m LEIDSCH DAGBLAD BiHtfrlI i ialiw Iff Ml lelljfeil „SNIP." -Mij Co» HET ESCURIAL TE MADRID, T VROEGERE VERBLIJF VAN KONING ALFONSO. EXGELSCH MILITAIR VLIEGT LIG, PLAATS BIEDEND VOOR DERTIG PERSONEN. DE BANK VAN ENGELAND. Li DE GUAY D'ORSAY HET FRANSCHE MINISTERIE VAN BUITENL. ZAKEN, WAAR ZOOVEEL GROOTE POLITIEK IS „GEMAAKT" HET DUITSCHE STAATSGE RECHTSHOF TE LEIPZIG. (Nadruk verboden). stond in de machinekamer van de boven mijn hoofd, bij het tralie- i zag ik den dikken kop van den man den poetsdoek en den zwabber; de jppels oliewater tikkelden. meer of min- >n aantal, af van zijn stokdweil, al mate het schip op en neer deinde. Bi) stond een oogenblik tegen zijn stok pnd en toen hij mijn blik opving, gaf (mij een teeken in de richting van P'P", den olie-man van beneden, wiens psheld hem dichtbij den luchtkoker f™t, waar ik toevallig aan stond te ha- rfffl. Ik wist precies wat ik zou zien en r" ik keek. „Snip" greep weer eens ar de leuning, het gezicht met het fB'Pe profiel lijkbleek in het schijnsel electrische lampen, en In de houding 1 iemand, de zee-offerende gebogen over 1 Srauw tinnen meubel, dat hij met zijn |™?e linkerhand vasthield. En naarmate v meezwiepte met de onverwachtsche be- pieen van het schip, zwollen de ade- u onder de olie-huid van zijn magere op de leuning; zijn blauwe kiel ging L v bewegingen van het lichaam mede. ■elijk richtte hij den blik naar om- keek naar mij met een knip- fenS ?e 'wihtiS minuten, zoo zeker als L hok, zei hij met een lonk, die voor grijns moest doorgaan. Mrste reis?" vroeg ik, terwijl ik met [•meren ophield. S»ui: lk bel1 a' vlel' Jaar lan® op zee' a"ija heb ik het de eerste vijf dagen .elke reis te pakken en kan ik niet teitèi en wees op het 0111:1611 L1»5 bet niet een ellendig iets voor 'n daarmee geplaagd te worden, dat „n verduren?Ajuus! daar Ik het signaal. Irs - Bi'eep naar zijn oliekan en haastte stuurboord, ga je dan niet weg?" riep ik a maal' wat ik als antwoord '"8, was de glans van een tweeden ®oiim hct schemeren van een blauw- fo™ n arm boven een reservoir. Was verplicht me nu bij miin werk te bepalen en me te wurmen in den luchtkoker; en terwijl ik me als een hond in de nauwe opening wrong, sloeg ik nog even tegen den kant door de verrader lijke slingeringen van het schip. Het weel was zóó bar, dat zelfs de zenuwen van in genieurs van streek zouden raken. De boot trachtte zich door de wilde zee baan te breken. Maar San-Franciseo zou stellig toch met een dag vertraging bereikt, wor den, zonder dat de ondervonden tegen spoeden zouden gelden als excuus bij de Maatschappij. Uit mijn verwarmden cylinder kon ik het breede bakkes van Tony zien, die met de hand op den hefboom klaar stond dien om te gooien, zoodra de kop van het schip te hoog boven het water uitstak. De ma chines stonden reeds op halve kracht, maar het stampen van het schip bleef ge weldig. „Geen „Frisco" vóór Donderdag," riep Snip me toe op weg naar de ladder. Toen ik met mijn karwei klaar was, be- geerig boven eens een vollen blik over de golven te slaan, zag ik Snip weer De zee was. iets kalmer geworden, maar het witte schuim der golven sloeg over ons heen. „Die lachen ons nog uit ook!" zei Snip kwaad en spoog naar de golven. „Voel je je nu weer in orde?" vroeg ik. „Ja, dat gaat: meestal met den vierden of vijfden dag." „Maar waarom zoek je geen werk aan land?" ,,'t Is niet zoo gemakkelijk om de zee vaarwel te zeggen.als u zoudt denken Ik heb het geprobeerd. Vorig jaar was ik negen maanden aan wal en zocht er naar werk, maar het lukte niet. Er was altijd iets. een kleinigheid, maar dat toch voldoende was om me kwaad te maken, zoodat ik ten slotte toch weer scheep ging, ook om haar te voldoen." ..Te voldoen, wie?" „Nou, de zee natuurlijk. Die mag me, maarze behandelt me niet eerlijk." Hij spoog over de verschansing. „Kijk nou eens naar mij, vijf dagen van de vaart ziek Kan een man dat uit houden? Kijk me nou eens aan Ik deed het. Ik weet niet hoe lang hij den bijnaam van Snip reeds droeg, maar die scheen me juist gekozen. Zijn lange neus. die aan een mes deed denken stak van onder het smalle voorhoofd over een kromgebogen mond met dunne lippen en over een wijkende kin, als een snavel uit stekend. Zijn vel was vaal, bijna wit; twee knoopen van zijn hemd stonden open en men zag hoe zijn borst geler was dan het vel van zijn gezicht. Zijn ceintuur hing hem los. afgezakt om het middel en zijn met olie besmeurde broek viel neer op een paar schoenen, grijs en zacht als handschoenen, van de olie gedrenkt. „Waarom ging je naar zee'" vroeg ik. Zijn oogen knepen spottend toe. „Waarom blaast de wind?" antwoordde hij. „Je ging jong aan boord?" „Zestien was ik. Ik had er altijd naar verlangd; maar vader hield me terug. Hij was zelf een oude zeeman. Maar toen hij gestorven was, nam ik mijn draai, leende viji en twintig dollar van mijn broer en scheepte mij als olieman aan boord van den „Isis" in." „En ben je er sedert altijd bij gebleven?" „Na den eersten tocht liet ik de zee voor wat ze is, maar ik kon 't aan wal niet uithouden; ik kón 't nietzij" wou me niet loslatendaarom probeerde ik het maar opnieuw. Ze lachten me uit, de meeste lui, en ze zetten me aan het werk zonder ophoudenen ziek.1 wat heb ik soms gesnakt naar de verdraaide bel, die me eindelijk zou bevrijden. Ik was blij, toen we aan land kwamen. Na dien tocht trachtte mijn broer werk voor me te vin den in „Frisco", maar 't gaf niets. Ik keerde toch weer terug, ditmaal op een schip met een machine als een koffiepot. En het was weer de oude geschiedenis. „Is je broer ook zeeman?" „Neen, sjouwerman. Daarom leende hij i mij het geld, hij is er zelf nooit bij geweest. Hij heeft alleen maar de bemanning aan boord zien gaan, als hij dertig uur lang goederen aansjouwde. Hij dacht, dat het 1 heel gemakkelijk werken was. En drom mels, ja, het is gemakkelijk voor vele kerels, maar die zijn anders gemaakt dan ik. Velen van hen kunnen zich ook weel vrij maken, als ze dit begeeren. Ik zal u i eens vertellen hoe ik den laatsten keer de zee verlaten heb. Ik kreeg een betrek- king in een garage. Het was een plotse linge breuk tusschen haar en mij. Het scheen me toe of ik in den nacht haar hoorde rommelen, zooals zij adem schiep, zacht en regelmatig en ik lag uren wak ker en ik dacht aan de eilanden en aan de zee. als ze blauw is en wit en glad. Altijd dacht ik aan haar. En ik miste de peklucht van het dek, in mijn kamer bij het op en neerloopen „Jij dwaas!" placht ik tegen mezelf te zeggen; „nu heb je een goeie betrekking, waarom blijf je nu niet. waar je bent?" Toen liep ik langs de dokken op mijn weg naar mijn werk. Ik mocht altijd graag kijken naar de Australische booten. Ik weet niet waarom; alleen dan, omdat zij over de zee gaan, die blauw is en wit en glad. Hemel! hoe jaloersch was ik op de bemanning' Ik had de gewoonte om mijn schaftuur 's middags bij de werven door te brengen. „Die schuit komt uit Sydney terug", wees ik mezelf aan. Hoe graag had ik haar even aangeraakt, maar ze lag te veraf gemeerd. En ik moest weer terug naar mijn werk plaats en er vele uren blijven, altijd op één en dezelfde plek. „Ik ga weg. wat ik ga", placht Ik tegen mezelf te zeggen, maar ik wist altijd wat er dan zou ge beuren als ik ging. „Zij" hield maar aan met te lokken, mij te verleiden en mij uit te lachen, telkens als ik mij weer keerde, naar haar duivelsch mooie gezicht en ik verbeeldde me, dat ik haar liefhad en zij mij terughad Ja, en zij heeft me terug ook", voegde hij er na een pauze aan toe, „en dat is de reden waarom ik weer naar zee ben gegaan". Hij grijnsde me aan, terwijl hij het hoofd zijdelings boog. Ik hed die uitdruk king een lonk genoemd, maar 't was 'n lonk zonder vroolijken glans; bitterheid, gramschap lag er in, om het noodlot, dat hem had geplaatst, daar, waar hij nu eenmaal was en waarvan hij zich dui delijk rekenschap gaf ook nog. Het grommen van een geslagen hond doet soms denken aan zoo'n grijns. „Ajuus, ik ga naar binnen", zei hij en keerde zich van mij af. Ik zag hoe over zijn gezicht een wonderlijk licht lag, alsof er achte die oogen nog heel wat gedach ten joegen Gedurende de eerst-volgende dagen spraken Snip en ik elkaar weinig. Hij knikte mij toe en ik knikte terug, als we 's morgens aan ons werk togen. Hij grinnikte met iets van heusche pret, toen 't bleek, dat we San-Francisco niet eerder dan Donderdagavond zouden bereiken, en hij scheen wonderlijk voldaan, toen wij 's avonds laat aanlegden, om nog door den dokter te worden gekeurd voor de qua rantaine. Ik zag Snip den volgenden morgen slechts heel even, juist voldoende om hem goeden dag te zeggen. Maar hij was er de figuur niet naar om spoedig te worden vergeten. Toch duurde het volle drie maanden, voordat ik hem terug zag, op een veerboot. Hij lachte bijna vrooiijk, toen hij mijn verbazing opmerkte. „Ik ben vrij," deelde hij mij triomfan telijk mee. terwijl hij aan zijn stijf boordje trok, „en wat nog meer wil zeggen ik ben getrouwd". In het eerste oogenblik kon ik alleen maar mijn verrassing uiten en hem fe- liciteeren. Ik had nooit kunnen denken, dat kleeren en eenige maenden gezond- leven een leelijken man zóó konden op knappen. Maar eindelijk overwon ik mijn verbazing en vroeg hem naar alles, wat zijn persoonlijk leven betrof Met vuur vertelde hij mij, dat zijn vrouw typiste was aan de garage, waar hij werkte .Hij had haar gekend gedurende de periode san werk. waarop zijn laatste terughun keren naar de zee was gevolgd en de her innering aan haar was onverbleekt geble ven de laatste maanden in de machine kamer z „Zij was 't, die mij er toe overhaalde, de zee vaarwel te zeggen', legde hij uit, „toen ik haar na een reis, weer aan land aantrof. Het was de reis. die u ook deed. Ik vertelde haar dat 't niets zou geven, maar zij hield aan en ten slotte deed ik. wat zij wilde dat ik deed. Twee weken later trouwde ik haar....; ik wou, dat u met me mee kon gaan om kennis te maken; we wonen wat buiten"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 9