DE MUITERIJ DE „DE ZEVEN PROVINCIËN" I debat over de verklaring van den commandant der zeemacht i| Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 Februari 1933 Derde Blad No. 22370 GENTEN EN INLANDSCH BESTUUR STAAN ACHTER DE REGEERING. •VI PARLEMENTAIR OVERZICHT KUNST EN LETTEREN. Odol houdf de ruimle ÏA L| i Bali Ain n. io van vo® yd Febr. ■kil Febt itava nu a Hai imbm Aï i n. vieja laar m. v] meldt uit Batavia: gisteren reeds gepubliceerde ver- tan den commandant der Zee den Volksraad heeft een groot den van dien Raad het woord ge nei ;te spr. is de heer Soejono. Deze in 24 dat de regeering ook thans heeft Amst 3et gezag te kunnen handhaven, rs waren misdadig en naïef, het- niet anders kon worden ver- n.m bepleit strenge straffen zonder ad en hoopt dat alles zal worden br. nlm dergelijke voorvallen in de toe- mogelijk te maken. ■AND te b Febt LT, UN. vport Yorï I.VN ikonj R'di 12 gr. r. te Muiterij los van de inheemsche beweging. Feb it het onnoodig nogmaals te ver- it de regenten en het Inlandsche chter de regeering staan. Het In- bestuur toonde door daden die Spr. betreurt, dat de muiterij een 'datr.grdsche stemming teweeg bracht, is gebleken, dat niet uitsluitend he schepelingen tot muiterij over- 'ast staat dat de muiterij geheel ew Yi an de inheemsche beweging. Spr. roorbeelden noemen van grievend ■en tegen inheemschen. Overigens de menschen raken uit het even- n. R teeen juist in deze ernstige tijden den betreurd. Juist thans moeten bruin samen gaan. De receering na om zoo spoedig mogelijk de ndsche stemming te dofen ver- ijne 1 Cycli Ie so? irsteti er, itukil •irm»1 Wiranatakoesoema verklaart "Ruiterij ten zeerste wordt betreurd urd. ongeacht het rasverschil, ek ziet spr. af, omdat thans nog an Q ieel mogelijk ls. Spr. heeft ver- i. „TOJin een ernstig en rechtvaardig en hooDt dat de regeering zich aten lelden door sentiment door R'daBnwhen van de vloot te weren. BB. (Vereeniging van inheem- tenaren bp het B. B.) hield zich an de demonstratie oo het Water- Sanflrelke een nationaal Nederlandsch droeg, waarbij deze organisatie, i Lii^ijlooner wilde fungeeren. Het in- bestuur heeft door de eeuwen lovauteit getoond en doet dit dag ongewapend. Spr. richt een I end woord tot de regeering, nl. ODwinding van de Nederlandsche actie wekt. De regeering doet Hooien beroep op de Nederlander kalm en de oprichting van burger- achterwege te laten. Politiek ge- taan wij op een vulkaan, die van den dag goed dient te worden rd. andsche bestuur zal steeds op zijn de regeerng kan er op rekenen. Sosnohadikoesoema vernam met van de muiterij. Hij nam van ang af aan dat niet alleen inlan- :ln waren betrokken. Spreker kan gemoedstoestand van de Neder- denken, die onvolledig waren in- idat niemand iets wist. Zelfs on- 'olksraadsdak werd men gedrukt „unheimische Stimmung". memoreert de moeilijke taak der en smeekt wijsheid voor haar af. litter verklaart, dat de verhou- :hen de Inlandsche en Europee van den Volksraad in het alge- ir het incident niet ongunstig is „Dat kunnen enkele muiters liken". (Geroep: „Zeer juist"). Arifin wil als Menangkabausch ndpunt bepalen. Hij betreurt ten dienste het gebeurde en acht rij volledig ontoelaatbaar en ver- i'ks als Menangkabauer. Sociaal-democraat keurt muiterij af. ïer De Dreu constateert, dat het fk nog niet volledig ls. Hij zal Itvoerige beschouwingen tot de rang wachten. Spreker volstaat 'korte verklaring: „Deze kwestie ijn Holland worden uitgevochten". I keurt de daad der muiters af, ook ^al-democraat, als ondisciplinair Bei,'11 de kaartspeling der reactie, ■er keurt eveneens de houding der af. waardoor de grieven grooter Ba hdeze daad m°geliik vvas. Waar- C.bil het gooien van de bom niet T.ker gehandeld, vraagt spreker, ï- „Ze hadden hem aan 'n touwtje t neerleggen!") Spreker keurt de gratie op het Waterlooplein af. Sn, i?' deze onnoodige reactie fel oh verwerpt de beschuldiging „r„res dei' sociaal-democratie of LjPk- Hij wijst op het sociaal-de- -,',e Denemerken als het eenige t ilrust heerscht. (Eenig applaus I J„une De voorzitter waarschuwt «e zal doen ontruimen bij ber- bafJ?1' Fruin hoopt dat voorbeel- I,, rullen vallen. Hij noemt het L i,-??1^00"! van de uitwerking «re v urige vrijheid, die aan de CL 'an het gezag werd gelaten, 'tij L« ln Nederland meer neer- an hier. Snreker wil aan de 1 Seen i k woord besteden. Elk woord B w feel eer. Wat moet thans geschieden? Hieromtrent merkt spreker op, dat de toestanden bij de marine niet deugen. De schepen moesten uitvaren om de bemanning aan het werk en rustig te houden. Sprekers vraagt zich af of de hoogste marineleiding, die de stemming onvoldoende onderkende, vrij uit gaat. Spreker wenscht verwijdering van alle kwade elementen en ook van de onvol doende doortastend optredende officieren, ook al moet een deel der vloot worden opgelegd. Voorts wenscht spreker bevor dering van dienstneming van Indo-Euro peanen en oproeping der zee-militie ter losmaking van het vlootpersoneel van de vakbonden. Ten slotte bepleit spr. betere taalkennis voor officieren en zuivering van de vloot over de geheele linie. Wij moeten toonen iets geleerd te hebben en kunnen geen ..drijvende bedreiging van rust en orde" gebruiken. Spreker wenscht den naam van „De Zeven Provinciën" van de lijst der marineschepen geschrapt te zien. De heer Apituley keurt onvoorwaarde lijk het misdadig avontuur af en schaart zich onvoorwaardelijk aan de zijde der regeering, hoe ook de afloop is geweest. De heer mr. Van Helsdingen zal niet het voorbeeld van mr. Fruin volgen, en den uitslag van het onderzoek afwachten. Hij spreekt zijn leedwezen erover uit, dat aanvankelijk de muiterij voor een Inland sche actie werd aangezien. Spreker had aanstonds de innerlijke zekerheid, dat Europeanen de leiding hadden, hoe be schamend dit ook was. Spreker becritiseert hen die in Holland de muiterij „hun uit het hart gegrepen" noemden. De heer Monod de Froideville merkt op, dat de muiterij pijnlijke verbazing wekte en ernstige ongerustheid veroorzaakte, doch spreker is overtuigd dat de marine leiding, na de beëindiging van dit droevig avontuur, op juiste wijze zal weten in te grijpen. Vervolgens wordt gepauzeerd. Na de pauze krijgt Je heer Kasimo het woord. Hij verklaart als Katholiek en Inheemsche de muiterij niet anders dan onvoorwaardelijk te moeten afkeuren. Spreker hoopt, dat er geen verscherpmg der tegenstellingen zal volgen. De heer Roep is er van overtuigd dat geen verstandig Nederlande" een moment er aan heeft gedacht dat de muiterij, ook al zou die gehee: door Inlanders zijn ge pleegd, tot verwijdering zou leiden, .loyale inheemschen mogen niet in een adem met muitelingen genoemd worden." De heer De Hoog verklaart dat van de regeering een zoover mogelijk doorgedre ven schoonmaak wordt geëischt. Spreker gispt het feit, dat de Indo-Europeesche groep bij de Marine steeds is vergeten. „Men haalde matrozen uit Holland en voor de rest nam men Inheemschen". Eerst in 1928 kwam daarin een lichte verbete ring, doch de leiding van de marine is nog steeds terughoudend. „Ook de Indo-Euro peesche jonger heeft het recht om mede te dingen op een plaats bij de vloot". De volgende spreker, de heer Mandagie, vraagt zich af of dienstweigering en mui terij gerechtvaar digd zijn bij een salaris actie. Snreker beantwoordt deze vraag ontkennend en zegt: „Deze actie is gezags- aantastend en deswege onwettig. Was de oorvijg te hard De heer Wiwoho brengt in herinnering de vlootmanoeuvre van 1 September 1932. nabij Tandjong-Priok, waarbij de later ge volgde muiterij vreemd afsteekt. Spreker kan de houding van de regeering abso luut niet afkeuren, doch als mensclh vra gen waarom oorvijg zoo hard moest zijn. Hij vraagt wat de primaire oorzaak is, en acht het antwoord da' beslist de sala risverlaging deze oorzaak is, juist. De heer Dwidiosewojo wil op den voor grond stellen dat hij de ondoordachte actie van een deel der bemanning van de „De Zeven Provinciën" afkeurt. Daarnaast be treurt spreker de onnoodige vernietiging van 23 menschenlevens. Men had mede lijden met de muiters moeten hebben. Zij lieten duidelijk weten dat zij geen geweld in den zin hadden. De heer Van Baaien had van de Regee ring meer verwacht, maar hij begrijpt dat de stand van het onderzoek het doen van meer me'dedeelingen niet toelaat. Van den aanvang af hebben voor spreker al leen muiters bestaan, onverschillig tot welken landaard ze behoorden. Waarom gemuit werd is secundair. In hoeverre hebben de officieren hun plicht gedaan? Spreker had gaarne gezien dat me het voorbeeld van Van Speyck had gevolgd. De voorzitter verzoekt spreker met de schuldvraag te wachten tot het onderzoek is afgeloopen. De heer Hamer wil de muiterij beschou wen als een in Nederland jarenlang voor bereiden aanslag op het Gezag. Spreker is teleurgesteld dat de regeering de betee- kenis van de revolutionnaire propaganda niet heeft besproken. De heer Mochtar betoogt, dat de mui ters slechts opkwamen tegen de salaris korting en tegen de gevangenneming var hun kameraden. Hij betreurt het dat de bom te vlug werd geworpen. Een Chineesche opinie. De heer Loh Sek Hie verklaart niet te kunnen zwijgen omdat de coöperators klaren wijn moeten schenken aan de regeering waarmede zij samenwerken. Spreker meent, dat hoe de zaak ook ge wend of gekeerd wordt, men hier in ieder geval met muiterij heeft te doen. De ge vallen muiters beschouwt spreker wel degelijk als slachtoffers, maar als slacht offers van anderen, die aanvuurden tot verzet tegen het Gezag. Iedere vakver- eenigingsleider steke de hand ineigen boezem. De heer Noto Soetarso betreurt het dat deze geschiedenis kon passeeren bij een gezagsorgaan dat bestemd is om den naam van het Koninkrijk hoog te houden en te beschermen. De muiterij is niet anders dan een poging om het gezag zoowel nationaal als internationaal omlaag te halen. Het Koninkrijk der Nederlanden werd aan den spot van de wereld overge leverd. Spreker hoopt overigens dat naast het onderzoek en de straf de regeering aan eventueele bezwaren zal tegemoetkomen. De heer De Queljoe geeft uitvoerig als leider van den Regentenbond uiting aan de gevoelens van aanhankelijkheid van het Ambonsche volk aan de Koningin en het Huis van Oranje. De heer Feuilleteau de Bruin ontkent met de meeste pertinentie dat de loyali- teltsdemonstratie gericht zou zijn geweest tegen de Inheemschen. Spreker memoreert onder de toestemmende uitingen van In landsche zijde, dat hij aanstonds op merkte dat de Europeesche invloed bij de muiterij duidelijk was. Hij merkt op dat het vliegtuig de juiste plaats waar de bom moet vallen niet in de hand heeft. Het sommatiesein liet geen enkelen twij fel, in welk verband spreker speciaal op de woorden „of geweld zal worden ge bruikt" wijst. Men had hier te doen met een zorgvuldig voorbereide muiterij. Thans staat vast dat op weldoordachte wijze naar de macht werd gegrepen en dat ge weld reeds was gebruikt. Als militair is spreker ten diepste getroffen door het feit dat de vakbeweging het plichtsgevoel bij de Marine heeft ondermijnd in zoo hevige mate. Indien het waar is dat men aan boord van de „De Zeven Provinciën" hoonend lachte bij de nadering van het vliegtuig dan moet men rotsvast hebben vertrouwd op de organisatie aan wal. Interrupties en stortregens. De heer Thamrin spreekt onder voort durende interrupties, terwijl een zware regenbui het gesprokene onverstaanbaar maakt. De heer Sandkuyl verzoekt den heer Thamrin in het Wetboek van Strafrecht na te lezen wat onder muiters wordt ver staan en hij geeft in overweging om het „Gij zult niet dooden" voor te houden aan den auctor intellectualis van deze mui terij. Spreker meent, dat aansluiting van de Marinebonden bij het N.V.V. een roods golf in de marine bracht, waarbij de mili taire tucht aan de beweging ondergeschikt werd gemaakt. Korporaals en manschap pen gingen tegen het gezag ten strijde onder de bekende leuze. De zonderlinge toestand ontstond dat marineschepelin gen aangesloten waren bij een organisa tie, die het koningschap verwerpt. De er kenning van de marinebonden bracht een verdere verstoring van de hiërarchische verhoudingen. De Bond werd nummer een, de krijgstucht nummer twee. Waarom is er geen selectie? Waarom wordt de pro motieladder bij de marine automatisch beklommen? Spreker vraagt zich af of de commandant der „De Zeven Provinciën" en de eerste officier de eigenschappen be zaten die hun hooge positie wettigden en meent dat met de bestaande bonden en hun macht grondig zal moeten worden af gerekend. De laatste spreker, de heer H. H. Kan, zegt: „Wij Oosterlingen hebben de ge woonte de zaken vergoelijkend te beschou wen en zoo is ook over de muiters ver goelijkend gesproken", maar spreker be twijfelt of dit juist is en hij zegt: „Zoo lang wij dit niet van ons afzetten zullen wij bij den Westerlingen in de leer moeten gaan." De commandant van de „De Zeven Pro vinciën" deed hetzelfde toen hij vertrou wen stelde hi zijn bemanning. Niet den hoofdleider der marine treft hier blaam, doch de moderne geest die het de regee ring zoo moeilijk maakt op te treden op de wijze waarnaar velen verlangen. De vergadering wordt hierna geschorst tot 's avonds half zeven. RECLAME. Rieten dak door ratten vernield Het rieten dak van een boerderij in dc buurt van Alkmaar vertoonde aan de binnenzijde groote gaten, die door ratten werden veroorzaakt Ten einde raad nam de eigenaar een proef met Rodent met het ge volg dat hij 's morgens tal van doode ratten vond en nadien geen rat meer heeft gehoord of gezien. Eén •doosje Rodent heeft hem voor honderden guldens reparatiekosten gevrijwaard. Laat Uw eigendommen niet door dit schadelijke ongedierte vernielen. Maak voor goed een eind aan de rattenplaag door aanwen ding van Rodent. Het trekt ratten en muizen on weerstaanbaar aan. Koop nog heden een enkele doos a 50 ct of een dubbele doos 90 ct en morgen zult U van rat en muis bevrijd zijn. O. a. bij alle dro- ------ i Haag. B 47 TWEEDE KAMER. INTERPELLATIE INZAKE „DE ZEVEN PROVINCIËN" Bij den aanvang der vergadering deed de Voorzitter het voorstel, het verzoek van den heer Albarda, om een interpellatie te mogen houden inzake „De Zeven Pro vinciën", toe te staan. Dadelijk verklaarde de heer Aalberse hiermede accoord te gaan ,maar de inter pellatie zou dan pas gehouden moeten worden wanneer het witboek, dat de Re geering blijkens een ingekomen mededee- llng over de zaak zal laten verschijnen, is ingekomen. De Voorzitter gaf in overwe ging de interpellatie te houden op nader te bepalen dag. Hiertegen verzette de heer Albarda zich: hij meende dat er niet zoo lang kan worden gewacht, maar dat de interpellatie dadelijk moest worden ge houden; wachten we tot het witboek ver schijnt, dan zullen er weken verloopen en dan gaat de Kamer misschien uiteen. Doch de Voorzitter hield vol dat het on- practisch zou zijn, de interpellatie direct te houden, nu de Regeering heeft gezegd op dit oogenblik nog slechts zeer voor- loopige mededeelingen te kunnen doen. Het is bovendien meende de Voor zitter niet volstrekt noodig om te wachten tot het Witboek er is; alleen kan de interpellatie niet onmiddellijk worden behandeld. Hierna deed de heer Albarda het voor stel de interpellatie te behandelen na afdoening der begrooting van Suriname. Dit voorstel werd met 50 tegen 24 stem men verworpen. Voor de sociaal-demo craten. de communisten en de heer Floris Vos. De interpellatie zal dus op nader te bepalen dag worden behandeld. De Voorzitter stelde daarna voor. het soortgelijk verzoek van den heer de Visser niet toe te staan, nu de heer Albarda reeds zal interpelleeren. Wil de heer de Visser met anderen toegang tot Indië, dan zullen zij zich moeten wenden tot de bevoegde Indische autoriteit, maar niet tot de Kamer. De heer de Visser protesteerde, maai de Kamer heeft het voorstel van den pre sident met 69 tegen 3 stemmen aange nomen. Tegen de communisten en de heer Floris Vos. INTERPELLATIE. De heer Kortenhorst vroeg een inter pellatie aan over het resultaat van de jongste economische onderhandelingen met Duitschland. Hierover wordt Dinsdag bésllsti DE ONTBINDING DER TWEEDE KAMER. Vervolgens heeft de heer Knottenbelt geïnterpelleerd over het besluit tot ont binding der Kamer. De afgevaardigde wees op de beweging die het besluit heeft veroorzaakt en op de motieven, door de Regeering in het Rapport aan de Koningin genoemd. Hij critiseerde het stellen van de kabinets kwestie, dat hij, in de gegeven omstan digheden, een zeer afkeurenswaardige dwangmaatregel noemde. Doch ook de ontbinding was afkeurenswaardig. Het ware volgens mr. Knottenbelt volstrekt niet onmogelijk geweest, op een goed pro gram een nieuw kabinet te vormen. Dit kabinet met zijn program zou dan de in zet der verkiezingen zijn geweest. Ook zou het mogelijk geweest zijn. dat het kabinet, op verzoek der Koningin, ware aangebleven, desnoods behalve de Minis ter van Justitie. De heer Knottenbelt acht het dus onjuist, dat in het advies aan de Koningin ontbinding de „eenige uitweg" wordt genoemd. Onjuist achtte hij ook de opvatting, dat de Kamer niet voldoende heeft medegewerkt aan de bezuiniging, en dat de fracties, die nu tegen haar stem den, tegen bezuiniging zouden zijn. Ver bijsterend noemde de afgevaardigde het, dat de ontbinding wordt gemotiveerd met de noodzakelijkheid van de vorming van een parlementair kabinet- Met dit argu ment ontkende de Regeering haar eigen bestaansrecht. Welk groot, dringend, al- lesoverwegend landsbelang zoo vroeg mr. Knottenbelt gelijk Thorbecke in 1868 Cisten. Imp.Fa. B. Meindersma - Den Haag. 6012 DE ONAFHANKELIJKEN. Naar wij vernemen heeft de directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam, inzake het conflict met de Vereeniging van Beeldende kunstenaars „De Onafhankelij- ken" van B. en W. bericht ontvangen dat eenig contact met het bestuur der vereeni ging niet meer noodig wordt geacht. Naar aanleiding hiervan is het museum perso neel met de ontruiming van de tentoon stelling begonnen. De stukken worden voorloopig ln de bergplaatsen van het museum opgeborgen. RECLAME. tussclien de landen rein, lieve zie eensi Daarom foch wenschi Moeder, dat je Odol tandpasta zult gebruiken. Zij polijst Je parelen tanden zoo voorzichtig en reinigt de tusschen- ruimten zoodat je tanden steeds wit en gezond blijven. Odol-tandpasta is bijzonder geschikt voor kinderen. Zij reinigt zoo gemakkelijk en is zoo zacht, dat zij het prachtige glazuur niet aantast. Tube 35 cent Groote Tube 60 cent 6015 Denkt morgen om de Woensdag collecte van het Crisis-Comité !j Mr. KNOTTENBELT. noodzaakte tot de ontbinding? En hij meende dat art. 73 der Grondwet ver keerd is toegepast, omdat de ontbinding hier niet is gehanteerd om het volk uit spraak te laten doen, maar blijkbaar al leen om de verkiezingen te vervroegen. Dit vond mr. Knottenbelt staatsrechtelijk onjuist. En hij betoogde eindelijk, dat de samenwerking tusschen Regeering en Kamer ten zeerste is bemoeilijkt, en dat een votum der Kamer thans de Regee ring niet zal kunnen treffen. Een staats rechtelijk monstrum, zoo noemde mr. Knottenbelt deze ontbinding. Spr. stelde de volgende vragen: 1. Waarom is de Regeering, blijkens het rapport van den Voorzitter van den Raad van Ministers aan H- M. de Koningin, dd. 15 Februari j.!„ van oordeel dat de eenige uitweg uit het conflict met de Tweede Kamer was ontbinding van dat lichaam? 2. Welk belang van zóó overwegenden aard, dat het de ontbinding der Tweede Kamer kon wettigen, acht de Regeering gelegen ln het effenen van het te-reln voor een met ongeveer twee maanden ver vroegde vorming van een parlementair Kabinet? 3. Is de Regeering van oordeel, dat van art. 73 der Grondwet gebruik mag worden gemaakt ten einde een vervroegde vor ming van een parlementair kabinet te bevorderen? 4. Is de Regeering niet van meening, dat de verdere samenwerking tusschen haar en de Tweede Kamer door de ontbinding slechts kan worden bemoeilijkt? ANTWOORD DER REGEERING. De Minister-president, de heer Ruys de Beerenbrouck, heeft in zijn antwoord doen uitkomen, dat het kabinet allengs door de omstandigheden een crisis kabinet is geworden, en dat de Kamer bij het betrokken rechterlijk ontwerp onvol doende medewerking tot bezuiniging heeft getoond. Eerst werd het ontwerp uitgesteld, daarna hoewel de Minister van Justitie zeer tegemoetkomend was ge weest werd het feitelijk afgestemd. Het kabinet trok hieruit de conclusie, niet voldoende op de medewerking dei- Kamer te kunnen rekenen. Toen moest het óf aftreden óf de Kamer ontbinden. Het eerste heeft het kabinet niet willen doen, om geen stagnatie te veroorzaken in den wetgevenden arbeid- Kamer-ont binding echter op termijn behoefde geen stagnatie in het leven te roepen, want dan kon de Regeering met de Kamer de dringende zaken blijven afdoen. De ter mijn-ontbinding was hier dus noodzake lijk door de bijzondere omstandigheden van het oogenblik. Bovendien zou zoo doende een vervroegd parlementair kabi net kunnen optreden, maar dit was niet het doel der ontbinding, doch slechts een bijkomende omstandigheid. De Minister erkende, dat art. 73 der Grondwet niet mag worden gebruikt alleen om het ver vroegd optreden van een parlementair kabinet mogelijk te maken. Zonder een diepgaand conflict is de ontbinding niet te verdedigen. Zulk een conflict is er thans. Wat de verhouding met de Kamer betreft meent de Regeering dat alle sa menwerking mogelijk is, die door de bij zondere omstandigheden wordt vereischt; het kabinet vertrouwt, dat de bereidwil ligheid daartoe ook bij de Kamer aan wezig zal zijn in het belang des lands. REPLIEKEN. Na dit regeerings-antwoord is nog eenig debat gevolgd. Dat de heer Knottenbelt niet tevreden was, spreekt vanzelf Maar ook de heer Marchant ontwikkelde het betoog, dat hier de ontbinding staatsrechtelijk on juist is toegepast, hetgeen al blijkt uit het feit, dat de Regeering een nieuwe Kamer en een nieuw kabinet noodig acht, terwijl zij feitelijk slechts een van tweeën wenschelijk mocht achten. Zoodra aldus de heer Marchant een kabinet zegt na de verkiezingen te zullen heen gaan, is de grond voor de ontbinding vervallen, want die grond ligt alleen in het eventueel aanblijven van het kabinet. In gelijken geest sprak de heer Al barda; ook hij achtte hier het ontbin- dingsrecht onjuist toegepast. Hiertegen over stond het betoog van mr. Aalberse, toegevend, dat deze ontbinding een onge wone figuur vormt, maar haar gerecht vaardigd achtend door de buitengewone omstandigheden en de grenzen van art. 73 der Grondwet niet overschrijdend. Dit laatste was ook de opvatting van den heer Beumer, die bovendien meende dat men over de toepassing van het recht nu anders kan oordeelen dan vroeger. Ook de heer Snoeck Henkemans zag geen aan leiding tot oppositie en de heer Zandt maakte va-i de gelegenheid gebruik, om tegen een coalitie-regeering te waar schuwen. De Minister-President heeft tenslotte nog eens verzekerd, dat de Regeering zoo lang mogelijk met de Kamer wil samen werken. Toen werd het debat gesloten. HAGENAAR- J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 9