Overstrooming - Het Belgische kroonprinselijk paar naar den Congo 73sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. HET MYSTERIE VAN HET DIAMANTEN KRUIS KROONPRINS LEOPOLD VAN BELGIë EN PRINSES ASTRID zijn uit Antwerpen ver trokken voor een reis door den BeLgischeD Congo. GEP. LUIT.-G EN ERA AL L. DE VLAMING wo nende in de residentie, vierde zijn 90sten verjaar dag. De jarige in de hloemen gezet. NA 25 JAAR UIT HET BAGNO ONTSLAGEN. Paul Roussencq, een gevangene uit het bagno, die na 35 jaar vrijgelaten is, bij aan-t komst te Parijs. BESNEEUWDE BOSSCIIEN IN CALlFORNIc. Voor de eerste maal viel in de bosschen van Californië sneeuw. Amerikaanscke vliegtuigen boven de besneeuwde bossohen. KUNST UIT GRANIET. In de kleine stad Wemsiedeü (Beieren) worden de graniet^beeldhouwers opgeleid. Beeld houwer met den electrischen beitel aan het werk. HET CORPS DIPLOMATIQUE OP HET ELYSEE. De leden van het corps diplomatique hebben den Franschen president hun gel uk - wenschen aangeboden. DE OVERSTROOMINGEN IN COLUMBIA. De enorme verwoesting, aangericht door de overstroo ming van de Fortocilias-rivier in de hoofdstad van Columbia Bogota. uit het Engelsch van Chester K. S. Steele door A. W. v. E.v. R. 13) De oude kleurling wendde zich lang zaam naar de deur. Hij was geheel uit het veld geslagen. Klaarblijkelijk had hij zijn meester diep gekwetst. Zwijgend draaide hij den knop om, doch eer hij den drem pel over was, hoorde hij een zachte stem roepen: „Shag!" „Ja .kolonel". „Eh - shag voordat je gaat eh iaat die krant, die ik onder je vest zie, hier. Misschien heb ik wel gelegenheid om om ze even in te kijken, om te zien, wat voor weer het morgen is om te vis- schen „Ja, kolonel". En met een zorgvuldig onderdrukte grijns op zijn gelaat trok Shag de krant met het zwartgedrukte hoofd van onder zijn vest te voorschijn en legde ze op het bed naast de „Volmaakte Hengelaar". HOOFDSTUK IV. De Sproetige. „Welnu", merkte detective Thong op en zijn stem klonk nogal vroolljk, „laat eens zien, hoe het er mee staat, mr. Darcy! Hebt u alles nagekekeo?" Zij zaten In een kamer aan de achter zijde van den juwelierswinkel, de detec tives, de verslaggevers en James Darcy, en agent Mulligan stond op wacht bij het glinsterende kristal en zilver in de uit stalkasten en bij een donker-roode vlek op den grond, die ternauwernood opge droogd was, en steeds dieper doordrong in het hout. Het lichaam van de vermoorde vrouw was weggebracht, nagekeken door James Darcy, die, hoewel hij een zucht van ver lichting slaakte, zijn oogen niet in be dwang kon houden en telkens opnieuw keek naar de plek, waar zij had gelegen. „Ik heb den winkelvoorraad, zoo goed als ik kon in dien korten tijd, opgenomen", antwoordde de juwelier, die er eenigen tijd onder het wakend oog van Carroll en Thong aan had besteed. „Ik weet niet zeker, of er iets weg is. Als het zoo is, kan het niet veel zijn, zoo als ik al gezegd heb. Maar met behulp van de boeken zal lk alles nauwkeuriger na gaan. Dat zal eenige dagen in beslag nemen, maar ik kan het doen, terwijl ik hier alles in orde maak voor de begra fenis". „U kunt het niet hier doen", viel Carroll hem met een afgebeten lachje in de rede. „Niet hier?" Er lag groote verbazing in Darcy's vraag. „Neen!" „Waarom niet?" „Omdat U niet hier zult zijn. Het Is beter dat u met ons meegaat. Kortom, u moet met ons mee. De hoofdcommissaris zal u willen spreken en ik denk de officier van justitie ook. Wat denk jij ervan, Jim?" en hij keek Haliday van het ge rechtshof aan. Deze was bezig de zijdeur te onderzoe ken, die op het steegje uitkwam. „O zeker! Hij moet worden aangehou den; in elk geval als getuige!" was het prompte antwoord, en in denzelfden adem voegde hij erbij: „Niets aan te zien. Geen krasje. Het moet iemand binnenshuis zijn geweest!" „Aangehouden? Word ik aangehou den?" stotterde Darcy. „Natuurlijk", zei Thong. „En nu het eenmaal zoo loopt, neem een vriendenraad van mij aan, en houd je mond!" „Je bedoelt, dat, alles wat ik zou zeggen, tegen mij zou kunnen gebruikt worden?" „Niet precies. Dat is iets voor tooneel of film! Daar doen wij niet aan. ik niet en Carroll niet. Maar zag niet te veel. Na tuurlijk moet u een hoop vragen beant woorden, en hoe makkelijker u dat valt, hoe beter voor u. Maar wacht, totdat de vragen u gesteld worden. Het is misschien niet in mijn eigen belang dat ik u dit zeg, maar ik mag u graag lijden. Maak u nu maar klaar om mee te gaan!" „Ben je van plan den winkel te ver zegelen?" „Neen, er zal iemand hier blijven". „Ik niet", viel Mulligan in, „ik heb nog niet ontbeten! Ik kwam juist van de hon denwacht, toen ik toevallig merkte, dat hier iets ongewoons was, al dat volk en zoo. Ik kan niet blijven!" „Bel dan even op, om Iemand anders te sturen", raadde Carroll aan. „Er moet in elk geval iemand'hier blijven, totdat wij wat beter rond kunnen lijken!" „Ik zal wel zoo lang blijven", zeide Hali day. „Ik zou zelf wel eens wat willen rond neuzen! Denkelijk zal ik de zaak wel voor mekaar krijgen voor den officier van justitie". „Laten we dan gaan", stelde Thong voor. „Zal ik om den gevangeniswagen teleloneeren?" Na een blik op Darcy schudde zijn met gezel het hoofd. „Hij kan wel in de tram", zei hij fluiste rend. „We kunnen achter uit gaan om zoo het volk te vermijden!" Want vóór den juwelierswinkel stond de straat nog altijd vol menschen, niettegenstaande de regen steeds erger werd. „Wat King betreft, die slaapt, en ik denk, dat wij hem hier wel naar bed kun nen brengen. Als we probeeren, hem naar buiten te dragen, zullen we er nog veel meer moeite mee hebben. Laat hem zijn roes maar eerst uitslapen!" en hij keek naar de in een gemakkelijken stoel in elkaar gedoken gestalte. „Wie slaapt?" klonk opeens de rauwe stem van den boemelaar. „Wat gaat het jullie toch aan! Ik kom hier voor een cadeau voor mijn vrouw mijn vrouw heeft den heelen nacht zitten wachten zij moet een cadeau hebben! Waar is mijn gouden mes, Darcy? Ik heb het jou gege ven waar is mijn mes?" „Je krijgt het gauw terug", beloofde Thong. „Luister eens, beste Harry. Je bent werkelijk aardig dronken, maar misschien kun je je nog herinneren, waar je geweest bent, en wat je gedaan hebt. vannacht en vanmorgen? Probeer het eens na te gaan het kan heel wat voor je te beteeke- nen hebben", voegde hij er ernstig bij. „Waar ben je geweest wat heb je ge daan?" „Wat ik gedaan heb?" hij knipte snel met de oogen, om de tranen, die uit de door dronkenschap brandende oogen op welden, te verwijderen, en keek de man nen om hem heen met half-beschonken ernst aan. „Wat ik gedaan heb? Je wilt weten wat wat ik gedaan heb?" „Ja. Waar ben je geweest, en wat heb je gedaan?" vroeg Carroll bedaard. „Hu, ik heb te veel gedronken, dat heb ik gedaan! Kan je dat niet zien? Ik ben toch dronken; maar het kan me niets schelen! Hu! Ik heb een dollen tijd gehad, dat heb ik! Een ongelooflijk goeden tijd! Het was een of anderen nacht een re gennacht en óf! een regennacht afschuwelijk regenachtig! Ik heb nog nooit zoo'n pret gehad nooit! We heb ben dien ouden dokter Harrison een kool gestoofd op mijn woord hu! Dat hebben we!" „Hij was zeker niet alleen!" merkte Car roll grimmig op. „Kijk eens, King, je bent wel erg dronken, maar misschien dringt het wel tot je hersens door; er is iets vreeselijks gebeurd, en het kan zijn, dat je er iets van af weet, hoewel ik het niet geloof, want je bent zoo ver weg, dat je zeker al een week aan het drinken bent geweest. Maar je moet enkele vragen be antwoorden als je er toe in staat bent en daarvan hangt het af of we je hier laten of meenemen". „Wat praat je toch!" snauwde King, en zijn stem klonk plotseling vast. „Hou je gemak, Harry", raadde Thong. „Natuurlijk moeten we praten!" Het scheen, dat Harry King wat begon op te monteren. Zijn oogen verloren iets van hun doffen, suffen blik, en begonnen gevaarlijk te glinsteren. De detectives kenden hem als een doordraaier, die in meer dan één bedenkelijke, moedwillige streek betrokken was geweest. Dronken of nuchter had hij een heftig temperament; als zijn drift eenmaal was opgewekt, en er was niet veel drank voor noodig om een waren duivel van hem te maken. Doch na zijn driftige uitbarsting werd hij weer sentimenteel en suf. (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5