DE MUITERIJ
DE „DE ZEVEN PROVINCIËN"
I
debat over de verklaring van den
commandant der zeemacht
i| Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 Februari 1933
Derde Blad
No. 22370
GENTEN EN INLANDSCH BESTUUR
STAAN ACHTER DE REGEERING.
•VI
PARLEMENTAIR OVERZICHT
KUNST EN LETTEREN.
Odol houdf de ruimle
ÏA L|
i Bali
Ain
n. io
van
vo®
yd
Febr.
■kil
Febt
itava
nu
a Hai
imbm
Aï
i n.
vieja
laar
m. v]
meldt uit Batavia:
gisteren reeds gepubliceerde ver-
tan den commandant der Zee
den Volksraad heeft een groot
den van dien Raad het woord ge
nei ;te spr. is de heer Soejono. Deze
in 24 dat de regeering ook thans heeft
Amst 3et gezag te kunnen handhaven,
rs waren misdadig en naïef, het-
niet anders kon worden ver-
n.m bepleit strenge straffen zonder
ad en hoopt dat alles zal worden
br. nlm dergelijke voorvallen in de toe-
mogelijk te maken.
■AND
te b
Febt
LT,
UN.
vport
Yorï
I.VN
ikonj
R'di
12 gr.
r.
te
Muiterij los van de
inheemsche beweging.
Feb it het onnoodig nogmaals te ver-
it de regenten en het Inlandsche
chter de regeering staan. Het In-
bestuur toonde door daden die
Spr. betreurt, dat de muiterij een
'datr.grdsche stemming teweeg bracht,
is gebleken, dat niet uitsluitend
he schepelingen tot muiterij over-
'ast staat dat de muiterij geheel
ew Yi an de inheemsche beweging. Spr.
roorbeelden noemen van grievend
■en tegen inheemschen. Overigens
de menschen raken uit het even-
n. R teeen juist in deze ernstige tijden
den betreurd. Juist thans moeten
bruin samen gaan. De receering
na om zoo spoedig mogelijk de
ndsche stemming te dofen ver-
ijne 1
Cycli
Ie so?
irsteti er,
itukil
•irm»1 Wiranatakoesoema verklaart
"Ruiterij ten zeerste wordt betreurd
urd. ongeacht het rasverschil,
ek ziet spr. af, omdat thans nog
an Q ieel mogelijk ls. Spr. heeft ver-
i. „TOJin een ernstig en rechtvaardig
en hooDt dat de regeering zich
aten lelden door sentiment door
R'daBnwhen van de vloot te weren.
BB. (Vereeniging van inheem-
tenaren bp het B. B.) hield zich
an de demonstratie oo het Water-
Sanflrelke een nationaal Nederlandsch
droeg, waarbij deze organisatie,
i Lii^ijlooner wilde fungeeren. Het in-
bestuur heeft door de eeuwen
lovauteit getoond en doet dit dag
ongewapend. Spr. richt een
I end woord tot de regeering, nl.
ODwinding van de Nederlandsche
actie wekt. De regeering doet
Hooien beroep op de Nederlander kalm
en de oprichting van burger-
achterwege te laten. Politiek ge-
taan wij op een vulkaan, die van
den dag goed dient te worden
rd.
andsche bestuur zal steeds op zijn
de regeerng kan er op rekenen.
Sosnohadikoesoema vernam met
van de muiterij. Hij nam van
ang af aan dat niet alleen inlan-
:ln waren betrokken. Spreker kan
gemoedstoestand van de Neder-
denken, die onvolledig waren in-
idat niemand iets wist. Zelfs on-
'olksraadsdak werd men gedrukt
„unheimische Stimmung".
memoreert de moeilijke taak der
en smeekt wijsheid voor haar af.
litter verklaart, dat de verhou-
:hen de Inlandsche en Europee
van den Volksraad in het alge-
ir het incident niet ongunstig is
„Dat kunnen enkele muiters
liken". (Geroep: „Zeer juist").
Arifin wil als Menangkabausch
ndpunt bepalen. Hij betreurt
ten dienste het gebeurde en acht
rij volledig ontoelaatbaar en ver-
i'ks als Menangkabauer.
Sociaal-democraat keurt
muiterij af.
ïer De Dreu constateert, dat het
fk nog niet volledig ls. Hij zal
Itvoerige beschouwingen tot de
rang wachten. Spreker volstaat
'korte verklaring: „Deze kwestie
ijn Holland worden uitgevochten".
I keurt de daad der muiters af, ook
^al-democraat, als ondisciplinair
Bei,'11 de kaartspeling der reactie,
■er keurt eveneens de houding der
af. waardoor de grieven grooter
Ba hdeze daad m°geliik vvas. Waar-
C.bil het gooien van de bom niet
T.ker gehandeld, vraagt spreker,
ï- „Ze hadden hem aan 'n touwtje
t neerleggen!") Spreker keurt de
gratie op het Waterlooplein af.
Sn, i?' deze onnoodige reactie
fel oh verwerpt de beschuldiging
„r„res dei' sociaal-democratie of
LjPk- Hij wijst op het sociaal-de-
-,',e Denemerken als het eenige
t ilrust heerscht. (Eenig applaus
I J„une De voorzitter waarschuwt
«e zal doen ontruimen bij ber-
bafJ?1' Fruin hoopt dat voorbeel-
I,, rullen vallen. Hij noemt het
L i,-??1^00"! van de uitwerking
«re v urige vrijheid, die aan de
CL 'an het gezag werd gelaten,
'tij L« ln Nederland meer neer-
an hier. Snreker wil aan de
1 Seen
i k woord besteden. Elk woord
B w feel eer. Wat moet thans
geschieden? Hieromtrent merkt spreker
op, dat de toestanden bij de marine niet
deugen. De schepen moesten uitvaren om
de bemanning aan het werk en rustig te
houden. Sprekers vraagt zich af of de
hoogste marineleiding, die de stemming
onvoldoende onderkende, vrij uit gaat.
Spreker wenscht verwijdering van alle
kwade elementen en ook van de onvol
doende doortastend optredende officieren,
ook al moet een deel der vloot worden
opgelegd. Voorts wenscht spreker bevor
dering van dienstneming van Indo-Euro
peanen en oproeping der zee-militie ter
losmaking van het vlootpersoneel van de
vakbonden. Ten slotte bepleit spr. betere
taalkennis voor officieren en zuivering
van de vloot over de geheele linie. Wij
moeten toonen iets geleerd te hebben en
kunnen geen ..drijvende bedreiging van
rust en orde" gebruiken. Spreker wenscht
den naam van „De Zeven Provinciën" van
de lijst der marineschepen geschrapt te
zien.
De heer Apituley keurt onvoorwaarde
lijk het misdadig avontuur af en schaart
zich onvoorwaardelijk aan de zijde der
regeering, hoe ook de afloop is geweest.
De heer mr. Van Helsdingen zal niet
het voorbeeld van mr. Fruin volgen, en
den uitslag van het onderzoek afwachten.
Hij spreekt zijn leedwezen erover uit, dat
aanvankelijk de muiterij voor een Inland
sche actie werd aangezien. Spreker had
aanstonds de innerlijke zekerheid, dat
Europeanen de leiding hadden, hoe be
schamend dit ook was.
Spreker becritiseert hen die in Holland
de muiterij „hun uit het hart gegrepen"
noemden.
De heer Monod de Froideville merkt op,
dat de muiterij pijnlijke verbazing wekte
en ernstige ongerustheid veroorzaakte,
doch spreker is overtuigd dat de marine
leiding, na de beëindiging van dit droevig
avontuur, op juiste wijze zal weten in te
grijpen.
Vervolgens wordt gepauzeerd.
Na de pauze krijgt Je heer Kasimo het
woord. Hij verklaart als Katholiek en
Inheemsche de muiterij niet anders dan
onvoorwaardelijk te moeten afkeuren.
Spreker hoopt, dat er geen verscherpmg
der tegenstellingen zal volgen.
De heer Roep is er van overtuigd dat
geen verstandig Nederlande" een moment
er aan heeft gedacht dat de muiterij, ook
al zou die gehee: door Inlanders zijn ge
pleegd, tot verwijdering zou leiden, .loyale
inheemschen mogen niet in een adem met
muitelingen genoemd worden."
De heer De Hoog verklaart dat van de
regeering een zoover mogelijk doorgedre
ven schoonmaak wordt geëischt. Spreker
gispt het feit, dat de Indo-Europeesche
groep bij de Marine steeds is vergeten.
„Men haalde matrozen uit Holland en
voor de rest nam men Inheemschen". Eerst
in 1928 kwam daarin een lichte verbete
ring, doch de leiding van de marine is nog
steeds terughoudend. „Ook de Indo-Euro
peesche jonger heeft het recht om mede
te dingen op een plaats bij de vloot".
De volgende spreker, de heer Mandagie,
vraagt zich af of dienstweigering en mui
terij gerechtvaar digd zijn bij een salaris
actie. Snreker beantwoordt deze vraag
ontkennend en zegt: „Deze actie is gezags-
aantastend en deswege onwettig.
Was de oorvijg te hard
De heer Wiwoho brengt in herinnering
de vlootmanoeuvre van 1 September 1932.
nabij Tandjong-Priok, waarbij de later ge
volgde muiterij vreemd afsteekt. Spreker
kan de houding van de regeering abso
luut niet afkeuren, doch als mensclh vra
gen waarom oorvijg zoo hard moest
zijn. Hij vraagt wat de primaire oorzaak is,
en acht het antwoord da' beslist de sala
risverlaging deze oorzaak is, juist.
De heer Dwidiosewojo wil op den voor
grond stellen dat hij de ondoordachte actie
van een deel der bemanning van de „De
Zeven Provinciën" afkeurt. Daarnaast be
treurt spreker de onnoodige vernietiging
van 23 menschenlevens. Men had mede
lijden met de muiters moeten hebben. Zij
lieten duidelijk weten dat zij geen geweld
in den zin hadden.
De heer Van Baaien had van de Regee
ring meer verwacht, maar hij begrijpt dat
de stand van het onderzoek het doen van
meer me'dedeelingen niet toelaat. Van
den aanvang af hebben voor spreker al
leen muiters bestaan, onverschillig tot
welken landaard ze behoorden. Waarom
gemuit werd is secundair. In hoeverre
hebben de officieren hun plicht gedaan?
Spreker had gaarne gezien dat me het
voorbeeld van Van Speyck had gevolgd.
De voorzitter verzoekt spreker met de
schuldvraag te wachten tot het onderzoek
is afgeloopen.
De heer Hamer wil de muiterij beschou
wen als een in Nederland jarenlang voor
bereiden aanslag op het Gezag. Spreker is
teleurgesteld dat de regeering de betee-
kenis van de revolutionnaire propaganda
niet heeft besproken.
De heer Mochtar betoogt, dat de mui
ters slechts opkwamen tegen de salaris
korting en tegen de gevangenneming var
hun kameraden. Hij betreurt het dat de
bom te vlug werd geworpen.
Een Chineesche opinie.
De heer Loh Sek Hie verklaart niet te
kunnen zwijgen omdat de coöperators
klaren wijn moeten schenken aan de
regeering waarmede zij samenwerken.
Spreker meent, dat hoe de zaak ook ge
wend of gekeerd wordt, men hier in ieder
geval met muiterij heeft te doen. De ge
vallen muiters beschouwt spreker wel
degelijk als slachtoffers, maar als slacht
offers van anderen, die aanvuurden tot
verzet tegen het Gezag. Iedere vakver-
eenigingsleider steke de hand ineigen
boezem.
De heer Noto Soetarso betreurt het dat
deze geschiedenis kon passeeren bij een
gezagsorgaan dat bestemd is om den naam
van het Koninkrijk hoog te houden en te
beschermen. De muiterij is niet anders
dan een poging om het gezag zoowel
nationaal als internationaal omlaag te
halen. Het Koninkrijk der Nederlanden
werd aan den spot van de wereld overge
leverd. Spreker hoopt overigens dat naast
het onderzoek en de straf de regeering aan
eventueele bezwaren zal tegemoetkomen.
De heer De Queljoe geeft uitvoerig als
leider van den Regentenbond uiting aan
de gevoelens van aanhankelijkheid van
het Ambonsche volk aan de Koningin en
het Huis van Oranje.
De heer Feuilleteau de Bruin ontkent
met de meeste pertinentie dat de loyali-
teltsdemonstratie gericht zou zijn geweest
tegen de Inheemschen. Spreker memoreert
onder de toestemmende uitingen van In
landsche zijde, dat hij aanstonds op
merkte dat de Europeesche invloed bij de
muiterij duidelijk was. Hij merkt op dat
het vliegtuig de juiste plaats waar de
bom moet vallen niet in de hand heeft.
Het sommatiesein liet geen enkelen twij
fel, in welk verband spreker speciaal op
de woorden „of geweld zal worden ge
bruikt" wijst. Men had hier te doen met
een zorgvuldig voorbereide muiterij. Thans
staat vast dat op weldoordachte wijze
naar de macht werd gegrepen en dat ge
weld reeds was gebruikt. Als militair is
spreker ten diepste getroffen door het
feit dat de vakbeweging het plichtsgevoel
bij de Marine heeft ondermijnd in zoo
hevige mate. Indien het waar is dat men
aan boord van de „De Zeven Provinciën"
hoonend lachte bij de nadering van het
vliegtuig dan moet men rotsvast hebben
vertrouwd op de organisatie aan wal.
Interrupties en stortregens.
De heer Thamrin spreekt onder voort
durende interrupties, terwijl een zware
regenbui het gesprokene onverstaanbaar
maakt.
De heer Sandkuyl verzoekt den heer
Thamrin in het Wetboek van Strafrecht
na te lezen wat onder muiters wordt ver
staan en hij geeft in overweging om het
„Gij zult niet dooden" voor te houden aan
den auctor intellectualis van deze mui
terij. Spreker meent, dat aansluiting van
de Marinebonden bij het N.V.V. een roods
golf in de marine bracht, waarbij de mili
taire tucht aan de beweging ondergeschikt
werd gemaakt. Korporaals en manschap
pen gingen tegen het gezag ten strijde
onder de bekende leuze. De zonderlinge
toestand ontstond dat marineschepelin
gen aangesloten waren bij een organisa
tie, die het koningschap verwerpt. De er
kenning van de marinebonden bracht een
verdere verstoring van de hiërarchische
verhoudingen. De Bond werd nummer een,
de krijgstucht nummer twee. Waarom is
er geen selectie? Waarom wordt de pro
motieladder bij de marine automatisch
beklommen? Spreker vraagt zich af of de
commandant der „De Zeven Provinciën"
en de eerste officier de eigenschappen be
zaten die hun hooge positie wettigden en
meent dat met de bestaande bonden en
hun macht grondig zal moeten worden af
gerekend.
De laatste spreker, de heer H. H. Kan,
zegt: „Wij Oosterlingen hebben de ge
woonte de zaken vergoelijkend te beschou
wen en zoo is ook over de muiters ver
goelijkend gesproken", maar spreker be
twijfelt of dit juist is en hij zegt: „Zoo
lang wij dit niet van ons afzetten zullen
wij bij den Westerlingen in de leer moeten
gaan."
De commandant van de „De Zeven Pro
vinciën" deed hetzelfde toen hij vertrou
wen stelde hi zijn bemanning. Niet den
hoofdleider der marine treft hier blaam,
doch de moderne geest die het de regee
ring zoo moeilijk maakt op te treden op
de wijze waarnaar velen verlangen.
De vergadering wordt hierna geschorst
tot 's avonds half zeven.
RECLAME.
Rieten dak door ratten vernield
Het rieten dak van een boerderij in dc buurt van
Alkmaar vertoonde aan de binnenzijde groote gaten,
die door ratten werden veroorzaakt Ten einde raad
nam de eigenaar een proef met Rodent met het ge
volg dat hij 's morgens tal van doode ratten vond en
nadien geen rat meer heeft gehoord of gezien. Eén
•doosje Rodent heeft hem voor honderden guldens
reparatiekosten gevrijwaard. Laat Uw eigendommen
niet door dit schadelijke ongedierte vernielen. Maak
voor goed een eind aan de rattenplaag door aanwen
ding van Rodent. Het trekt ratten en muizen on
weerstaanbaar aan. Koop nog heden een enkele doos
a 50 ct of een dubbele doos 90 ct en morgen zult
U van rat en muis bevrijd zijn. O. a. bij alle dro-
------ i Haag. B 47
TWEEDE KAMER.
INTERPELLATIE INZAKE
„DE ZEVEN PROVINCIËN"
Bij den aanvang der vergadering deed
de Voorzitter het voorstel, het verzoek van
den heer Albarda, om een interpellatie te
mogen houden inzake „De Zeven Pro
vinciën", toe te staan.
Dadelijk verklaarde de heer Aalberse
hiermede accoord te gaan ,maar de inter
pellatie zou dan pas gehouden moeten
worden wanneer het witboek, dat de Re
geering blijkens een ingekomen mededee-
llng over de zaak zal laten verschijnen, is
ingekomen. De Voorzitter gaf in overwe
ging de interpellatie te houden op nader
te bepalen dag. Hiertegen verzette de heer
Albarda zich: hij meende dat er niet zoo
lang kan worden gewacht, maar dat de
interpellatie dadelijk moest worden ge
houden; wachten we tot het witboek ver
schijnt, dan zullen er weken verloopen en
dan gaat de Kamer misschien uiteen.
Doch de Voorzitter hield vol dat het on-
practisch zou zijn, de interpellatie direct
te houden, nu de Regeering heeft gezegd
op dit oogenblik nog slechts zeer voor-
loopige mededeelingen te kunnen doen.
Het is bovendien meende de Voor
zitter niet volstrekt noodig om te
wachten tot het Witboek er is; alleen
kan de interpellatie niet onmiddellijk
worden behandeld.
Hierna deed de heer Albarda het voor
stel de interpellatie te behandelen na
afdoening der begrooting van Suriname.
Dit voorstel werd met 50 tegen 24 stem
men verworpen. Voor de sociaal-demo
craten. de communisten en de heer Floris
Vos. De interpellatie zal dus op nader te
bepalen dag worden behandeld.
De Voorzitter stelde daarna voor. het
soortgelijk verzoek van den heer de Visser
niet toe te staan, nu de heer Albarda
reeds zal interpelleeren. Wil de heer de
Visser met anderen toegang tot Indië,
dan zullen zij zich moeten wenden tot de
bevoegde Indische autoriteit, maar niet
tot de Kamer.
De heer de Visser protesteerde, maai
de Kamer heeft het voorstel van den pre
sident met 69 tegen 3 stemmen aange
nomen. Tegen de communisten en de heer
Floris Vos.
INTERPELLATIE.
De heer Kortenhorst vroeg een inter
pellatie aan over het resultaat van de
jongste economische onderhandelingen
met Duitschland. Hierover wordt Dinsdag
bésllsti
DE ONTBINDING DER
TWEEDE KAMER.
Vervolgens heeft de heer Knottenbelt
geïnterpelleerd over het besluit tot ont
binding der Kamer.
De afgevaardigde wees op de beweging
die het besluit heeft veroorzaakt en op
de motieven, door de Regeering in het
Rapport aan de Koningin genoemd. Hij
critiseerde het stellen van de kabinets
kwestie, dat hij, in de gegeven omstan
digheden, een zeer afkeurenswaardige
dwangmaatregel noemde. Doch ook de
ontbinding was afkeurenswaardig. Het
ware volgens mr. Knottenbelt volstrekt
niet onmogelijk geweest, op een goed pro
gram een nieuw kabinet te vormen. Dit
kabinet met zijn program zou dan de in
zet der verkiezingen zijn geweest. Ook
zou het mogelijk geweest zijn. dat het
kabinet, op verzoek der Koningin, ware
aangebleven, desnoods behalve de Minis
ter van Justitie. De heer Knottenbelt acht
het dus onjuist, dat in het advies aan de
Koningin ontbinding de „eenige uitweg"
wordt genoemd. Onjuist achtte hij ook de
opvatting, dat de Kamer niet voldoende
heeft medegewerkt aan de bezuiniging,
en dat de fracties, die nu tegen haar stem
den, tegen bezuiniging zouden zijn. Ver
bijsterend noemde de afgevaardigde het,
dat de ontbinding wordt gemotiveerd met
de noodzakelijkheid van de vorming van
een parlementair kabinet- Met dit argu
ment ontkende de Regeering haar eigen
bestaansrecht. Welk groot, dringend, al-
lesoverwegend landsbelang zoo vroeg
mr. Knottenbelt gelijk Thorbecke in 1868
Cisten. Imp.Fa. B. Meindersma - Den Haag.
6012
DE ONAFHANKELIJKEN.
Naar wij vernemen heeft de directeur
van het Stedelijk Museum te Amsterdam,
inzake het conflict met de Vereeniging van
Beeldende kunstenaars „De Onafhankelij-
ken" van B. en W. bericht ontvangen dat
eenig contact met het bestuur der vereeni
ging niet meer noodig wordt geacht. Naar
aanleiding hiervan is het museum perso
neel met de ontruiming van de tentoon
stelling begonnen. De stukken worden
voorloopig ln de bergplaatsen van het
museum opgeborgen.
RECLAME.
tussclien de landen rein,
lieve zie eensi
Daarom foch wenschi Moeder, dat je Odol
tandpasta zult gebruiken. Zij polijst Je parelen
tanden zoo voorzichtig en reinigt de tusschen-
ruimten zoodat je tanden steeds wit en gezond
blijven. Odol-tandpasta is bijzonder geschikt voor
kinderen. Zij reinigt zoo gemakkelijk en is zoo
zacht, dat zij het prachtige glazuur niet aantast.
Tube 35 cent
Groote Tube 60 cent
6015
Denkt morgen om de Woensdag
collecte van het Crisis-Comité !j
Mr. KNOTTENBELT.
noodzaakte tot de ontbinding? En hij
meende dat art. 73 der Grondwet ver
keerd is toegepast, omdat de ontbinding
hier niet is gehanteerd om het volk uit
spraak te laten doen, maar blijkbaar al
leen om de verkiezingen te vervroegen.
Dit vond mr. Knottenbelt staatsrechtelijk
onjuist. En hij betoogde eindelijk, dat de
samenwerking tusschen Regeering en
Kamer ten zeerste is bemoeilijkt, en dat
een votum der Kamer thans de Regee
ring niet zal kunnen treffen. Een staats
rechtelijk monstrum, zoo noemde mr.
Knottenbelt deze ontbinding.
Spr. stelde de volgende vragen:
1. Waarom is de Regeering, blijkens het
rapport van den Voorzitter van den Raad
van Ministers aan H- M. de Koningin, dd.
15 Februari j.!„ van oordeel dat de eenige
uitweg uit het conflict met de Tweede
Kamer was ontbinding van dat lichaam?
2. Welk belang van zóó overwegenden
aard, dat het de ontbinding der Tweede
Kamer kon wettigen, acht de Regeering
gelegen ln het effenen van het te-reln
voor een met ongeveer twee maanden ver
vroegde vorming van een parlementair
Kabinet?
3. Is de Regeering van oordeel, dat van
art. 73 der Grondwet gebruik mag worden
gemaakt ten einde een vervroegde vor
ming van een parlementair kabinet te
bevorderen?
4. Is de Regeering niet van meening, dat
de verdere samenwerking tusschen haar
en de Tweede Kamer door de ontbinding
slechts kan worden bemoeilijkt?
ANTWOORD DER REGEERING.
De Minister-president, de heer Ruys de
Beerenbrouck, heeft in zijn antwoord
doen uitkomen, dat het kabinet allengs
door de omstandigheden een crisis
kabinet is geworden, en dat de Kamer bij
het betrokken rechterlijk ontwerp onvol
doende medewerking tot bezuiniging
heeft getoond. Eerst werd het ontwerp
uitgesteld, daarna hoewel de Minister
van Justitie zeer tegemoetkomend was ge
weest werd het feitelijk afgestemd.
Het kabinet trok hieruit de conclusie,
niet voldoende op de medewerking dei-
Kamer te kunnen rekenen. Toen moest
het óf aftreden óf de Kamer ontbinden.
Het eerste heeft het kabinet niet willen
doen, om geen stagnatie te veroorzaken
in den wetgevenden arbeid- Kamer-ont
binding echter op termijn behoefde geen
stagnatie in het leven te roepen, want
dan kon de Regeering met de Kamer de
dringende zaken blijven afdoen. De ter
mijn-ontbinding was hier dus noodzake
lijk door de bijzondere omstandigheden
van het oogenblik. Bovendien zou zoo
doende een vervroegd parlementair kabi
net kunnen optreden, maar dit was niet
het doel der ontbinding, doch slechts een
bijkomende omstandigheid. De Minister
erkende, dat art. 73 der Grondwet niet
mag worden gebruikt alleen om het ver
vroegd optreden van een parlementair
kabinet mogelijk te maken. Zonder een
diepgaand conflict is de ontbinding niet
te verdedigen. Zulk een conflict is er
thans. Wat de verhouding met de Kamer
betreft meent de Regeering dat alle sa
menwerking mogelijk is, die door de bij
zondere omstandigheden wordt vereischt;
het kabinet vertrouwt, dat de bereidwil
ligheid daartoe ook bij de Kamer aan
wezig zal zijn in het belang des lands.
REPLIEKEN.
Na dit regeerings-antwoord is nog eenig
debat gevolgd.
Dat de heer Knottenbelt niet tevreden
was, spreekt vanzelf Maar ook de heer
Marchant ontwikkelde het betoog, dat
hier de ontbinding staatsrechtelijk on
juist is toegepast, hetgeen al blijkt uit
het feit, dat de Regeering een nieuwe
Kamer en een nieuw kabinet noodig acht,
terwijl zij feitelijk slechts een van tweeën
wenschelijk mocht achten. Zoodra
aldus de heer Marchant een kabinet
zegt na de verkiezingen te zullen heen
gaan, is de grond voor de ontbinding
vervallen, want die grond ligt alleen in
het eventueel aanblijven van het kabinet.
In gelijken geest sprak de heer Al
barda; ook hij achtte hier het ontbin-
dingsrecht onjuist toegepast. Hiertegen
over stond het betoog van mr. Aalberse,
toegevend, dat deze ontbinding een onge
wone figuur vormt, maar haar gerecht
vaardigd achtend door de buitengewone
omstandigheden en de grenzen van art.
73 der Grondwet niet overschrijdend. Dit
laatste was ook de opvatting van den
heer Beumer, die bovendien meende dat
men over de toepassing van het recht nu
anders kan oordeelen dan vroeger. Ook
de heer Snoeck Henkemans zag geen aan
leiding tot oppositie en de heer Zandt
maakte va-i de gelegenheid gebruik, om
tegen een coalitie-regeering te waar
schuwen.
De Minister-President heeft tenslotte
nog eens verzekerd, dat de Regeering zoo
lang mogelijk met de Kamer wil samen
werken.
Toen werd het debat gesloten.
HAGENAAR- J