Jaargang Donderdag 9 Maart 1933 No. 10 ET HEERLIJK REISJE DE POPPENKAST. door L E. DE LILLE HOGERWAARD. Hoofdstuk IX. Bijna een Aanrijding! i Jan en zijn neven hadden nog zoo j niet van de Veluwe kunnen schei- ir prachtige wandelingen gemaakt en I den auto gezeten ook van mooie |en natuur genoten. 1 trof al bijzonder, dat de Koningin was en Oom Jan op het denkbeeld Oom Nico, die in Apeldoorn woon- In bezoek te brengen, want Oom Nico 1 een kaart voor het Loo en mocht (ensdaes en 's Zondags in het wonder- rustige park wandelen. Idaar het juist Woensdagsmorgen was hij er met Oom Jan, Job en Piet heen |r in den namiddag nog een bezoek ]de beide anderen te brengen. Heerlijk len de oranjeboomen, die nog gedeel- 1 in bloei stonden. Na eerst het Oude |bet oorspronkelijke jachtslot, te heb- ewonderd, begaf het gezelschap zich I het paviljoen, waar de Koningin en I de Prinses als kind speelde. Ze gin- lop een heerlijk lommerrijk plekje bij frinsesse-tuintje zitten, toen Bob piot- uitriep: fat zou dat kleine huisje zijn, Oom?" Nico vertelde nu, dat de Prinses Haar jeugd dolgraag metselde, dit I vervaardigd had. Daarop werd het latuur-huisje van dichtbij bekeken. It gezelschap was verrukt over het Ihtige hout, de vischrijke vijvers en de lokjesachtige sprengen of beken. Allen lien zich bevoorrecht, een en ander (nabij te mogen zien en natuurlijk ver- T)om Nico niet te gaan naar het paar- en hondenkerkhof, waar de lieve- rtieren der Koninklijke Familie be ien zijn. 't Was maar goed, dat Oom Hans en Tom beloofd had in den flag met hen naar het Loo te gaan. i te sneu geweest zijn, als ze alles al- Imaar van hooren-zeggen hadden! Igen vier uur nam het gezelschap af- fid van hun vriendelijken geleider en 'de Oom Jan naar den Amersfoort- straatweg om bij den beroemden i-put halt te maken. Ook deze moest liurlijk bewonderd worden. De echo- I toonde met een onuit„put"telijk ge- 1 alle kunstjes, welke hij sinds jaar en herhaalt en de jongens vonden het I belangwekkend. p de nabijheid der Soerensche bosschen I gegeten, ditmaal koud, want de jon- s hadden geen gelegenheid gehad voor warms te zorgen. Maar de boterham - met ham en kaas, de bananen en men lieten zich uitstekend smaken, poe meer buiten-model, hoe mooier, l!" zei Piet, want voor de jongens lag aantrekkelijks in het afwijken van (gewonen levensregel, een kunst, welke f) Jan meesterlijk verstond, pt Uddelermeer met de Hunneschans hoogte der laatste viel den jongens Ijl) vonden zij een bijzonder mooi fie .In het restaurant werd een kopje f gedronken en van het fraaie uitzicht Pten Natuurlijk werd de ansichten- s door de jongelui bestormd en daarna [ei deze een half uurtje druk aan het pennen om hun familieleden het aller laatste nieuws van de reis mede te deelen. Dat mochten ze immers niet vergeten! Het was een heerlijke zomeravond en Oom Jan stelde voor eerst een eindje te rijden en dan halt te maken voor den nacht. Voor een toertje waren de neven dade lijk te vinden! 't Werd een onvergetelijke rit, nu eens tusschen bosschen door, dan weer langs open wegen, tot. Oom Jan plotseling bijna een aanrijding had, welke echter wonder boven wonder! nog voorkomen werd. Vóór ik verder ga, moet ik eerst vertel len, dat de Veluwe bevolkt wordt door veel herten, welke zich overdag in de bosschen ophouden, maar tegen den avond soms in heele kudden! naar de open plekken komen om er te grazen en meestal ook te drinken. Nu was een hert blijkbaar bij zoo'n ge legenheid van de overigen afgeraakt en alleen achtergebleven. Angstig stond het naar zijn makkers uit te kijken, wilde juist den rijweg oversteken, toen het.... plotseling verblind door de lichten re gelrecht den auto tegemoet liep! Pas op het allerlaatste oogenblik werd Oom Jan het naderend onheil gewaar, dat niet alleen voor het verblinde hert, maar ook voor hen alleen noodlottig had kun nen zijn. Vlug wendde hij het stuur, reed een klein paaltje aan den kant van den weg omver, maar stopte zonder verdere ongelukken. Haastig doofde hij nu de lich ten en zag een arm, opgejaafd hert, op een draf wegloopen. „Die heeft genoeg van onzen auto!" zei Oom Jan lachend. „Ik ben blij, dat niet al leen ieder van ons, maar ook het mooie dier er goed afgekomen is. We zullen maar niet meer herten verschrikken en deze ééne waarschuwing ter harte nemen. Laat ons hier den nacht dus doorbren gen!" De bedden werden nu in gereedheid ge bracht, de tent werd uitgezet en weldra was het gezelschap in den dut. Plotseling werd Oom Jan wakker door een barsche stem, die riep: „Wat moet dat hier?" Slaperig keek hij uit het raampje, zag ,een plattelands-veldwachter en zei: „Wel man, we wenschen hier alleen maar rustig té slapen!" „Woonwagens mogen hier niet staan!" zei de ander. ,,'t Is een auto!" merkte Oom Jan op. „Hebt u parkeervergunning?" vroeg de man nu. Neen, die had Oom Jan niet, maar hij begon met den veldwachter te vertellen, wat voor karretje het was en al pratende legde de laatste zijn barschheid af. Lang zamerhand scheen hij te begrijpen, dat hij met een gezelschap niets kwaads in den zin voerende reizigers te doen had, al mochten die daar dan ook niet kampeeren. Als zij echter beloofden den volgenden morgen bijtijds te vertrekken, wilde hij hun reisje niet vergallen en hen onge moeid laten. „Daar kun je op rekenen!" zei Oom Jan en ook dit voorval liep dus goed af. Toen Oom Jan den volgenden morgen aan de jongens die rustig doorgeslapen en van het heele gesprek met den veld wachter niets gemerkt hadden zijn wedervaren vertelde, zei hij tevens, dat ze in het vervolg, ten einde alle moeilijkhe den te voorkomen, hij den een of anderen boer toestemming zouden vragen om op op zijn terrein te overnachten. Het viertal „Hier zie je, wat je nog nooit hebt gezien!'' Schettert Jan Klaassen, de guit; 't Aardige troepje daar vóór op de bank. Kijkt er z'n oogen schier uit. Trijn en Jan Klaassen, ze vechten zoo leuk Schrik maar niet, 't is voor de grap 't Doet Trijntjes bol toch geen sikkepit pijn Al geeft Jan haar klap op klap. 't Aardig troepje daar vóór, op de bank, Bracht er z'n liev'lingen mee 'd Ooievaar van Kobus, 't hondje van Bep, Kijken verbaasd alle twee. 't Popje van Mientje alleen is wat bang -— Z' is ook nog wel wat heel klein; Pieter, het buurtje van Kobus en Mien, Gluurt om den hoek van 't gordijn. „Hier zie je wat je nog nooit hebt gezien!'* Barsch roept Jan Klaassen het uit „Achter 't gordijn staat een jongetje stout!" „Vreeslijk! daar wenkt hij den guit! Pietertje krijgt wel een schrik van belang Toch komt hij maar voor het licht; „Ha!" schreeuwt Jan Klaassen en knikt tegen Piet Met een heel grimmig gezicht Trijn en Jan Klaassen, ze brommen nu saam Maar 't is gelukkig niet „echt"! 't Aardige troepje daar vóór, op de bank, Heeft het Piet gauw maar gezegd! vond dit nog wel zoo echt. Alleen Tom zei: „Als ze ons dan maar niet weer voor kermisreizigers aanzien, Oom!" Eén keer vond hij al meer dan genoeg. Via Utrecht ging de tocht nu naar Noord-Brabant en de boeren waren daar zóó gemoedelijk, dat zij den vriendelijken chauffeur niet alleen gaarne parkeerter rein, maar bovendien een plaatsje in het hooi aanboden voor de twee jongens, die daardoor hun tent niet behoefden uit te zetten. De jongelui hadden hiertegen geen be zwaar. Integendeel: ze vonden het nog leuker in het hooi dan in een tent te sla pen. Zoo kwam het, dat de laatste rustig in den auto geborge nbleef en niet weer voor den dag gehaald werd, vóór zij ein delijk thuis afstapten. Ook elddls: in Limburg, Zeeland, Zuid en Noord-Holland mochten de jongens om beurten overnachten in het hooi, waarvan de geur hen nog langen tijd gezelschap hield. „Met een vriendelijk woord krijg je heel wat van de plattelands-bevolking gedaan," zei Oom Jan en het werd eiken dag weel een punt van overlegging, bij welken boer ze zouden vragen te mogen overnachten. 't Was wel merkwaardig, dat zij altijd een goede keuze deden en het hun niet éénmaal geweigerd werd! (Wordt vervolgd). (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 13