it den Leidschen Raad. 0 it *1 Paanakker Co. s I 4.10 HEEREN MOLIÈRE ■4,|e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 9 Maart 1933 Derde Blad No. 22384 De begrooting afgedaan. i! Ral 's tje» n ée FAILLISSEMENTEN. WAARDEERING VOOR HET NEDERLANDSCH PRODUCT. BRUIN, ZWART BOX CALFS MAARSMANSSTEEG 3 FINANCIEN. DE LEIPZIGER MESSE Steunt met Uw gaven het Leidsch Crisis-Comité. De heer Knuttel zal plaats maken voor een „Vechter". rsie che oor eur ii 61! Hevr. BRAGGAAR-DE DOES repliceert, i «rijst er op, hoe feitelijk de gemeente laait en van de huidige ook door haar «aanleerde krachten zou immers ook sulk gemaakt kunnen worden bij een «eentelijke commissie. gaat dan nog nader in op de door j: geuite klachten enz. en verdedigt pnaals haar voorstellen, v heer WILMER begrijpt niet de aan- ug tot vacantie-voeding, daar al be an is daartoe tijdens de crisis en die toch wel duren tot volgende begroo- fethouder TEPE dupliceert. Hij blijft voorstellen ontraden. Spr. onderschrijft reel den heer Vos dat klachten Jiooren bij het Bestuur en daarop den wethouder, niet tot personen die irbulten staan. Zooals de Bond van lerl. Onderwijzers deed door zich te bten tot dr. Horst. et voorstel Mevr. Braggaar, over te n tot instelling van een gemeentelijke uiissie voor schoolkindervoeding en Kling wordt verworpen met 20-12 stem- Voor de S.D.A.P. en de heer Knuttel, let voorstel Mevr. Braggaar, de school- dervoeding ook gedurende de vacanties verstrekken wordt verworpen met 17-15 amen. Vóór de S.D.A.P. en de heeren ittel, Vos, v. Tol, Manders. let voorstel mevr. Braggaar om bij «lldnderenvoeding en kleeding schoe- te verstrekken in plaats van klom- i en de daarbij behoorende reparatie Idt verworpen met 18—14 stemmen, tor de S.D.A.P. en de heeren Vos, uttel en Manders. (Reeds geplaatst in een deel onzer vorige oplaag). Praeadvies op het voorstel van mevr. ggaar— de Does, inzake de verstrek- van schoolpantoffels aan kinderen, ït schoolvoeding en kleeding ont- ?«n. (45) bestrijding van het praead-vies door n, BRAGGAAR wordt dit aangenomen 18—14 stemmen. ?en de S.D.A.P. en de heeren Knuttel Ik. art. 532 (Gymnasium) betreurt de GROENEVELD, dat door de leerlin- een telegram is gezonden aan Musso- (op de viering van de stichting van 1) en hij vreest dat dit het openb. wijs daar benadeelt (houder TEPE zegt dat het tglegram :;ronden buiten de leeraren om, die ~ede niets hebben uit te staan. De k is daarom misplaatst, art. 546 (volksfeesten) vraagt de KNUTTEL stemming De post wordt Snomen met 1912 stemmen. ?en de S.D.A.P. en de heer Knuttel art. 549 (speelterreinen) verdedigt DE CLER een terrein aan de Zijl de Toussaintkade daarvoor te be nen, zij het voorloopig. Voorts dringt an op spoed bij verplaatsing van het terrein van Westerkwartier, heer KUIPERS breekt een lans voor terrein voor de voetballende werkloo- De heer ELKERBOUT komt op voor speelterrein voor de „Eensgezindheid", 'oor z.i. gevaar dreigt, thouder SPLINTER zegt aandacht toe ie opmerkingen van mevr. De Cler. crisis-comité behartigt reeds de belan- van de voetballende werkloozen De Westerkwartier is aanhangig al zal «zen zomer nog wel over heeil gaan. ie Eensgezindheid is bedoeld gevaar aanwezig. art. 578 is een voorstel mevr. Brag- over te gaan tot oprichting van een mteljjke crèche. verdedigt dit. daar de bestaande iting absoluut onvoldoende is en een ie toch gewenscht. thouder ROMIJN erkent, dat er thans ie inrichting moeilijkheden bestaan ct college onderzoekt deze in de hoop «kunnen doen. Aan een gemeentelijke -« kunnen B. en W. om linancieele Qen niet denken. 'repliek wordt het voorstel verworpen <0—11 stemmen. ie S.D.A.P. en de heer Knuttel. 7art. 584 is het voorstel-Van Stralen: «ai besluit B. en W. opdracht te ge- oiterlijk binnen één jaar voorstellen de reorganisatie van de Stedelijke talrichting bij den Raad in te dienen, 'torsteller nader verdedigt. heer DE REEDE erkent, dat er nog iets aan ontbreekt en zal meegaan aet bezwaar dat dan de moeilijkheid si wordt naar B. en W. thouder ROMIJN wijst er op, dat men omdraait. Beide sprekers zijn lid het bestuur dat nu al een paar jaar hoisatie-plannen bestudeert en nu ,3 rij B. en W het in één jaar doen 'Open. Laten de heeren .trots het be- 'JJ vertrouwen in het college, eerst .-to in eigen boezem steken. Toezeg- ,aP binnen een jaar kan hij daarom QOf»n 68? nd 1 21. [wen. hjtt V STRALEN zegt. dat B. en W. *JI uitgaan, want een reorganisatie- pj, 5 ^Jn hand hebben zij 2 jaar laten -Bovendien, op de laksheid van het J kunnen B en W. zich niet beroe- lr hen een opdracht uit den raad „•«even. 'bORZITTER zegt. dat de bestuurs- ^h.ijkbaar een prikkel noodig heb- (7*011 raad vragen dien te geven. In bk?"ine van c'en heer v. Stralen V»aan h€t voorstel z.hst. aan te gBa een debat tusschen de heeren ■«en v Stralen over hun houding wstuur vraagt de WETHOUDER te wiizigen in een verzoek aan f.i™r om binnen een iaar een reor- 'ii hii B en W in te dienen. DONDERS maakt daarvan een De heer v. STRALEN verzet zich. Het amendement-Donders wordt aange nomen met 19—12 stemmen. Tegen de S.D.A.P on de heeren Huur man en Knuttel. Het voorstel-Knuttel tot opheffing der Werkinrichting wordt verworpen met 20 11 stemmen. Voor de S.D.A.P. en de heer Knuttel. Bij art. 601 (subsidie Stadsverkeer) vraagt de heer KNUTTEL beter toezicht op de inrichting der bussen en op het niet- rooken. Bij art 603 (Gem Dienst voor Soc. Za ken). maakt de heer v. STRALEN bezwaar tegen het groot aantal overuren terwijl de directeur zelf vrijwel niets daarvoor heeft gek-eeen Wethouder ROMIJN zegl, dat de met sprongen stijgende werkloosheid oorzaak is geweest voor de overuren doch maatrege len zijn genomen. Het college is bereid een gratificatie voor den directeur te over wegen. INKOMSTEN. Bij art 178 (belasting op vermakelijkhe den) is het voorstel Coster, om in de veror dening op de heffing van een belasting op openbare vermakelijkheden in dien zin te wijzigen, dat waar gelezen wordt een vloeroppervlakte van 50 M2. te veranderen in 60 M2. en waar gelezen wordt 100 M2. te veranderen in 120 M2. Dit om eenigerlei mate ontlasting te ge ven aan noodlijdende bedreven. Wethouder GOSLINGA wil praeadvies uitbrengen. Bij art. 188 (Lichtfabrieken) vraagt de heer BOSMAN aanteekening, dat hij tegen DE BEGROOTING IN HAAR GEHEEL. De heer v. ECK zegt, dat bij zijn fractie geen groote geneigdheid bestond voor deze begrooting te stemmen, daar het zou be- teekenis een sanctie van B. en W. en de door den raad genomen besluiten, doch aan den anderen kant staat vast, dat een gemeente niet kan bestaan zonder be grooting. Waar zijn fractie nog niet vol doende macht heeft tot wijziging, zal zij toch voorstemmen. De heer KNUTTEL zal tegenstemmen op reeds geuite redenen. Hij ziet geen reden, in tegenstelling met den heer v. Eek, B. en W. het besturen mogelijk te maken. De heer BOSMAN zal voorstemmen, nu aanteekening is gemaakt van zijn verzet tegen het beleid der Lichtfabrieken De begrooting wordt daarop goedgekeurd met alleen de stem van den heer Knuttel tegen. De kapitaalsdienst wordt z. h. st. aan genomen. De begrooting sluit met een eindcijfer van f. 9.055.924. De post Onvoorzien is uit getrokken op f. 55.335, terwijl de belasting- post vermeldt 60 opcenten op de gemeente fondsbelasting ad f. 346.667, terwijl nog f. 48.000 daarbij op eenigerlei wijze zal moeten worden gevoegd. De kapitaaldienst heeft een eindcijfer van f. 5.994.059. DE KOSTEN VAN HET BEGROOTINGS- DEBAT. De VOORZITTER uit nog kort zijn te leurstelling. dat uit den raad zoo weinig is gereageerd op zijn wensch tot bekorting der begrootingsdebatten. al hebben som mige sprekers zich daarvoor verklaard. Spr. geeft een vergelijking met andere plaatsen, die met Leiden £e vergelijken zijn. Leiden is de slechtste! En dan zijn ongetwijfeld de kosten ook een factor. Zij bedragen pl.m. f. 2.12'/; per minuut. Ver praat zijn bijna f.7000 (hl 55 uren). DE HEER KNUTTEL GAAT HEEN. De heer KNUTTEL deelt mede. dat hij het lidmaatschap van den raad zal neer leggen. De vertegenwoordiging van zijn partij hier geldt niet zoozeer de raads- debatten dan wel het contact met de ar beiders buiten den raad, voor wier wen- schen dient opgekomen. Spr. voelt zich daartegen niet opgewassen door zijn be trekking en door zijn gestel en daarom zal zijn plaats worden ingenomen door een ander. (Opvolger op de lijst is de heer H. van Weizen en dan de heer Wouda. Red. L.D.i. De VOORZITTER spreekt het algemeen leedwezen uit over dit heengaan. Trots alle verschil van overtuiging toonde de heer Knuttel zich een knap raadslid in debat en inzicht De heer KNUTTEL zegt. dat juist die woorden b°wijzen de juistheid van wat hij zei. Het is hem niet gelukt den raad te maken tot vechtDlaats en daarop komt het aan. Hierna 5.15 uur sluiting. A. Stempels, hotelhouder, Alphen a. d. Rijn, Raadhuisstraat 244. R.c. Jhr. mr. Th. W. C. Calkoen. Cur. mr. F. J. J. Trapman, Leiden. J. H. Rovers, bloembollenarbeider, Haar lemmermeer, Venneperweg 488. R.c. mr. S. J. Pit. Cm'. Mr. S. Groen, Haarlem. P. J. Keyzers Nzoon, bloembollenhande laar. Hillegom. R c. Mr. S. J. Pit. Cur. mr. M. A. van Eek, Haarlem. J. Kramer, bloembollenhandelaar en exporteur. Hillegom, Hoofdstraat 127. R.c. mr. S. J. Pit. Cur. mr. F. M. Hage- meyer, Haarlem. Opgeheven wegens gebrek aan actief: J. P. v. d. Ploeg. Julianaplein 11. Noord wij kerhout. Th. J. P. Spiegeler, Voorschoten. MEN MOET EEN VRIJWILLIGE VOORKEUR SCHEPPEN. „Een propaganda als deze, aldus Ir. W. H. van Leeuwen, industrieel en onder voorzitter van den Nijverheidsraad, heeft mijn volle sympathie. Er is thans meer dan ooit reden om er bij het publiek de aandacht op te vestigen van hoe groot be lang het is om aan het Nederlandsche product de voorkeur te geven, indien men daarmede geen bepaalde belangen schaadt. Het mooie van deze actie voor het Neder - landsch fabrikaat is, dat men zich tegen geenerlei product van vreemden oorsprong kant. Integendeel het is een pro-beweging, in dien zin, dat zij slechts tracht voor te lichten omtrent de beteekenis van onze eigen industrie". Acht u het de plicht van elk Nederlan der, zooveel doenlijk Nederlandsche pro ducten te koopen? „Ongetwijfeld; maar zoo mogelijk moet dit vrijwillig geschieden. Wij hebben er geen enkel belang bij den levensstandaard in ons land te verhoogen, hetgeen allicht het geval zou zijn indien het koopen van Nederlandsen fabrikaat een kunstmatig karakter zou dragen. Een juist besef ech ter van wat industrieel Nederland kan le veren is van groote opvoedende waarde. De Nederlander heeft van oudsher een „open mind" voor schepen, mooie havens en andere waterstaatswerken, maar ten aanzien van de industrie geldt dat in veel mindere mate. Een fabriek brengt ons veel minder in vervoering dan bijvoorbeeld een modern koopvaardijschip, dat den roem van onzen handel en scheepvaart de we reld over draagt. Er komt evenwel ver andering: in breede lagen van ons volk zal men moeten inzien, dat acht millioen Nederlanders op den duur niet meer hun bestaan kunnen vinden in beroepen, welke in het verleden ons land hebben groot gemaakt. Indien de resultaten van de jongste volkstelling reeds bekend zouden zijn, zou daaruit stellig blijken, welk een verschuiving er de laatste tien jaren heeft plaats gehad; in welk een mate ons volks bestaan van de fabriekmatige productie afhankelijk is geworden. Nooit mogen wij echter uit het oog verliezen, dat die pro ductie voor een zeer groot gedeelte naar het buitenland moet worden uitgevoerd en, behoudens in uiterste noodzaak, zal geen enkele actie zich dan ook tegen het buitenland mogen keeren. Anderzijds kan het buitenland zich niet ontsticht toonen over een beweging, welke slechts door een gezond nationaal gevoel wordt ingegeven en hetwelk men aldaar eveneens aan treft." Als leider van groote fabrieken, ook in het buitenland, hebt u zich uiteraard een oordeel gevormd over de waarde van onze eigen industrie? ..Dat oordeel is in alle opzichten zeer gunstig. Er wordt in de Nederlandsche in dustrie buitengewoon hard gewerkt; in vele opzichten pakt men de vraagstukken hier zelfs nog voortvarender aan dan in landen, welke méér dan het onze als industrie-landen bekend staan. Maar hoe weinig begrip heeft men in Nederland dikwijls nog van de moeilijkheden, waar mede de industrie binnen hare muren te kampen heeft. Ook hier wreekt zich wel licht ons verleden, dat steeds buiten de landsgrenzen, in handel en scheepvaart, zijn grootste triomphen heeft gevierd. Men merkt het verschil ln een land als België, waar tal van groote en kleine industrieën over het geheele land ver spreid zijn en die zich mogen verheugen in een warme belangstelling, zoowel van de overheid als van de bevolking. Men leeft daar met de industrie mee op een wijze, zooals wij dat helaas in Nederland nog niet kennen. Ook daarom acht ik het van groot belang, dat er nu een krachtige algemeene propaganda voor het Neder landsch fabrikaat wordt ondernomen." Moet ook Indië daarin betrokken worden? „Ik kan niet beoordeelen, of een Neder- landsch Fabrikaat-beweging van nut zou kunnen zijn voor den afzet aan de in- heemsche bevolking. Wel echter worden er groote bestellingen gedaan door de over heid en talrijke Nederlandsche instellingen. Hier kan nog veel bereikt worden. Veel te veel beschouwt men in Indië ons land als vreemde mogendheid, zonder daartegen over te bedenken, dat beide deelen van het Rijk in economisch opzicht zoo nauw met elkaar verbonden zijn. Nu wil ik niet beweren dat men door prefefentieele rechten en andere beschermende maat regelen Nederlandsche Firma's een voor sprong moet geven; doch in tijden als deze is het toch stellig niet te veel gevraagd en dit geldt niet in de laatste plaats voor de Indische overheid en de overheids bedrijven, een vrijwillige voorkeur te scheppen. Zoo zie ik tenminste de bewe ging van het Nederlandsche fabrikaat; laten wij toch niet in den vreemde koo pen wat onze Nederlandsche industrie ons zonder verhooging van kosten of gevaar voor mindere kwaliteit, evengoed kan leveren." Is het buitenland actiever in den ver koop dan wij, Nederlanders. „Wanneer men den schijn van het wezen niet kan onderscheiden, wat uiteraard bij leeken dikwijls het geval is, ja, dan lijkt een buitenlander misschien wel eens han diger hl den verkoop dan een Nederlander. U zult echter bij uw rondreis langs de Nederlandsche industrie ervaren, dat de technisch onderlegde besteller daar an ders over denkt. Bij de vele groote bestel lingen welke wij regelmatig doen, blijkt ons steeds weer hoe voortreffelijk onze Nederlandsche nijverheid is toegerust. Er zijn natuurlijk altijd bepaalde objecten, welke het buitenland goedkooper levert, hetzij doordat men daarvoor, beter dan iu Nederland mogelijk is, op massa-productie is ingesteld, hetzij doordat men door de fabricage van bepaalde grondstoffen af hankelijk is, die in ons land niet gevon den worden Doch voor zoover deze bijzon dere voorwaarden geen factor vormen, kan onze industrie in alle opzichten den toets met het buitenland glansrijk doorstaan. Uit ervaring weet lk hoe wij in onze bui- tenlandsche fabrieken met onze geleverde installaties wel eens onaangename erva ringen hebben opgedaan, welke in Neder land eenvoudig niet denkbaar zouden zijn De meening, dat de Nederlandsche in- dustriëel het in het verleden te gemakke lijk gehad heeft en dus verslapt zou zijn. acht u dus ongegrond? „Hoe zou men nu ooit kunnen beweren, RECLAME. 6893 IEDER I' A A li VOLLE GARANTIE. ROTTERDAMSCHE HYPOTHEEKBANK VOOR NEDERLAND. In de gistel-middag te Rotterdam ge houden vergadering van Commissarissen dezer Bank is bepaald, dat aan de alge meene vergadering van Aandeelhouders op Woensdag 22 Maart a s. te houden ten kantore der Bank. zal worden voorgesteld om het dividend over 1932 vast te stellen op f. 27.per aandeel. dat de Nederlandsche industrie het ge makkelijker gehad zou hebben dan bij voorbeeld de Duitsche of Amerikaansche? Hoe groot zijn niet de nadeelen van een klein binnenlandsch debiet, dat bovendien steeds geheel open heeft gelegen voor de buitenlandsehe concurrentie? In weerwil daarvan heeft de Nederlandsche industrie zich opgewerkt tot een hoogte, waarvoor men niet anders dan eerbied kan hebben. De hooge beschermende rechten in het buitenland hebben niet kunnen verhinde ren. dat tal van Nederlandsche producten, niettegenstaande zij dikwijls een veel hoo- geren kostprijs hebben als gevolg van hoogere loonen en sociale lasten toch nog een vrij behoorlijken afzet op de we reldmarkten hebben kunnen veroveren. Waaraan moet men dat anders toeschrij ven dan aan het vermogen van onze on dernemers, hun productie degelijk te organiseeren?" Ons kwamen echter gevallen ter oore.. „Het is een groote fout. zijn oordeel te vestigen op grond van bepaalde gevallen, want daarmede loopt men juist het ge vaar, den schijn voor het wezen te nemen U zinspeelt op minder vlot optreden bij den verkoop. Dat is misschien een gevolg van onzen volksaard. Een Nederlander be tracht bij den verkoop namelijk niet zei' den groote gereserveerdheid, omdat men niet gaarne beloften doet, welke men niet zeker weet naderhand te kunnen nako men. Bovendien moet men onderscheid maken tusschen den praat-ingenieur die met praten een artikel aan den man denkt te brengen en den constructeur, die dik wijls dieper in technische details treedt en daardoor veelal bij den leek den indruk wekt, alsof hij niet vlot genoeg optreedt. Zoo komt het voor, dat een Nederlandsche machine-industrie den chef constructeur stuurt om het geval degelijk te bekijken, waar een buitenlandsehe fabriek in eerste instantie de cllëntèle door een vlot pra tend vertegenwoordiger laat voorlichten." Acht u een wettelijk voorschrift voor het voeren van een Nederlandsch fabrikaat- merk gewenscht? „Dit vraagstuk is ook in den Nijver heidsraad dikwijls behandeld. Wij hebben daaromtrent echter nooit eenstemmigheid bij de industrie zelve kunnen vaststellen, ook al omdat het publiek hierop zeer ver schillend reageert. Er zijn nu eenmaal artikelen, welke er bij het publiek gemak kelijker in schijnen te gaan. indien zij vreemde namen dragen. Denkt u maar eens aan schoenen. Wat levert onze Neder landsche schoenenindustrie niet een voor treffelijk product en toch wenschten som mige fabrikanten geen afstand te doen van Engelsche namen en aanduidingen. De fabrikant kiest hierin liever geen partij, omdat hij zich nu eenmaal op het standpunt stelt, dat hij zijn product moet verkoopen. Hij wenscht daarin niet be lemmerd te worden door reclame te moe ten maken voor het begrip Nederlandsch fabrikaat." Hierbij vormt de tusschenhanael na tuur een belangrijken factor? „Ongetwijfeld. Men krijgt dikwijls den indruk, dat het veel gemakkelijker is, de huisvrouw tot koopen van Nederlandsch fabrikaat te bewegen dan den tusschen- hancielaar, die niet zelden een afwijzende houding aanneemt, wanneer hij zijn be langen of wat hij daarvoor houdt in het gedrang ziet konien. Doch in dit opzicht gaan ook vele overheidslichamen niet vrij uit. Dit is zeer te betreuren, omdat daar door groote bestellingen soms om een lut tel prijsverschil naar het buitenland gaan, welke inderdaad beter binnen de lands- grenzen hadden kunnen blijven. Tenslotte de nog voor mij op den voor grond staande vraag voor de toekomst is deze: hoe houden wij een zoo groot moge lijke productieve werkgelegenheid in Ne derland in stand? Het is daarbij niet de belangrijkste vraag of in de bedrijven het tegenwoordige loon voor een zeker aantal arbeiders kan blijven behouden, doch veel meer. hoe kunnen wij een zoo groot moge lijk aantal in het productieproces opne men en handhaven. Dit is in de eerste plaats een belang voor de arbeiders zelf. Een wijziging van loonsverhouding betee- kent daarbij nog volstrekt niet een even redige wijziging van den levensstandaard en tenslotte zijn de arbeiders als consu menten ook weer eikaars afnemers. Het oogenblik om voor het Nederlandsch fabrikaat bijzondere aandacht te vragen is goed gekozen. Ik hoop van harte dat deze propaganda een volledig succes zal boeken." DE INVLOED VAN DE ECONOMISCHE CRISIS DE DUITSCHE INDUSTRIE VRAAGT UITVOERMOGELIJKHEDEN - HET AANDEEL VAN NEDERLAND (Van een bijzonderen medewerker). LEIPZIG, 8 Maart De economische crisis, die de wereld teistert, doet zijn invloed gelden veel meer dan de poli tieke toestand in Duitschland zelf op de Leipziger Messe. Deze Jaarbeurs, de oudste en grootste ter wereld, blijft des niettemin de wereldmarkt, waar exposan ten uit 25 verschillende landen, waaronder Nederland, nun producten aanbieden en waar bezoekers uit het dubbele aantal staten komen om hun inkoopen te doen. Elke jaarbeurs is in zekere mate de baro meter van den handel; de Leipziger Messe is de barometer van den wereldhandel, ook nog in dezen tijd, waarin 't Internationale handelsverkeer ernstig belemmerd wordt. Vergelijkt men het aantal exposanten dit maal 6292 (115.135 M2 expositieruimte) onder wie 662 uit het buitenland met het aantal van het vorige jaar, dan con stateert men een vermindering met bijna een vijfde, voor wat betreft het aantal Duitsche exposanten (5630 tegen 6707) slechts met 15 procent. Dit is een bewijs van de stabiliteit en het weerstandsver mogen van de Leipziger Messe, daar zoo wel de omvang van den wereldhandel als de afzet op de binnenlandsche marat in veel sterkere mate zijn achteruitgegaan. Relatief is de beteekenis van de Messe als economischen graadmeter dus nog vergroot. Als exposant neemt Nederland (met Zwitserland) op deze voorjaarsmesse de zesde plaats in. Negentien Nederlandsche ondernemingen zijn voor zoover wij kunnen nagaan hier vertegenwoordigd. Van de buitenlandsehe exposanten neemt Tsjecho-Slowakije met 195 de eer ste plaats in. Dan volgen Japan met 162, Oostenrijk met 78, Italië met 56 en Spanje met 51 exposanten. Industrie contra landbouw. De politiek heeft op de Leipziger Messe geen of bijna geen invloed. Men komt naar Leipzig om zaken en niet om aan politiek te doen. Groote belangstelling bestaat echter voor de handelspolitiek, zoowel die van Duitschland als die van andere landen. De Duitsche industrie eischt steeds luider de mogelijkheid van uitvoer van haar producten. In Nederland vooral zal met spanning de ontwikkeling van de Duit sche handelspolitiek gevolgd worden. Deze week nog werden de Duitsche invoer rechten op eieren en kaas belangrijk ver hoogd, waardoor vooral de Nederlandsche uitvoer wordt getroffen. De Duitsche in- dustrieelen en ook de leiders der Leip ziger Messe begrijpen echter, dat deze handelspolitiek der Duitsche regeering ten behoeve van den Duitschen landbouw nadeeligen invloed op den uitvoer moet hebben. De catalogus van de Britsch- Indische collectieve expositie op de Leip ziger Messe sluit met „Koopt onze produc ten, dan koopen wij ook uw fabrikaten" en de beteekenis van dezen zin wordt door de Duitsche industrie thans sterk gevoeld, „Ongeveer een vijfde deel van het Duit sche volk, dus ruim 10 millioen menschen, leven direct en indirect van den uitvoer", aldus dr. Joh. Bleick, de ons een verkla ring gaf over de noodzakelijkheid van uit voer voor de Duitsche industrie. En verder sprekende over de gunstige positie van de Duitsche industrie op de wereldmarkt, verklaarde deze bekende Duitsche eco noom: „Voordat men deze gunstige positie van de Duitsche Industrie op de buitenland sehe markten door een tegen het buiten land op autarkie gerichte handelspolitiek opgeeft, is het een dringende nationale plicht nauwkeurig te onderzoeken of het Duitsche economische leven door een af sluiting naar buiten wel verbeterd kan worden. Onze geheele economische struc tuur is er op gericht, dat een belangrijk deel van onze industrieproducten in het buitenland verkocht wordt. Wanneer men daarom dit deel van onze productie niet braak wil laten liggen hetgeen onze werkloosheid oneindig zou verlengen dan moet men haar door het openhouden der buitenlandsehe markten de mogelijk heid van productieven arbeid laten". In officieele kringen in Leipzig blijkt men ook nu nog optimistisch gestemd. Men vermoedt, „dat de deviezen- en valuta moeilijkheden slechts van voorbijgaanden aard zijn en dat ook in de internationale douane-verhoudingen een verbetering zal intreden, vooral dan, wanneer de Duitsche handelspolitiek zich niet eenzijdig vastlegt aan landbouw-belangen. doch ook het levensrecht van de uitvoerindustrle erkent en dienovereenkomstig onderhandelingen met het buitenland gevoerd worden". Dr. Raimund Kohier president van het directorium van het Leipziger Messamt. verklaarde bij de opening der Messe in verband met de handelspolitiek voorts nog: „De maatregelen op het gebied der han delspolitiek hebben in 1932 de laatste res ten van de periode van vrijhandel vernie tigd. Ondanks alles blijft echter van dc idee van de internationale arbeidsverdee- ling de kern juist, dat de beste bevrediging van de behoeften van allen dan bereikt wordt, wanneer dat land er voor zorgt, dat de meest natuurlijke ontwikkelings mogelijkheden biedt. Van dit beginsel moet ook de aanstaande economische we reldconferentie uitgaan." Op de Leipziger Messe zal de Duitsche industrie ondervinden, dat het buitenland en vooral Nederland niet kan koopen, wanneer Duitschland den invoer van bpi- tenlandsche Nederlandsche landbouw producten belemmert. Vooral uit Nederland ls het aantal be zoekers groot, grooter nog dan het vorige jaar. Velen, die in verband met den ooti- tieken toestand Zaterdag voor de Messe niet vertrokken, zijn na Zond at. toen bleek, dat alles rustig bleef te Leiozie. toch naar de Messestad ve<*aan Naar schatting Ziin ruim tweeduizend Nederlandsche kooplieden naar Leipzig gekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 9