Zoo 'n. Held
DE TEEKENWEDSTRIJD.
ET
HOOFDSTUK IV.
Wie heeft dat gedaan?
3)
Toen Willem binnenkwam vond hij moe
der en Gerda druk bezig in de keuken.
.Dent u nog niet klaar, moeder? vroeg
hij verwonderd van den een naar den
ander keek.
„Ja jongen, nu wel- Gerda had met
inkt gemorst en dat hebben we eerst
even in orde gemaakt".
.Meisjes morsen altijd", plaagde Willem,
terwijl hij lachend naar zijn zusje keek.
„En jongens plagen altijd", merkte moe
der op. .Jas maar op, anders laten we
jou thuis. Plaaggeesten kunnen we niet
gebruiken".
.Daar meent u toch niets van", lachte
Willem.
Onderwijl had moeder wat versnaperin
gen in een taschje gepakt en toen was
het drietal reisvaardig. Vroolijk gingen ze
op weg.
Na een wandeling van een goed half
uur bereikten ze het bosch.
„Nu een plekje waar we zitten kunnen",
zei moeder. „Daar kun jij wel voor zorgen,
Willem".
't Komt in orde moeder", antwoordde
Willem-
Nu 't was hem best toevertrouwd. Nadat
hij een minuut of vijf had rondgedwaald
kwam hij moeder zeggen dat hij een fijn
plekje gevonden uad.
,Dan een twee, drie, er op af", comman
deerde moeder, en weldra zat het drietal
op een ingesloten plekje in het bosch.
't Werd een heeriyke middag, zoowel
voor moeder als de kinderen. Vooral toen
later op den middag de uitspanning van
den boschwachter werd opgezocht, steeg
de vreugde ten top.
Gerda en Willem genoten er naar harte
lust van de verschillende spelen en toen
moeder hen kwam zeggen dat het tijd was
om te vertrekken, riepen ze allebei tege
lijk:
„Nu al, moeder? Hè, wat jammer!"
„Ja jo", lachte moeder, „aan alles komt
een eind. ook aan een prettigen middag
in het bosch".
Vroolijk werd nu de terugtocht aan
vaard en juist bijtijds kwam het drietal
weer thuis.
„Nu vlug aanpakken kinderen", beval
moeder, .jullie moet me allebei maar
even helpen, anders ben ik niet klaar als
vader thuis komt".
Gewillig deden Willem en Gerda de
werkjes die moeder hen opdroeg.
Toen vader ruim een uur later thuis
kwam ging men dadelijk aan tafel.
Dat werd een gezellige maaltijd Willem
en Gerda konden bijna niet uitverteld
raken over alles wat ze dien middag ge
noten hadden.
„Ja, jo". zei vader, „ik hoor het al. Ik
heb weer heel wat gemist Jullie gaan ook
maar uit".
„U mocht toch ook mee, vader", zei
Gerda.
Lachend kneep vader haar in de wang.
,,'t Is goed hoor, kleintje, 't Was maar
gekheid".
Nadat de maaltijd geëindigd was, hielp
Gerda moeder met opruimen en afwas-
schen.
„Ik ga even naar boven, mijn tasch
klaar maken voor morgen", zei Willem
„Vergeet je teekening niet, jongen", riep
vader hem plagend na.
„Geen nood, vader", lachte Willem
terug, terwijl hij de trap opliep-
Even later opende hij de deur van zijn
kamertje. Hij stapte naar binnen en bleef
toen plotseling als vastgenageld staan.
Wat lag daar nu op zijn tafeltje? Was
dat zijn teekening? Maar die was bedor
ven, totaal bedorven. Wie had dat ge
daan?
Met een schreeuw greep Willem de tee
kening van de tafel en liep er meer naar
beneden.
Met een doodsbleek gezicht kwam hij
in de huiskamer.
Moeder, die de schreeuw gehoord had,
kwam ook aanloopen.
„Mijn teekening...." stamelde Willem,
„mijn teekeningkijk eens
„Ja. die is verknoeid," zei vader, terwijl
hij opstond, „wie heeft dat gedaan?"
,Daar is inkt over gemorst", merkte
moeder op en tegelijk zochten haar oogen
Gerda, die achter haar binnen was ge
komen. Want plotseling had moeder aan
het bemorste schort en de vuile handen
van haar dochtertje moeten denken. Van
middag had Gerda ook met inkt gemorst,
maar zij toch niet. 't Meisje had een
kleur gekregen, toen moeder haar zoo
door dC^c/ejCil/e /^oyerwaarcf?1
Een heel klein, parmantig soldaatje
Van hout presenLeert het geweer.
Het denkt: Och wat had 'k 'n avontuur
graag:
Al was 't maar voor één enk'len keer!
Kwam daar nu
op
eens maar een
roofd.er,
Een draak of een spook, wat je wilt!
Ik zou hem verslaan, zoodat 't monster
Van schrik in elkaar krimpt en gilt!
Ja, kwam er nu toch maar
Het een'ge, wat 'k zie, is
Ik klop op den muur
Dus stellig is hier niemani
Op eens gaat de deur van net
Wijd open.een slak komt
Zij heeft op haar kop een paar
Van schrikt gilt 't soldaatje
Hij maakt rechtsomkeert en snelt henen,
De held is voor 'n slakje gevlucht,
Dat heuscb toch geen kwaad in den z.n had
En enkel maar snakte naar lucht!
d
d<x
bet
ient
ph
aki
rolg
h'
een
onderzoekend aankeek. Direct begreep zij
waar moeder aan dacht. Maar toch hield
zij moeder's blik uit. Zij had zich immers
niets te verwijten?
Wie heeft dat gedaan?" herhaalde vader
nog eens en plotseling barstte Willem nu
los: „Dat heeft natuurlijk die meid ge
daan. Zij kon niet velen dat ik een goede
teekening had gemaakt en en - van
middag heeft ze met inkt- gemorst".
„Stil Willem", berispe vader, „ik kan
wel begrijpen dat het je spijt van je
teekening, maar daarom mag je toch
niemand beschuldigen".
Toen wendde hij zich tot Gerda:
„Heb jij het gedaan, kind?"
„Nee vader", snikte Gerda.
„Heb je vanmiddag met inkt gemorst?".
„Ja vader, toen ik.... toen ik.... mijn
huiswerk maakte. Maai' alleen op mijn
schort en mijn handen, heusch niet,
heusch niet op Willems teekening".
„Nu liegt ze nog ook," bromde Willem.
„Wie zou het anders gedaan hebben?"
Een strenge blik van vader legde Willem
het zwijgen op.
„Is er iemand anders boven geweest,
vanmiddag, moeder?" vroeg vader verder.
„Niet voor zoover ik weet, man." ant
woordde moeder.
„Hebben jullie iemand boven gelaten,
kinderen?"
„Ik niet," bromde Willem, en Gerda
snikte....: „Nee - vader...."
„Kom," zei vader, „laten we eens boven
gaan kijken en Willem wijs jij me eens
hoe je de teekening hebt gevonden."
Boos liep de jonge mee naar boven en
vertelde daar dat hij het fleschje, waarin
de inkt was geweest, omgevallen op zijn
teekening had gevonden.
„Hm," zei vader, „nog nooit gehoord dat
zoo'n fleschje vanzelf omvalt."
„Ja, vader," zei moeder nu, „maar 't is
toch wel een beetje Willem's eigen schuld.
Hij heeft de teekening weer op tafel laten
liggen en dat nog wel vlak voor de inkt,
terwijl ik hem zoo gezegd heb zijn spullen
op te bergen."
Boos en verdrietig keek Willem voor zich
uit. Ja, 't speet hem nu ook, dat hij moe
ders raad vanmiddag niet had opgevolgd.
Hij was ook zoo haastig naar beneden ge-
loopen Nu kon hij de mecanodoos wel
goeden dag zeggen, want natuurlijk kon
hij nu niet meedoen aan den wedstrijd.
,,'t Was alsof vader zijn gedachten ge
raden had.
„Nu 't is toch niet zeker dat je de prijs
zou gewonnen hebben Willem, trachtte hij
hem tc troosten.
Zoo prettig als de middag geweest was,
zoo akelig werd de avond.
Willem was boos Niet alleen op Gerda,
die hij er van verdacht de inkt gemorst
te hebben, maar ook op vader en moeder,
omdat ze er niets van tegen Gerda zeiden.
't Meisje zat met een erg bvhu
aan tafel.
,'k Zou maar naar bed gaan.
moeder.
Dadelijk stond ze op.
Toen ze vader wel te rusten"
keek hij haar ..ide. ad aa
bromde maar wat terug en moed
„Ik kom aanstonds nog even bi
Toen moed.r een tien mui
Gerda's kamertje binnenkwaï
meisje reeds in bed. sto
„Heb je me niets te zeggen kil n z
moeder terwiil ze zich over haaf
tje heenboog.
Met een snik richtte Gerda
„Nee moeder heusch niet-."
„Waarom huil je Gerda?"
„Omdat.omdat.u denkt,
dat ikde inkt over deteel
morst heb.."
,Is dat niet zoo Gerda?"
„Nee moeder" en luid schreieA >t
Gerda haar hoofd tegen moede:
Moeder s',-""* den arm om bi
heen.
„Gerda, als je het gedaan heb yj
dan nu tegen me. Dan weet ik >rj
dat je het niet met opzet gedai j.
Zou het veel erger vinden, als j
bleef jokken. Liegen is groot kwa
„Maar ik heb het niet gedaaifle
niet", herhaalde Gerda schreien
niet eens op het kamertje van
weest vandaag".
„Kijk me eens aan, kind".
De door tranen benevelde ooge|ie
tot moeder opgeslagen.
Diep blikte moeder in die oog'
Toen kuste ze de tranen weg.
„Ik geloof je lieveling. Ga n*en
slapen, eens zal het wel uitkome
gedaan heeft".
Nog een hartelijke kus van
toen legde Gerda zich getroost
Moeder geloofde haar, nu was
Beneden gekomen ontmoette mjar
vragende oogen van vader
„Gerda heeft het niet gedaan! j:
heb het haar nog eens ernstig ge'
haar het bekennen zoo gemakkei ian
lijk gemaakt, maar onder trauei i
rlln
el
haar onschuld vol.
„Dan moeten we haar ook
vrouw. Zóó zou ons kind ons nie vloc
bedriegen". dat
Willem luisterde zwijgend toe iM
durfde hij zijn ouders niet tegen »et
ken aan zijn oogen kon men wei d t
hij het niet met vader en moeder aar
Wie moest het dan gedaan bel c w
de
VI
chti
en
:i n
baa
wel
:n z
Zal
g£
t
sto:
n z
eer
ie 1
v<
tsei
Is
l!" 1
ko
iscl
in
ir
kir
ij
:rkc
WE
du:
I
hl
:n v
ren
run
we
ijk
de
aak
tete
c ifaa
n tr
le g
Gerda het niet deed? Vanzelf kon
dat had vader zelf ook ge ze cd -
(Wordt
her
d.
iter
vo
tr e