te Jaargang Donderdag 16 Februari 1933 No. 7 tT HEERLIJK REISJE door I E DE LTT.T.E HOGERWAARD. HOOFDSTUK VI. De verloren beurs Ihet eerste ontbijt werd aan den pn den weg genuttigd. Het was niet tiend weer als den vorigen dag, wolken bedekten de lucht, maar droog, nog droog en ze konden zoodra de eerste druppels vielen, Tblnnen" gaanl Met zóóveel hulp- Ie handen was het heele zaakje in den auto en zijzelf waren niet van zout en konden dus best ien regenbultje. Intbljt werd dus wel bedreigd, maar Irstoord door den regen en juist j Oom en de neven den lnwendlgen voldoende versterkt, zoodat zij er .geil konden, toen de eerste groote ïuppels neerkletterden, lacht wel, dat we regen zouden I" zei Oom Jan. |oogen schenen zekerheid te willen of Oom hen in het ootje wilde |ot niet en Hans vertolkte niet al- eigen gedachten, maar ook die |eren, toen hij opmerkte: konden w lj aan die donkere luch- J zien, Oom!" pacht wist ik het al!" zei Oom met ilachje. waren er toch sterren aan den riep Piet uit. en toch wist ik hetl" hoe dan?" vroegen Hans en Piet de slang van Bob en Piet!" luidde koord. |he dikke, oranje slakken zich ver- i het altijd een teeken van nade- Iregen", lichtte Oom Jan toe. Ilachten; Bob en Piet wel een triegen, maar ze werden toch door iieene vroolijkheid aangestoken [doen we vandaag, Oom?" vroeg |de aandacht van de geschiedenis 'ak en henzelf! af te lelden, gedacht wat In de heerlijke te wandelen," antwoordde Oom t wil zeggenvóór de koffie maak andeltng met Hans en Tom. ter- en Plet dan de bedden kunnen en alles onderhanden nemen, ^binnenshuis" gedaan moet wor de koffie wil lk met hen op stap Igeven wij Hans en Tom de gele- |voor een lekkeren maaltijd te én van hen moet dan inkoopen het naburige dorp en de ander dien tijd op den wagen. Hoe Idagverdeeling jullie, jongens? flg. Oom!" klonk het uit vier want ze wilden graag zelfs ln een wandeling door de bos- ken. En zij mochten van geluk pant hoewel nu en dan een fik- bbul op hun waterproof ultrus- [tste, brak toch meermalen de Jen hoe heerlijk-mooi was het |t bosch! Als flonkerende dla- ngen de pas gevallen en nu |zon beschenen regendruppels Vieren van boomen en struiken, pk het heerlijk ln het bosch 1 „Gezondheid met lepels, jongens!" zei Oom Jan en allen snoven den geur diep op. Oom Jan, die niet alleen een wandel- kaart bij zich had, maar ook een kompas, kon niet licht verdwalen in de uitgestrekte bosschen- De jongens meenden, dat ze nog uren ver van den wagen af waren, toen zij er plotseling weer vlak vóór stonden. Het koffiemaal werd „binnenshuis" ge nuttigd, omdat het juist weer begon te regenen, maar ook daar liet het zich best smaken. Na de koffie bleef Oom een uurtje rustig zijn kranten lezen en krabbelden de jongens weer ansichten vol om de familieleden van hun doen en laten op de hoogte te houden. Hun ouders verwacht ten natuurlijk geen lange brieven en wa ren met deze korte mededeellngen meestal ln telegramstijl meer dan te vreden. Juist waren zij klaar met de schrijverij toen Oom Jan zich bereid verklaarde met Bob en Plet een wandeling te maken en kon het tweede gedeelte van het pro gramma voor dien dag dus afgewerkt worden. Na loting ging Tom inkoopen voor den maaltijd doen en bleef Hans dus alleen in den wagen achter, ln het volle bewustzijn zijner verantwoordelijkheid. Het weer knapte op en hij zat zich op een veld stoeltje aan den kant van den weg 't gras was nog te nat! lekker in het zonnetje te koesteren, weldra geheel ver diept ln één der mooie boeken, welke Oom Jan meegenomen had. 't Viel hem heelemaal niet op, dat Tom erg lang wegbleef, zoo ging hij in zijn boek op, tothij zijn broertje plot seling met een ontdaan gezicht voor zich zag staan. De jongen was heelemaal van streek en de eerste oogenblikken niet in staat te spreken. Wat was er gebeurd? Het duurde een paar minuten, vóór hij praten kon en toen vertelde hij in onsa menhangende woorden, dat hij, toen hij naar 't dorp gegaan was, de beurs in de boodschappentasch gelegd had om 'm niet te verliezen, maar.met een leege tasch bij den slager gekomen was! De beurs had bij verloren! Hoe dat wist hij niet. Lang zamerhand had hij zich echter herinnerd, dat hij aan geen beurs denkend de tasch jolig door de lucht gezwaaid had in zijn vreugde over het zonnetje en het heerlijke buiten-zijn. Natuurlijk was hij toen den weg weer teruggegaan, ijverig naar alle kanten spiedend, of hij het ver loren voorwerp ook zag. Maar negens ont dekte hij het! Wat nu? Opnieuw was hij naar den slager gegaan, had het geval uitgelegd en was op het punt geweest den goedhartlgen man te overreden hem het vleesch mee te geven, toenhij ver telde, dat ze met hun vijven in een wagen het land doortrokken. Even had de slager hem onderzoekend aangekeken De Jongen zag er eigenlijk niet uit, of hij in een woonwagen thuis hoorde, maar als hij 't nu toch zelf ver telde De man wilde zekerheid hebben om trent zijn vermoeden en het beste middel daartoe leek hem: het stellen van een paar vragen. Hij stak das maar dadelijk van wal en vroeg: „Wanneer ben je hier gekomen?" „Gisteren", antwoordde Tom. „En wanneer gaan jullie weer verder?" „Morgen." 't Geval werd hoe langer hoe bedenke lijker. „Waar slapen Jullie?" ging de slager voort met vragen. „Gedeeltelijk in den wagen, gedeeltelijk ln een tent", luidde het antwoord. De man was nu wel overtuigd, maar vroeg voor alle zekerheid nog: „Waar koken jullie?" „In den wagen!" klonk het niet zonder trots. „Nou weet lk genoeg!" zei de slager. Als je geen geld bi) Je hebt, kan lk je geen vleesch geven, 'k Laat me niet beet nemen en 't krioelt hier van rondtrek kende kermiswagens." „Maar 't ls geen kermiswagen!" riep Tom uit. ,,'t Is wat 'n fijne auto!" „Ja. ja! dat zal wel!" zei de man met een ongeloovig gezicht. „En we zijn geen kermisreizigers!" zei Tom nu „Ik heb 't geld onderweg uit mijn tasch verloren en zal het u, zoodra mijn Oom thuiskomt, brengen." „Die smoesjes kennen we!"*riep de sla ger, wiens geduld blijkbaar ten einde was, barsch uit. „Geen geld, geen vleesch! En maak nou maar gauw, dat Je weg komt, of lk bel de politie op." Hoewel Tom op dit oogenblik werkelijk niets op zijn geweten had, waardoor hij bang voor de politie moest zijn, vond hij die schande blijkbaar te groot en besloot hi) den winkel dan maar zonder vleesch te verlaten. De moed ontbrak hem. nu nog op groente en aardappelen uit te gaan en hij holde terug naar Hans. „Wat een pech!" vond deze, toen hij eindelijk het heele verslag gehoord had. „En wat zullen we nu beginnen?" „Ik weet het niet", antwoordde Tom en zijn toon klonk somber. ,,'t Eenige wat ons te doen staat, is Oom Jan, zoodra hij terugkomt, alles te ver tellen!" meende Hans. „Er zal wel niets anders opzitten", zei Tom, die als een berg tegen dit oogen blik opzag. Dat ze dien middag geen eten hadden ook al rammelde hij van den honger! was niet het ergste, want wat zou Oom wel zeggen? Nu konden ze koken en hadden ze niets om te koken! Dat hij ook zoo oerstom had kunnen zijn de beurs te verliezen. En Hans was niet in staat hem op te beuren Het weinige geld, dat ze voor ansichten bij zich hadden, was al Inge stonken tot enkele kwartjes en daar kon den ze natuurlijk geen vleesch en verdere levensmiddelen voor vijf personen voor koopen. Alles was nu plotseling voor de belde jongens veranderd. Het heerlijke reisje was vergeten. Ze waren vol zorg. Als Oom maar niet boos was! Zoo heel gauw werd hij niet kwaad, maar dit was toch wel iets Landerig stonden de jongens bij den auto van het ééne been op het andere te hangen, toen Oom Jan er met de beide anderen aankwam. Tom keek beschaamd voor zich, maar Hans zag, dat Oom zegevierend iets om hoog hield. Hij had de beurs gevonden! Toms gezicht kreeg als bij tooverslag een andere uitdrukking, toen Oom Jan vertelde, dat hij plotseling van plan ver anderd en met een omweg naar het dorp gegaan was. Aan den kant van den weg had hij "n beurs gevonden, die wonderlijk veel overkomst vertoonde met de zijne en bij onderzoek was uit zijn adreskaartje gebleken, dat het werkelijk zijn eigendom (Wordt vervolgd,), (Nadruk verboden.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 13