inés^iL ■SHlS L Jr- REBUS P. Donderdag 2 Maart 1933 No. 9 HEERLIJK REISJE door DE I.Tf.T.E HOGERWAARD. HOOFDSTUK VIEL Een vreemd Avontuur. n had zijn stuur naar het Noor- id en de jongens hun geleider er! waren verrukt over de uit- Drentsche hei, die nu en dan werd door een groepje boomen pien" boomen, zooals een goed- ioer het uitdrukte.) 't Leek wel, dorpstoren in een boschje ver- i i de hei haar paarse feestjurk etrokken, al bloeide op verschil- itsen de dopheide reeds. En wat reizigers 't aardig een schaap iet zijn talrijke kudde en zijn lerdershond in deze uitgestrekt- en! Dichtbij gekomen zagen ze, n met het ernstigste gezicht van liep te breien, als was het niet natuurlijk, dat hij een kous len nad! Zij vonden dit wel een gezicht! In Holland en Utrecht, Gelderland zou je je zoo iets kunnen voorstellen, maar het of het bij de Drentsche hei 'ormden zij niet één groot ge- uitgestrekte heide, de breiende et zijn kudde schapen ende he hunnebedden? at:te trokken natuurlijk dadelijk acht. In Borger stopte Oom Jan graven uit de oudheid meer van bekijken Wat een reusachtige raren het! Een heele massa! is de Lage Vuursche maar een i bijriep Piet uit. warm weer en op het meer van roeide het gezelschap dien Jnd, het nu bij afwisseling wel prettig vindend, het koele water ten. raurt van Groningen werd over- den volgenden dag ging het or Friesland. Wat veel water was eu wonder, dat de Friezen onze haatsenrijders zijn, meenden de Hen het gezelschap echter niet ot dag volgen op hun reis, want n we niet gelijktijdig met hen zijn en een flink eind achter ewei wij hen gemakkelijk met ouden bijhouden, als we alleen reisbeschrijving gaven, zou het meer tijd elschen. als wij alles wat zij onderweg zagen en En daar ons dit te ver zou voe- wlj er hier en daar dus slechts uit doen en alleen de belang- beurtenissen van dit onvergete- even aanstippen. Bij het mooi- al zelfs moet immers altijd wat overblijven! Veluwe beleefden Hans en Tom is hun beurt ln de tent te over- een avontuur. Zij hadden Mag een groote wandeling met gemaakt en waren stevig in den Hans plotseling wakker werd ■wee dreigende oogen onder de Wat zou dat zijn? Hans, die in oogenbllkken meende, dat hij (Nadruk verboden). droomde, sperde zijn oogen wijd open. Even was het vreemde weg geweest, maar daar was het weer! Hij was nu helder wakker. Wat zou hij doen? Tom wakker maken? Twee kunnen meer uitrichten, als er gevaar dreigt, dan één en dus porde hij zijn broertje wakker, die slaperig vroeg' „Is 't al tijd om op te staan?" „Nee! Sst! kijk eens!" fluisterde Hans en hij wees in de richting der dreigende oogen. ,,'n Inbreker!" fluisterde Tom verschrikt terug. ,,'t Is een dier!" meende Hans. „Dat kun je wel aan de oogen zien." „Wat voor dier?" prevelde Tom. ,,'k Weet het niet! 't Lijkt wel een hond!" antwoordde Hans. ,.'t Is een wolf!" dacht Tom hardop. „Die zijn hier toch niet!" fluisterde zijn broertje weer. Plotseling werd het onbekende dier iets meer zichtbaar, 't Zag er al heel angst aanjagend uit met zijn groote slagtanden! ,,'t Is 't is een wild zwijn!" stamelde Hans en al zijn moed bijeen rapend, greep hij een stok, die toevallig in de tent lag en deed of hij zijn geweer aanlegde. Tegelijkertijd klonk buiten een schot en de indringer scheen daarvan zóó te schrik ken, dat hij het hazenpad koos. „Wie zou op 'm schieten?" vroeg Tom nauwelijks hoorbaar. ,,'t Is de vraag, of ze op hem schieten!" meende Hans. ,,'t Zou net zoo goed een strooper kunnen zijn, die een konijntje treffen wil 't Is heldere maan en hij kan dus best zien. Oom Jan vertelde gisteren immers nog, dat het hier krioelt van stroopers. die meestal met een lichtbak werken om konijntjes te verschalken." Hans en Tom vonden het raadzaam zich zoo rustig mogelijk te houden, 'n Strooper zou hen waarschijnlijk wel geen kwaad doen, maar plezierig was de gedachte aan een dergelijken persoon in de buurt toch niet! De eenige goede kant ervan was nog, dat het wilde zwijn er door op den loop was gegaan. Hoewel de jongens gewoonlijk sliepen als wolven, waren zij nu toch zóó weinig op hun gemak, dat zij den siaap niet meer konden vatten. Nog een paar maal hoorden zij schieten, maar het geluid was reeds verderaf ,,'t Is net iets uit een boek," vond Hans. „In boeken loopt het gewoonlijk goed af," zei Tom om zichzelf en zijn broertje moed in te spreken. Later, als het avon tuur tot het verleden behoorde en goed afgeloopen was! zou hij zeker niet na laten er over op te snijden! Nu was daar toe het oogenblik nog niet gekomen. Tegen den morgen dommelden zij alle bei in om verschrikt wakker te worden, toen Oom Jan ln de tent keek en lachend riep: „Wat 'n langslapers!" Natuurlijk kregen Oom Jan, Bob en Piet weldra het heele verhaal ln kleuren en geuren te hooren. Oom Jan was ook wakker geworden van het schieten, dat niet anders dan van een strooper kon zijn. Van het wilde zwijn had hij echter niets gemerkt al vertelde hij, dat er verscheiden waren in de naburige bosschen en hij voegde er nog aan toe: „Ik denk, dat er ergens in de buurt een moeder met jongen is. Ze heeft stellig onraad vermoed en is op onderzoeking' uitgetrokken." „Zullen we die jongen eens gaan zoe ken, Oom?" vroeg Hans, die op klaarlich ten dag niet bang was voor die vreemde snuiters. .Dat zullen we wel laten!" antwoordde Oom Jan „Elk dier, dat jongen heeft, moet men niet te na komen en met een wild zwijn valt niet te spotten! We zullen onze reis dus maar vervolgen zonder met de familie kennis gemaakt te hebben." De jongens vonden dit eigenlijk wel jammer, maar er was nu eenmaal niets aan te doen „De moeder hebben wij ten minste ge deeltelijk gezien!" zei Hans „En de anderen zullen wel net zoo op groeien," merkte Tom nuchter op. (Wordt vervolgd). (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 13