VAN TWEE MUZIKANTJES DE TEEKENWEDSTRIJD. Twee kleine muzikantjes Reizen de wereld om, Gewapend met trompet en Een heele groote trom. Steeds klinkt het. waar z' ook komen Van: tet-re-tet! rom-bom! De beide muzikantjes Ze heeten Jan en Tom Die blazen, slaan heel dapper, Maar zij n toch lang niet i Want tegen 't etensuurtje Klinkt 't tet-re-tet! rom-t Reken maar vast. hoor Moeder Dat 'k bij je eten kom! En 's avonds in hun bedje Klinkt 't: tet-re-tet! rom-bom! - In muzikantjes' ooren: Slaap lekker. Jan en Tom! teel oed Ier :me Ter |dh rob ht 00 DJ nbl Sen al w?' lee m wa rdii or Iht 1 de ffie: Iron |UK Jen Bel Éea (Nadruk verboden). CARLA m HOOFDSTUK V. De uitslag. 4) De volgende morgen zat Willem met een boos gezicht aan het ontbijt. Als moeder hem wat vroeg gaf hij antwoord, maar Gerda keurde hij zelfs geen blik waardig. Zoo'n flauw kind ook. Eerst zijn teeke- ning verknoeien, en dan nog zeggen dat ze het niet gedaan had ook. En vader en moeder lieten het zich maar wijs maken. Nu, „die meid" kon tegen hem zeggen wat ze wilde ,hij geloofde er toch niets van. Wie zou het anders gedaan moeten hebben? Er heerschte een gedrukte stemming aan het ontbijt en Willem was blij, toen moeder het teeken gaf dat ze op mochten staan. „Willem" zei vader voor de jongen de kamer kon verlaten. „Willem, kom eens mee naai' boven". Achter vader aan liep Willem de trap op. Wat zou er nu weer zijn? „Willem" begon vader, zoodra ze op Willem's kamertje waren. „Willem begrijp je waarom ik je hier heb laten komen?" Een schudden met het hoofd was het eeniee antwoord. „Dan zal ik het je zeggen jongen. Ik wilde met je over Gerda spreken. Liegen is een groot kwaad Willem, dat weet je wel. Maar juist omdat liegen zoo iets leelijks is, mag men er niemand zoo maar van be schuldigen. En dat doe jij Willem! Moeder heeft met Gerda gesproken en nu zeggen wij: „Ik geloof je. kind". Maar jij zegt: ,Ik geloof je niet. Je liegt". Nu kan en wil ik je niet dwingen je zusje te gelooven. Maar ik kan je wel verbieden om tegen anderen hierover te spreken. Als straks mijnheer Van der Hoogt naar je teekening vraagt, dan verbied ik je je zusje's naam te noemen, heb je mij begre pen''" „Ja vader. Maar maar wat moet ik dan zeggen' „Natuurlijk, de waarheid. We weten niet. wie het gedaan heeft. En Willem" nog even hield vader zijn jongen terug, tegen Gerda een andere houding aannemen, hoor. Je moogt haar niet onder je verdenking laten liiden. Zelfs al had ie zusje gedaan, waar van je haar beschuldigt, dan mocht je nog niet zoo tegen haar doen" Willem antwoordde niet Maar aan zijn oogen kon men zien dat vaders woorden hun uitwerking niet gemist hadden. 't Was een geroezemoes van belang in de klas van mijnheer Van der Hoogt, toen na schooltijd, de teekeningen werden ingele verd. „Er is goed werk bij, dat zie ik wel" prees mijnheer. „Over drie dagen, als ik alles rustig bekeken heb, zal ik de uitslag zeggen Maar waar is jouw teekening, Willem van den Berg? 'k Zie hier wel de vaas met bloemen van je concurrent, maar van jou zie ik niets'. Opeens waren de zachtere gevoelens bij Willem verdwenen. Nu konden alle jongens en meisjes een teekening inleveren en hij stond met leege handen. „Mijn teekening is verknoeid, mijnheer" antwoordde hij met een donker gezicht, en meteen haalde hij de bemorste teekening voor den dag. „Wat jammer is dat nu", riep mijnheer uit. ..Heb jij er die inkt over gemorst, Willem? Of hoe is 't anders gekomen.?" Terwijl de heele klas luisterde, vertelde Willem: „Gistermiddag liet ik op mijn kamertje mijn teekening op tafel liggen. Er stond een inktfleschje naast. Maar toen ik gis teravond weer boven kwam, was 't fleschje omgegooid over mijn teekening „Hoe kwam dat dan Willem? Stond het niet stevig? Kan het ook omgevallen zijn?" „Nee", hield Willem vol, *'t is omge gooid, maarmaarwe weten niet wie het gedaan heeft." Gedachtig aan vaders bevel, had Willem er de laatste woorden bijgevoegd. Heel de klas had doodstil gezeten bij Willem's verhaal. Een jongen zat er onrustig te draaien't Was Theo van Wiet. 't Spijt me heel erg voor je Willem", zei mijnheer Van der Hoogt, „maar je be grijpt zelf ook wel, dat je nu niet mee kunt dingen in de wedstrijd. Van je tee kening is niet veel meer te zien- Voortaan maar beter op je spullen passen, jongen. Je moet je werk ook niet een heele mid dag op tafel laten slingeren Met een nijdig gezicht, stopte Willem pijn teekening weer in zijn tasch. Wel ja, dat nu ook nog. 't Leek wel alsof mijn heer Zijn moeder gesproken had. want hij maakte precies dezelfde opmerking. 's Maandagsmiddags na afloop van de lessen zou mijnheer Van der Hoogt de uitslag van de teekenwedstrijd bekend maken, 't Was een vervelend oogenblik voor Willem. Eerst had hij voor mijnheer begon willen verdwijnen. Er was van hem immers toch geen werk bij, dus kon hij eigenlijk even goed gaan. Tenslotte be hield toch de nieuwsgierigheid de over hand en bleef hij op zijn plaats. „We beginnen bij groep m zei mijn heer. „Jullie hebt heusch aardig werk ge leverd, kinderen. Maar nadat ik alles nauwkeurig bekeken had, vond ik dat de prijs toekwam aan Nellie Ouwersloot. Hier Nel. kom Je boek maar halen, je hebt het eerlijk verdiend". Met een kleur van blijd schap kwam het meisje naar voren en nam haar prijs in ontvangst. „Dan volgt groep II", ging mijnheer voort. „Jullie hebt ook je best gedaan kinderen, maar sommigen van jullie zijn niet gelukkig geweest in de keus van hun onderwerp. Uit deze groep heb ik de prijs toegekend aan Jan Helvensteyn. Hier jon gen is je boek Jan Helvensteyn zat vlak vooraan in de klas. Hij behoefde slechts even op te staan en zijn arm uit te steken, toen kon mijnheer hem het mooie boek overhan digen. En nu volgt de eerste groep, begon mijn heer weer. „Bij deze groep heb ik het ge makkelijk gehad, wat al te gemakkelijk- 't Zou heel anders geweest zijn als Willem van den Berg ook zijn werk had kunnen inleveren. 'k Geloof dat het mij dan moeilijker zou geweest zijn te bepalen wie van de twee concurrenten den prijs had verdiend. Maar nu is 't zoo dat Theo van Vliet de mecanodoos kan komen halen." Met een hoogrood gezicht stond Theo op en kwam op mijnheer toe. Hij moest Willem passeeren maar toen hij langs hem ging wendde hij het hoofd af. Na afloop van de prijsuitdeeling ging de klas heen. Natuurlijk lieten de prijswin naars in de gang en op het schoolplein hun prijzen zien aan ieder die dat wilde. Doch Theo van Vliet was er niet bij. 't Eerst van allen was hij buiten geweest, en was terstond huiswaarts gegaan. „Wat een flauwerd", zeide de jongens „om zoo gauw weg te gaan. Wij willen die mecanodoos toch ook wel eens zien? Toen Willem van den Berg thuis kwam, was hij erg stil. Moeder, die van de prijsuitdeeling wist, liet hem maar begaan, 't Was ook wel naar voor hem dat hij niet mee had kun nen doen- Vooral omdat hij zoo'n goede kans gemaakt zou hebben. Enfin, er was niets aan te doen. Hij zou zijn teleurstel ling nu wel gauw vergeten zijn. En tegen Gerda was hij niet zoo onaardig meer. ■aa HOOFDSTUK VI. fet De twee vrienden. 't Was eenige weken later. Met eeMjj velt gezicht stond Willem van den! voor het raam van zijn kamertje, *L| 't Was Woensdagmiddag, naar behoefde hij niet, maar uitgaan k«®f evenmin. 1™ Want van 's morgens af viel gestadige plasregen. Brrrr«i» weer en dat net op Woensdag. Er 5® geen sprake van dat hij met moe®)1 Gerda naar het bosch zou kunnen® Nee, binnen blijven was de boodstM» Maar wat moest hij zoo'n heeler:®! dag toch uitvoeren? Zijn huiswert® allang klaar. Zou hij maar wat gaan .®e Juist toen Willem zich van het ®H afkeerde, kwam moeder het ka» binnen. Ic „Zoo jongen sta je je te vervelen® je treft het niet erg voor je vrije wBs dagmiddag hé. Maar waarom ga je® een poosje naar Theo? Misschien im bij hem wel een paar uurtjes blijt® vraag hem anders hier. dat is evengo® „Och moeder, Theo is tegenwoordig® aardig meer- Wat hem scheelt wee® niet, maar meestal is hij zoo kortaf C me en gaat hij met andere jongens*) huis". „Wat raar", meende moeder „He® jullie ruzie gehad?" L „Nee moeder heelemaal niet. En* is het net alsof hij mijn liever niet® ,,'t Is raar hoor", herhaalde moeder! eens. Maar misschien vergis je je m. Willem. Nu je moet het zelf weten. Je* naar Theo gaan of hem hier halen* zooals je wilt. Maar 't hoeft natuu* niet". K Toen moeder de kamer verlaten bleef Willem nog even staan dralen® zou hij doen? Gaan lezen of Theo Da ken? „Weet je wat ik ga naar hem toe e: hij mij nu weer afsnauwt, dan kan hij mijn part ophoepelen", dacht Willem Even later, stond hij, zijn regenjas en zijn pet op, in de hulskamer- Moeder en Gerda zaten gezellig zaw handwerken. „Wat maak jij voor een ding Gen vroeg Willem, terwijl hij naar zijn z» werk keek. „Een kussen voor den divan". „Dat is mooi", prees Willem. „Maar jongen", lachte moeder, dat niet? Dat is het patroon dat- jij poos geleden voor haar geteekend hebt „O ja, dat is waar ook", zei Willem. ,,'k Was het heelemaal vergeten". „Ja, ja", merkte moeder op .,n>ej kunnen ook wel wat, al hebben ze slag van teekenen zooals jij. Ieder op beurt. Willem". ,,'k Ga maar een poosje naar T! moeder", zei Willem haastig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 14