Foto's per luchtmail van de muiterij op „De Zeven Provinciën'' 73,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. N EPISODE ONDER HET SCHRIKBEWIND Het eiland Onrust, waar nu de muiters gevangen zitten. De „Piet Heinfull speed op weg naar Tandjong Priok, met de gewonden aan boord. 1 het Fransch van Honoré de Balzac door Hellen Randers. Gewonnen door den welwillenden en moedigenden toon der hulpvaardige sliers, bekende de dame, dat ze door Wan was gevolgd en dat zij bang was «leen naar huis terug te gaan. dat alles? hernam de man met de emuts. Wacht dan maar even op mij, teres. Eaf den louis aan zijn vrouw en ge- at a°°r dat soort van dankbaarheid, ach van kooplieden meester maakt, yeer zij het buitenkansje hebben om ^n koopwaar van middelmatige -in!» Ü?n buitengewonen prijs te ont- «n, trok hij zijn uniform van de natio- nL,Bar<ie aan' nam zUn horte sabel op warn gewapend terug. Maar zijn vrouw wtusschen tijd gehad om na te den- -n zooals het meer gaat met goed- 'tte'd, ging het ook hier: nadenken o tot inkeer. Ongerust en bevreesd Wan in moeilijkheden te zien gera- Wachtte ze hem tegen te houden, uem aan een pand van zijn jas te ken (j., u t van toegevend aan een gevoel „uTÏ^n liefde, bood de goede man «sb de oude dame te Het lijkt wel of de man, waar de burgeres zoo bang voor is, nog altijd langs den winkel sluipt, zei de jonge vrouw op gewonden. Ik vreesde het, zei de oude dame oprecht. Als het eens een spion was? Als het eens een samenzwering was? Ga niet mee en neem haar de doos weer af, fluisterde de banketbakkersvrouw haar man in, wat hem den zoo plots opgekomen moed weer deed ontzinken. Wacht! Ik zal hem twee woorden zeg gen en U op slag van hem bevrijden, riep de banketbakker uit, terwijl hij de deur opende en zich naar buiten spoedde. De oude dame ging, gelaten als een kind en bijna verstompt door overspanning, weer op haar stoel zitten. De beleefde koopman talmde niet lang om terug te komen. Zijn van natura al rood gezicht, dat door de hitte van het ovenvuur hoogrood gekleurd was, werd plotseling doodsbleek; zoo'n groote angst had zich van hem meester gemaakt, dat hij op z'n beenen stond te trillen en z'n oogen er uitzagen als die van een dron ken man. Wilt U ons den hals laten afsnijden, ongelukkige aristocrate!schreeuwde hij woedend. Maak dat U weg komt en waag het niet hier ooit terug te komen, want bij mij behoeft U niet te rekenen op hulp bij een samenzwering! Terwijl hij dat zei trachtte de banket bakker het doosje, dat hij in één der zak ken v 1 de oude dame had gedaan, terug te ne i, maar nauwelijks raakten zijn brutale handen haar kleeren aan, of de onbekende, die zich liever aan de gevaren van den weg bloot stelde, zonder andere beschermer dan God, dan te verliezen, wat ze gekocht had, herwon de vlugheid van haar jeugd; ze liep op de deur toe, die ze driftig opende en verdween voor de oogen van de verbaasde en sidderende kooplui. Buiten gekomen ijlde ze voort. Maar al heel gauw begaven haar haar krachten, want ze hoorde hoe de sneeuw achter haar kraakte door de zware voet stappen van den spion, die haar meedoo- genloos bleef volgen. Zij voelde zich ge noodzaakt even te blijven staan en ook de man stond stil. Ze durfde op, noch om te zien, hetzij door den angst, die haar had aangegrepen, hetzij door gebrek aan intelligentie. Langzaam voortloopend ver volgde ze toen weer haar weg; de man hield zijn pas in, om op een afstand op haar te kunnep letten. Het leek wel of hij de schaduw was van deze oude vrouw. De klok sloeg negen uur, toen het zwijgende paar voorbij de Sint-Laurenskerk kwam. In de natuur van alle dingen volgt op een hevige emotie een toestand van rust, want al mogen onze gevoelens onbegrensd zijn, onze organen zijn begrensd. Zoo wilde de oude dame, die niet het minste kwaad van haar voorgewenden vervolger onder vond, tenslotte een heimelijken vriend in hem zien, die bereid was haar te bescher men. Zij vereenigde alle omstandigheden, die de verschijningen van den vreemdeling hadden vergezeld, om aanneembare ge gevens te kunnen vinden voor deze ver troostende gedachte en zij slaagde er dan ook in, eerder goede, dan kwade bedoe lingen in hem te veronderstellen. Zij ver gat den schrik, die deze man bij den ban ketbakker had te weeg gebracht en spoedde zich met vasten tred naar het bovengedeelte van den faubourg Saint Martin. Na een half uur loopen kwam ze aan een huis, gelegen aan een kruispunt, ge vormd door de hoofdstraten van de wijk en een straat, die leidde naar de poort van Parijs. Die plaats is ook heden nog een der meest verlatene van heel Parijs. De Noordoostenwind, die langs de heu velen van Saint Chaumont en Belleville strijkt, blies door de huizen, of, beter ge zegd, door de hutten heen, die in dit kleine, bijna onbewoonde dal. verspreid lagen. Deze eenzame streek scheen het natuurlijk toevluchtsoord voor ellende en wanhoop. De man, die het arme schep sel, dat zoo dapper was om bij nacht deze stille straten over te steken, zoo hardnek kig volgde, scheen getroffen door het schouwspel, dat zich voor zijn oogen af speelde. Peinzend en in aarzelende hou ding bleef hij staan, flauw belicht door een straatlantaarn, wier vage schijnsel met moeite door den mist heendrong. Maar de oude dame zag in haar angst veel meer dan gewoonlijk en ze meende in de trekken van den man iets onheil spellends op te merken. Weer voelde zij haar angst ontwaken en, profiteerende van zijn onzekere houding, sloop ze in het duister naar de deur van het een zame huis, waarin ze met wonderlijke snelheid verdween. Onbewegelijk bleef de man staan en nam het huis op, dat als het ware het type vertegenwoordigde der ongelukkige bewoners van deze wijk. Dit wankelige, uit steenen opgetrokken krot, was bedekt met een laas vergeelde pleisterkalk en was zóó vol scheuren en barsten, dat men zou vreezen, dat de minste windstoot het om ver zou werpen. Het bruine, met mos be dekte pannendak was op verscheidene plaatsen zoo ingezakt, dat het er uitzag alsof het onder den last der sneeuw zou bezwijken. Op elke verdieping van het huis waren drie ramen, waarvan de lijsten waren vergaan door vocht en gespleten door de inwerking der zon. Het was dui delijk te zien, dat de koude er doorheen moest dringen in de kamers. Dit afgezon derde huis deed denken aan een ouden toren, dien de tijd had vergeten omver te halen. Een flauw schijnsel verlichte de vensters, waardoor hier en daar de zolder verdieping werd onderbroken, waarin het armzalige gebouwtje eindigde, terwijl het overige deel van het huis in volmaakte duisternis was gehuld. Met moeite beklom de oude dame de ruwe trap, waarlangs een touw liep, bij wijze van trapleuning; stilletjes klopte ze aan de deur van het dakkamertje aan en het zich op een stoel neervallen, dien een oude man haar aanbood. Verberg U, verberg U! riep ze hem toe. Hoewel we maar zelden uitgaan, zijn onze gangen bekend, onze voetstappen bespied. Wat is er gebeurd? vroeg een oude vrouw, die bij het vuurt zat. De man, die sinds gisteren om het huis zwerft, heeft me vanavond gevolgd. De drie bewoners van het krot keken elkaar aan, terwijl groote angst op hun gezichten lag uitgedrukt. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5