Vliegtuig neergestort - Bezoek Berlijnschen politie-commissaris
Ij4,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
VOORJAAR IN DE BOLLESSTREEK. Nauwelijks heeft de voorjaarszon
haar warme stralen doen voelen of de crocusaen steken haar bloempjes reeds
boven de stroobedekking uit.
HET S.S. ^CjEtYNSSEN"dat van Amsterdam naar West-Indië vertrok, kwam in het Noordzeekanaalin aanvaring»
Het schip werd beschadigd en moest naar Amsterdam terugkeeren.
de COMMISSARIS HEISIG EEN WANKEL ZITJE.
van de Berlijnsche Kriminal- Een autobanden-han-
polizei, bezocht onze politie, in delaar in Hollywood op
Terband met de arrestatie van de reclame-zuil van ban-<
v. d. Lubbe. den voor zijn zaak.
Valpartijen hij de National Steeplechase te Cheltenham.
Geautoriseerde vertaling naar
het Engelsch van Molly Thynne,
door A. W. v. E.—v. R.
211 gingen naar de keuken, zetten zich
JU de kachel en praatten over allerlei
«Merwerpen, terwijl zij op Gunnet's terug-
:esr wachtten. Leslie haalde dranken te
voorschijn en deed zijn best, heel natuur-
aan het gesprek deel te nemen, maar
Jj) 'oelde zich niet op zijn gemak. Hij
zich met verwondering af wat er
wl In Gregg mocht zijn omgegaan. Was
hij benieuwd naar het aandeel, dat
«su« in het tragische geval had gehad?
trachtte alles van het standpunt
een buitenstaander te bekijken, maar
gelukte hem niet. Hij was al te zeer
{■ut afschuwelijke geval betrokken, om
zijn rechte verhoudingen te kunnen
Hij was dankbaar, toen Gunnet met de
en een drager kwam om het lijk weg
l Mengen. Brace en de dokter stapten
minuten later in Gregg's kleine twee
persoonsauto. Het kwam Leslie voor, dat
er een ongewone warmte lag in Gregg's
stem, toen die hem goeden nacht wenschte
Hij had den dokter nooit mogen lijden,
maar nu was hij hem dankbaar, want zijn
hartelijke handdruk kwam vlak op Brace's
laatste woorden, voordat hij in de auto
stapte:
„Ik moet u verdoeken, u tot nader order
ter beschikking van de justitie te stellen,
mr. Leslie!"
HOOFDSTUK III.
„Wanneer hebt u Cynthia het laatst
gezien, mr. Fayre?"
Lady Staveley's mooie oogen glinsterden
van pleizier, toen zij haar gast aankeek.
Hij had juist op lady Cynthia Bell ge
zinspeeld als op een preutsch klein ding,
en verorberde nu zijn stuk cake met de
kalmte van iemand, die er geen flauw
besef van heeft, zich aan een ongeloofelljk
verkeerde voorstelling van zaken te heb
ben schuldig gemaakt.
Allan Fayre, die bij zijn vrienden beter
bekend was als „Hatter", een bijnaam, dien
hij op een of andere manier in zijn vroe
gere Oxforddagen had gekregen, dacht
even na.
„Precies twaalf jaar, denk ik. Zij was
een langbeenig, klein ding van zoowat
acht, toen ik haar het laatst zag."
Lady Staveley gichelde van pret.
„Lange beenen heelt zij nog! Die heb
ben al die moderne meisjes, maar ik vrees
dat de preutschheid verdwenen is. Zij Is nu
beslist, wat de oude kindermeid gewoon
lijk noemde, een „zielezorg".
Hatter Fayre merkte de vroolijkheid in
haar stem op en beantwoordde die. Als
hij glimlachte, was het gemakkelijk te
zien, hoe hij aan het netwerk van fijne
rimpeltjes bij de hoeken van zijn verstan
dige grijze oogen was gekomen, en waarom
de oude bijnaam uit Oxford gedurende die
lange jaren van zijn ballingschap in
Indië was blijven voortleven; want een
bijnaam, behalve een met een onvriende
lijke bedoeling, blijft zelden Iemand bij,
die niet bemind is onder zijn vrienden.
„Ik Hjk wat ten achter," gaf hij droevig
toe. .Meisjes waren in mijn tijd gewoon
lijk preutsch, ziet u."
„Ik houd dolveel van Cynthia", ging zijn
gastvrouw in gedachten voort, „maar
soms doet zij mij dankbaar zijn, dat mijn
portie last bestaat uit zoons."
Fayre wendde zich tot zijn andere
buurvrouw.
„Wat zeg jij er van, Sybil? Jij kent lady
Cynthia immers?"
Lady Kean, die zwijgend naar het ge
sprek geluisterd had, wierp een kwijnen
den, spottenden blik op haar gastvrouw.
„Eva is een kat," zei ze. „Ze probeert
alleen haar onafhankelijkheid te verdedi
gen. Cynthia kan haar om haar pink
winden. Dat doet ze met ons allemaal,
geloof lk. behalve misschien met Edward.
Die laat zich niet om den vinger winden.
Sir Edward Kean, die zijn naam hoorde,
liep naar hen toe.
„Wat is er met Edward?" vroeg hij, vanaf
zijn hoogte glimlachend op zijn vrouw
neerziende. „Iets vleiends, hoop ik?"
Fayre, die innig belang stelde in deze
oude vrienden, van wie hij zoo lang ge
scheiden was geweest, was na zijn terug
komst door niets zoo verbaasd en getrof
fen geweest als door Kean's houding te
genover zijn vrouw. Fayre en Sybil Kean
kenden elkaar al vanaf hun kinderjaren;
zij hadden als kind samen op het land
gespeeld, en hadden elkaar later in Lon
den weer ontmoet. Kean was later in hun
leven gekomen, in den tijd, toen hij een
vooruitstrevend jong advocaat was, en
Fayre zat te blokken voor Indisch amb
tenaar.
Toen Sybil Lane, zooals zij toen heette,
groote liefde opvatte voor haar eersten
man, een knap garde-officier, met hem
huwde en meeging naar Malta, had Fayre
het vermeden, dat Kean er zwaar onder
leed. Hij bleef in elk geval vrijgezet en
ontwikkelde een arbeidsvermogen, dat,
volgens zijn vrienden, bijna dulvelsch
was.
Toen Fayre ver weg in Indië was, be
reikte hem het bericht van den dood van
Sybils echtgenoot, die in het eerste oor
logsjaar sneuvelde, en vijf jaar later de
tijding van haar huwelijk met Kean; en
nu was hij voorgoed in Engeland terug
en knoopte de oude banden weer aan,
verlangend om te zien, wat er van zijn I
jeugdvrienden was geworden. Gedurende
een week waren zij nu te Staveley teza
men geweest, en wat hij gezien had, had
hem deels bedroefd, deels getroffen.
Voor den oningewijde leek het, of Kean
eindelijk het doel van zijn eerzucht be
reikt had. Hij was met de vrouw van zijn
keuze getrouwd, en om de kroon te zet
ten op zijn roem, de schitterendste raads
man van zijn tijd te zijn, was hij in den
adelstand verheven.
Maar voor Fayre, die Sybil in vroeger
jaren te goed gekend had, om zich door
uiterlijkheden om den tuin te laten lel
den, had Keans toewijding aan zijn zieke
lijke vrouw iets tragisch. Want Sybil Kean
behoorde tot degenen, die niet kunnen
vergeten. Het verlies van haar echtge
noot had haar op den rand van het graf
gebracht; weken lang had zij tusschen
leven en dood gezweefd; toen zij er einde
lijk bovenop was, was haar gezondheid
geknakt en zag zij een leeg bestaan voor
zich.
Toen Kean's aanhouden eindelijk be
loond werd en hij haar had overgehaald,
hem te trouwen,, gaf zij hem alles, wat
zij nog te geven had zóóveel sympathie,
als slechts weinig mannen ten deel valt,
en een zeldzame trouw. Maar haar ge
zondheid ging steeds achteruit en toen
Fayre haar na al die jaren voor het eerst
had weergezien, was hij getroffen door
de verandering, die er in haar had plaats
gegTepen.
(Wordt vervolgd).