overlegd plan ten uitvoer te brengen. Toen zij eindelijk dachten dat iedereen wel slapen zou, klommen ze met hun klee- ren nog aan (ze hadden alleen hun schoe nen uitgetrokken) door het raam naar buiten. Wat 'n bof, dat ze beneden sliepen, aan den achterkant van het huis en nie mand hen hoorde! Op hun teenen liepen ze naar den hooi berg. klauterden met behulp van een lad dertje, dat er nog tegen aan stond, naar boven en lagen weldra een klein eindje van de andere jongens af in het hooi. Nil bleef ook bij hen de slaap niet lang meer uit, zoodat zij spoedig onder zeil waren. Hoe lang ze daar al gelegen hadden, wis ten ze niet, toen ze plotseling door een kreet opgeschrikt werden. Hans, die weer eens onrustig was in zijn slaap, draaide zich een paar maal om, ging een eindje verder liggen en.kwam met een bons tegen Jaap aan, daarbij een luiden kreet slakend. Ze waren nu alle vier helder wakker, zaten verschrikt overeind, staarden elkaar met groote, ontstelde oogen aan en.... barstten plotseling in lachen uit. 't Was maar goed, dat de hooiberg niet vlak bij het boerenhuis en den reiswagen was. Ze zouden dan waarschijnlijk de ge- heele familie wakker gelachen hebben. „We hebben elkaar aan 't schrikken ge maakt!" zei Tom. „Die Hans heeft weer heel wat op zijn geweten!" „Maar Toon en Jaap ook!" voerde Hans tot verlichting van zijn schuld aan. Na een tijdje nestelden zij zich alle vier opnieuw in het hooi en sliepen weldra weer stevig om de verloren schade in te halen. Den volgenden morgen, toen de boerin Toon en Jaap eerst nergens vinden kon en hen eindelijk in het hooi ontdekte, deden zij het verhaal in kleuren en geuren Ook de boer. Oom Jan. Bob, Piet en de anderen kregen natuurlijk een nauwkeurig verslag te hooren. Bob en Piet vonden het heimelijk jammer, dat zij er niet bij ge weest waren. Ze konden het Oom Jan en zich zelf niet vergeven, dat ze doorgesla pen en niets van het gebeurde bemerkt hadden (Wordt vervolgd). (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 13