HET POESENSCHOOLTJE
OP HET SCHOOLPLEIN
JNS
Js?
^Iuur
door
C. E, DE LILLE HOGERWAARD.
Bijna den geheelen nacht had 't zonder
ophouden gesneeuwd, zoodat er heel wat
gevallen was, toen Henk het gordijn van
het slaapkamertje, dat hij met zijn broer
tje deelde, opentrok en met vreugde de
witte wereld gadesloeg.
„Jongens, wat fijn!" riep hij opgetogen
uit, zich nauwelijks den tijd gunnend het
hoofd naar zijn broertje om te wenden;
„Piet, het heeft gesneeuwd!"
Piet, die gewoonlijk een langslaper was
en om de een of andere kleinigheid geen
minuut te vroeg uit zijn bed zou komen,
bezweek voor deze opwindende tijding en
stond in een wip naast zijn broertje om
het heerlijke nieuws met eigen oogen te
aanschouwen. Sneeuw! En dat juist op een
Zaterdag! Kon 't mooier?
Reeds had Henk het raam opgeschoven,
een handvol sneeuw uit de vensterbank ge
nomen en was hij op het punt Piet eens
flink te „wasschen", toen Moeder op de
kamer kwam en lachend zei:
„Dat hoeft niet, Henk! Vanmorgen is
Piet heusch goed wakker!"
Vlug kleedden de jongens zich nu aan
en hoewel Piet andere morgens wel eens
mopperen kon, dat het water zoo koud
was. nu scheen hij het lekker te vinden,
't Was immers winter en er lag sneeuw!
Vreemd, dat die witte massa je op eens
heelemaal veranderen kon!
Aan het ontbijt liep het gesprek natuur
lijk over de sneeuw, terwijl Vader nu en
dan een opwindende mededeeling uit het
morgenblad voorlas. In Groningen zakte
men bijna al tot de knieën in de witte
massa weg, in Friesland was zelfs een auto
ingesneeuwd en het heele treinverkeer was
natuurlijk in de war!
„Hoera!" riep Henk plotseling uit en zijn
vreugdekreet gold niet zoozeer den ont
redderden spoordienst als wel de voorpret,
die hij bij al die sneeuwverhalen had.
Wantgeloof maar, dat ze die sneeuw
niet op den grond zouden laten liggen!
Daar was ze toch zeker niet voor gevallen?
Neen, ze zouden vóór schooltijd een echt
sneeuwgevecht houden, 't Schoolplein was
groot genoeg en Henk brandde zich bijna
aan zijn warme melk Moeders raad
gevingen in den wind slaand zoo'n
haast had hij om naar buiten te komen!
Natuurlijk had hij graag zijn boterham
men er voor laten staan, maar.daar
hoefde je bij Moeder niet mee aan te
komen! Dat wist Henk maar al te goed en
het eenige wat er op zat, was: zoo vlug
mogelijk door te eten. Vader en Moeder
deden vandaag maar een oogje dicht: er
lag immers sneeuw en dan kunnen jon
gens niet zoo kalm en netjes eten, als ze
eigenlijk moeten.
Tegelijk waren Henk en Piet klaar. Vlug
trokken ze hun jassen aan, zetten hun
petten op en namen met een zwaai hun
tasschen op.
„Niet al te laat thuis komen vanmid
dag: uiterlijk half één!" riep Moeder haar
tweetal nog na.
Boem! daar sloeg de deur dicht!
„Jongens en sneeuw!" zei Moeder
lachend, terwijl Vader al was het heel
wat kalmer dan de jongelui ook aan
stalten maakten om te vertrekken.
„Öp een tram hoef ik niet te rekenen",
zei hij. „Ik zal blij zijn, als die sneeuw
weer weggeruimd is!"
„Laat de jongens er eerst nog wat van
genieten", vond Moeder, die al was zij een
meisje geweest in haar jeugd toch ook dol
van sneeuw gehouden had.
„Ja, ja!" zei Vader lachend. „Vroeger
vond ik het ook een feest. Wat dat al lang
geleden is!"
Toen Moeder alleen achtergebleven was,
ontfermde zij zich over de vogels, die ter
eere van de sneeuw, een groote hoeveel
heid brood, kaaskorstjes, pinda's en zelfs
appelschillen kregen. 'tGevederd volkje zat
al in een paar naburige boomen op hun
ontbijt te wachten, terwijl een musch al
eens op het vaste plekje, waar zij altijd
gevoederd werden, kwam kijken.
Nauwelijks had Moeder de deur weer
dicht gedaan, of het krioelde op den grond
van hongerige vogels, die zich naar harte
lust te goed konden doen.
Intusschen waren de jongens, al sneeuw
ballen-gooiend, het Schoolplein genaderd.
Reeds hoorden zij joelende stemmen, die
hun aantrekkingskracht op hen niet
misten. Zoo vlug als de sneeuw het toe
liet, liepen zij naar het punt van samen
komst. De sneeuwballen suisden door de
lucht. Geen voetganger, die zijn leven
zeker was! Menigeen, die maar even den
tijd had, besloot liever een kleinen omweg
'at lrax
en! Br
midda
iatsen
den nu
leeren
k eind.
i Jaap:
ers. Me
echt si
rijden,
neer op
s gewo
,r 'm t<
beentj
zelfs z
achtei
jongen
eer St
ik 't o
eeren,
ser da
et sch
tje-ov
et me
at je
als
kte j'
't ijs
Eiken morgen klokslag negen
Gaat het poesenschooltje aan!
Waar je dan de kleine poesjes
Met hun schooltasch heen ziet gaan!
In die schooltasch zitten boeken,
Erg geleerde! Denk maar, hoor!
Want ook in de poesenwereld
Komen knappe pleten voor!
Witje kan zoo keurig lezen!
Zwartje rekent weer zoo goed!
Maar, zegt poesenmeester zuchtend,
Hoe het met Minetje moet!
(Nadruk verboden)
'k Weet het niet hoor! Als 't zoo da dan i
Stuur ik haar van school nog aü'P m
Altijd zit ze maar te babb'len
rs ha
En ze geeft geen zier om stral!
Pool
■ld u
Dat ze dom dus blijft! Geen wonder1
En wat 't eindje wezen zal? ?prr
Later houden alle muisjes e 5TL
Dom Minetje voor mali •>-,
O, wat schrikt de poesekleuter!
Dom te blijven! Stel je voor!,
Voortaan zal ze beter lulst'reó.
Mauw, miauw! ze meent heir^n
R- w:n gef
*»p e
te maken, dan zich in het kamp der
sneeuwballen-gooiende jongeps te wagen.
Maar een oud moedertje met 'n omslag
doek om meende daartoe den tijd niet te
hebben, 't Was al bijna negen uur en ze
moest nog een heel eind loopen, vóór zij
aan haar werkhuis kwam. Door die dikke
sneeuw, welke nog lang niet overal opge
ruimd was, schoot ze maar langzaam op.
Wat zou ze doen? Maar neen, er viel niet
te kiezen, haar mevrouw was zoo precies
en kon geen te laat komen velen. Als 't
haar eens haar werkhuis kostte en dat in
den tegenwoordigen tijd, nu ze 't geld
immers zoo hard noodig had!
„Dan maar vooruit!" mompelde zij, even
om zich heen kijkend, of er soms juist een
sneeuwbal haar kant uitkwam. En daar
dit niet het geval was, liep het oudje dap
per langs den kant. Het plein oversteken
zou natuurlijk korter zijn geweest, daar zij
juist naar den tegenovergestelden hoek
moest, maar dat zou „al te roekeloos" zijn
geweest, zooals haar oude lippen prevelden.
Voorzichtig langs den kant zou misclrien
nog gaan
Plotseling kregen Henk en Piet het
vrouwtje in het oog. Zij zagen ook Wim
Donkers, dien geniepigen jongen, dien je
nooit vertrouwen kon en die het altijd
achter zijn mouw had. Dat hij nu ook niet
veel goeds in zijn schild voerde, begrepen
zij maar al te best. Waarom zou hij anders
zoo uitdagend naar het oude vrouwtje
kijken. En zijn beide handen met
sneeuw! op den rug houden?
Lang tijd om zich te bedenken hadden
de jongens niet. Zonder aarzelen liep Henk
Wim Donkers dan ook tegemoet, hief zijn
hand op enzette door die ééne be
weging het heele sneeuwballengevecht
eenige oogenblikken stop. De meest voor
zijn post berekende verkeersagent zou 't
hem niet verbeterd hebben! Maar dat was
niet naar den zin van Wim Donkers!
„Flauwe vent! Hij is van de pelissie!
Dooie diender! Stille verklikker!'! hoonde
Wim.
binr
Henk stoorde zich daar niet aal
Henk stoorde zich daar echter nki
Ditmaal was hij Wim toch eens tl
af! Hij deed net, alsof hij vreeselifingec:
werd en kwam dreigend op Wim al in er
die zooals het meer voorkomt,
massa praatjes had, maar toch 1
geen held was, zette het op een 'M
Henk en de joelende menigte achtei
^o
Spoedig hadden zij hem mgeha-enee
werd hij zóó flink met sneeuw gewas-iar
dat hij zich niet verroeren kon. 't V- Jaa]
ongelijke strijd en Henk hief dan tó,;Je
nieuw de hand op, ten teeken hem «„Ne
ongemoeid te laten. e v<
Woedend krabbelde Wim o veieuk „Kr
mompelde iets van „het dien stille „Nc
klikker wel betaald te zullen zette'„Er
Intuschen had Piet het oude vr«„Na
naar den tegenoverliggenden hoek ï%d."
Schoolplein gebracht, daarbij niet srte:
den kant gaande, maar het dwars o: as.
kende. „Ei
„Mensch! mensch! wat benne dij ,,D
een goeie jongens!" zei het oudje. Kfhai
dankte Piet met een stortvloed van%n
den en verdween toen haastig in il
straat, om na een poosje zonder bj» ,D
nissen bij haar werkhuis aan te Wïian
Ze raakte niet uitgepraat over Misse
beurde op het Schoolplein en dee»^„N
verhaal in kleuren en geuren aan'i^jde
die het maar hooren wilde, 's Avonds'„Ji
telde zij het thuis opnieuw. ,,E
't Was maar goed, dat Henk enjin"
het niet hoorden. Ze hadden je
heelemaal niets bijzonders gedaan! ^-.rec
den het dan stellig al weer vergeten Al
als de donkere blik. dien Wim f'-' r
hun bleef toewerpen, hen niet aan jkl
voorgevallene herinnerd had. i
Voor Wim Donders waren zij echten N
bang en deze eindigde met ook naar* i<
„gewoon te doen". Zelfs boos kijken eau
immers op den duur vervelen. de
t
(Nadruk verboden).