LEIDSCH DAGBLAD - Vijfde Blad
Zaterdag 31 December 1932
OUD EN NIEUW.
SINT SYLVESTER.
OUDJAAR.
DRAlSlflA-van-VALK EHWRQ" S-
A -iLevertr;
NIEUWJAARSVERTELLING
TER OVERDENKING^
VARIA.
wu zeggen, dat dc tijd voorbij
gaat. Dat la onjuist. Wij gaan
voorbU- Wanneer wtj varen op
een rivier, lukt het ona, dat de
oovere glijden, niet onze boot.
Zoo la het ook met den tijd.
TolstoJ.
De uitspraak van TolstoJ ln bovenstaand
motto ls niet nieuw. Een Fransch dichter
heelt al bijna twee eeuwen geleden ge
sproken van „de onbewegelijke eeuwig
heid", waaraan de menschen het begrip
van een „bewegelljken tUd" verbinden. En
een snaaksche landgenoot van hen ant
woordde eens op de klacht eener vrouw,
dat de tUd zoo snel voorbijgaat:
.Pardon, Madame, niet de tijd gaat
voorbij, maar wij, wij gaan voorbij".
En zoo ls het. Wij, menschen, weten
echter ln ons dagelij ksch gedoe niet goed
raad met een tijd, die stil staat en een
eeuwigheid, die onbeweeglijk zou zijn.
Daarom slaan we, om zoo te zeggen, die
eeuwigheid ln stukken, laten we den tijd
zich voortbewegen en maken we die door
ons bedachte regeling ln verdeellngen en
onder-verdeellngen pasklaar voor eigen
gebruik. Zoo tellen we ons leven at op het
beperkte stuk. dat ons ln de eeuwigheid ls
afgemeten: vijftig, zestig, zeventig, tach
tig Jaren
In den dagelljkschen roes van ons be
staan wijden we niet veel aandacht aan
den snellen loop der wijzers op het uur
werk der eeuwen. Soms echter, als voor
ons weer een jaar voorbij ls en een nieuw
staat te beginnen zijn we even stil en tel
len we: zóóveelOok wanneer voor de
menschheld ln haar geheel een stuk van
die Immobiele eeuwigheid, door ons „jaar"
genoemd, ls dóórgeleefd, doen we dat. Even
zijn we opmerkzaam, even houden we den
adem ln: alweer een! De klokslag van
twaalf aan het einde van den 31en Dec.
Is precies gelijk aan dien van andere da
gen. HIJ wordt door hetzelfde mechanisme
teweeg gebracht; hetzelfde metaal brengt
hem voort; hij klinkt van dezelfde plaats
als anders. Maar wij hooren hem anders;
wij beschouwen hem anders, want onze
stemming ls gewijzigd. Zoo zijn wij het
zelf. die aan den Oudejaarsavond en aan
den klokslag van twaalf een ander karak
ter geven.
Twaalf slagen!
Driehonderd en vijf en zestig maal is
het zoo geweest. De dag was ten einde;
stil maakte hij plaats voor zijn opvolger,
die geboren werd bij donkeren hemel en
nachtelijke rust. De schallende stem van
den toren had even de zware, geluidlooze
stilte verbroken. Toen was de rust weer
ingetreden, de diepe stilte zonder licht,
zonder beweging, alsof alles gestaakt ware.
Zwart hing de nacht over de daken.
Niet allen, weinigen slechts, hebben den
dag zien eindigen en den nieuwen dag ge
boren zien worden. Tusschen de vele uren
van den arbeid liggen de uren van rust,
waarin het lichaam zich herstelt van zijn
krachtsverbrulk. Als het licht van den
hemel straalt, en nog lang daarna, leeft en
werkt de mensch. Als de nacht is gekomen
is zijn dagtaak afgedaan. Maar welk een
Inspanning van alle krachten geeft de
zwoegende menschheid te zien tijdens de
zonne-uren! „Vooruit, vooruit!" ls de drij
vende stem van plicht en dwang. Er is
zooveel te doen, veel te doen voor den ernst
veel te doen voor het genot van het leven.
De maatschappij heeft haar onverbidde
lijke elschen; de mensch, die de maat
schappij heeft gevormd, moet die elschen
ondergaan, want ze zijn de uiting van den
drang, die ook in hemzelf, onderdeel dier
maatschappij, zit: drang naar arbeid, naar
genot, naar toewijding of doodeenvou
dig drang om te leven, om den mond
open te houden, om zich en de zijnen te
voeden. Zoo zlfn de uren voorbijgegaan in
rusteloos voortspoeden naar een nieuwen
dag, die zijn zal als de oude. waarin,
naar het wijze woord, de oude zorgen en
de oude klachten evenals de oude vreug
den en de oude genietingen zullen terug-
keeren. maar waarvan steeds iets anders,
steeds iets beters wordt verwacht door den
grooten optimist den mensch. die „immer
verbetering hoopt".
Twaalf slagen I
Nu ls het de driehonderd zes en zestigste
maal, dat ln dit schrikkeljaar de midder
nachtsklokslag zich doet hooren. Slnt-Syl-
vester's sterfdag wordt uitgeluid en daar
mede het Jaar, dat wij nu reeds „het oude
jaar" noemen. En nu komt over ons de
behoefte om niet gedachtenloos te zijn,
maar terug te denken, ons te herinneren.
Dat zullen we doen, elk met zijn eigen
oogst van blijde en droeve herinneringen.
de elndrekenlng sterk gedmkt door dat,
wat als een zware zwarte wolk laag boven
aller hoofden hangt en waarover we ge
sproken en geklaagd hebben, al den dag
en uur op uur: de malaise, de depressie, de
algemeene wereldmisère. Maar met kla
gen alleen verbetert men niets: aanvaar
den en trachten te verbeteren, dót ls wat
noodlg is en om dit te kunnen doen, moet
er moed, geloof en vertrouwen zijn. moet
er het optimisme zijn. dat de zon ont
steekt en bezwaren opheft en.... onmis
baar ls. In elk geval moet er de durf zijn
om aan te pakken en te willen wijzigen,
wat verkeerd is.
Nu ls het laatste uur van den laatsten
dag der laatste maand voltooid. Het jaar is
voorbij. Met hoeveel moed zijn we het wel
licht begonnen! Toen de vorige Oudejaars
avond achter den rug was. toen er een
oogenhllk was nagedacht bij den klepelslag
die „Oud" en „Nieuw" scheidde, kwam de
geboortevreugd van het nieuwe tijdperk
over de wachtenden. Met gelulch werd het
ingehaald. „Fcn laar was gestorven, een
jaar was ontloken: een nieuwe heerseher
deed zlln intrede ln het heelal". Men ver
wachtte veel van hpm Maar toch. bij de
onzekerheid van elke topkomst. niet we
tend wat komen zou. sloot men ztch dich
ter aaneen: men gevoelde onwillekeurig de
bphoefte aan eikaars steun. Aldus eesterkt
door de onderlinge liefde, die alléén In
staat is on het leven den goudelans van
het geluk te wernen. durfde men blijmoe
dig het nieuwe te beginnen, de deur van de
gesloten toekomst te openen. Nu hoopte
men zooveel, nu verwachtte men zooveel.
De lange reeks van dagen, die een Jaar
vormen, moest medewerken aan de vreug
de van het huls, aan de vervulling der
groote en der kleine wenschen. En in de
volheid van het vertrouwen, dat de tijd
kring, die komende was, een zegen zou
h-engen, drukte men elkaar de handen:
„Gezegend Nieuwjaar! Gezegend Nieuw
jaar!"
Wat is er van geworden? Haastig, ge-
ruischloos gingen de dagen voorbij als
voetstappen op een grasveld. De maanden
volgden op elkaar zonder verpooztng. Er
was geen rust, er was geen halte. Het
nieuwe jaar werd oud. En we wachtten, wé
keken uit naar veel, wat we gehoopt had
den te zien, en dat maar niet kwam. Zoo
gingen we naar het einde, voor de zoo-
veelste maal naar het einde van een jaar!
Nog even lichtte het Kerstfeest op met
zijn verjongende belofte van vrede en
vreugde voor allen en toen richtte de blik
zich al weer op den Sylvesteravond, die de
ieden van het gezin vereenigt van heinde
I en ver, de afwezigen en de aanwezigen in
ééne gedachte verbindt, en den sterkste,
den blljdste, den meest vertrouwensvolle
een oogenbllk doet gevoelen, hoe zijn
kracht, zijn vreugde, zijn moed afhanke
lijk zijn van wat de groote onbekende, de
nieuwe tijdkring, zal brengen.
„Een droevig jaar!" zegt de een bij een
terugblik op het Oude. „Een gezegend
jaar!" wellicht een ander. Maar, teleur
gesteld of bevredigd, vraagt toch ieder
van het nieuwe, dat komt. minder zorgen,
meer vreugde. Vooruit wil hij zien, ver
getend wat achter is, met open, blijde
oogen of „het gelukkige, gouden doel", dat
hij najaagt, niet kan worden gegrepen.
Zelf heeft hij het voor een deel in han
den, gelukkig te zijn: hij moet het willen
zijn. Ik heb eens in een vreugdelooze wijk
van Londen op een muur met reuzenlet
ters de woorden gelezen: Keep cheerful,
do your best, leave the rest to God: wees
opgewekt, doe Uw best en laat God ver
der zorgen. Midden tusschen het gedaver
der vrachtkarren, tusschen het gekletter
I der paardenhoeven, tusschen het bon
kend, dreunend, snerpend rumoer der we-
reldstad in haar forsche, materieele
krachtsinspanning, stond daar die raad
om het leven met een blij oog te aan-
I schouwen, te doen wat de hand vindt te
1 doen en het verder over te laten aan hoo-
1 ger bestel. Dat is een raad, een wenk voor
den Oudejaarsavond, die het voorportaal
is van een nieuwen tijdkring: moed heb
ben, werken, vertrouwen. Het is een
variant op het oude, bekende Fais ce que
dois, advlenne que pourra: doen, wat er
te doen is, er kome wat wil. Het is een
groote levensregel vol gezonde philosophle.
Men spijkere dien aan de deur, door welke
de dagen van het Jaar 1933 tot ons zullen
komen. Hij zal zijn uitwerking niet
missen. A. J. B. B.
I Er werd zacht gesproken in de zieken-
I kamer. Het Oude Jaar zat in een hoogen
armstoel, door kussens gestut, en zijn be-
I wegingen werden hoe langer hoe zwakker.
Het was duidelijk, dat de oude heer het
I niet lang meer maken zou. De kleine
wijzer der pendule stond bijna op twaalf
en de groote op negen.
De oogopslag echter was ongedwongen
en de blik helder als van iemand, die een
goed geweien heeft en met vertrouwen
het onbekende tegemoet gaat. Een tijdlang
hadden die oogen, om zoo te zeggen, naar
binnen gekeken. Nu zagen ze zacht en
vreedzaam de aanwezigen aan. De hand
maakte een wenkend gebaar en esn zwakke
stem, waarin toch het krachtig timbre van
weleer nog te herkennen viel zeide:
„Komt nog eens om me heen. Het zal
wel de laatste maal zijn en ik heb u
iets te zeggen".
Toen verdrongen zich de personen, die
in het vertrek waren, om den armstoel.
Vriendelijk, met teeren blik zag hij allen
aan. Daarop vouwde hij de witte, rimpelige
handen en zei:
„Het gaat hard achteruit met mij. Ieder
oogenblüc voel ik mijn krachten ver
minderen. Het is haast onbegrijpelijk, zoo
hard als het in de laatste week gegaan
is. Wat was ik nog krachtig, acht dagen
geleden, toen ik het KerstTeest aankondigde
en in de vroolijke klokketonen de beloften
van vrede en verjongd leven over de
aarde zond. Het was alsof ik zelf ook
verjongd werd, toen opnieuw het licht
der lichten flonkerde in den donkeren
nacht.
„Maar dat mocht niet zoo zijn. Mijn
dagen waren gele'd. De Decembermaand
is de maand van de klokken. Zij luiden
voor een geboorte envoor een sterven.
Een kind is geboren en ik, oude man,
ga heen. Mijn taak is geëindigd en zoo
is het goed".
„Wachter, ziet gij 't Nieuwjaar
komen?"
't Menschenkind
Wachter, wachter op den toren,
Meldt ons de uittocht van het Jaar!
Schrijdt het heen met glans en gloren?
Valt het afscheidnemen zwaar?
Wachter:
't Jaar is oud! Het loopt gebogen.
Sleepend is zijn tred zijn gang.
Uitgebluscht de moede oogen.
't Korte leven viel hem lang.
't Hunkert naar dc rust naar vrede
Steunend stoot het zwakke hart.
't Heeft te fèl, te wreed geleden,
't Werd gedoofd door strijd door
smart.
't Menschenkind
Wachter, wachter! Wat helpt klagen?
Wat voorbij is, kéért niet weer!
Noodeloos naar ,,'t waarotn" vragen
Is een poov're levensleer!
Beter leus is: „Licht te beiden"
Van het nad'rend Nieuwe Jaar,
't Mildert zorgen 't mindert lijden
Zóó zij 't streven! Hoopvol! Klaar!
Weet! de mensch is taai
veerkrachtig!
Levensmoed breekt tegenslag!
Daaromdapper en eendrachtig,
LTitgezien naar „Nieuwen Dag"!
Laat met eerbied ons gedenken,
't Jaar dat zich ter rust begeeft.
Aan het goeds dat het mocht
schenken,
't Heeft niet nutteloos geleefd.
Wachter wachter wil ons melden
Als gij 't Nieuwjaar nad'ren ziet.
Laat schalmeien door de velden
Krachtig 't kop'ren welkomstlied
E. H.—v. M.
RECLAME.
DE ZEVENKLAPPER.
5580
„Van avond vieren de menschen het
feest der herinnering. Ze zen
achteruit, ze denken terug aan mijn drie
honderd vijf en zestig dagen. Wat zullen
ze van het Oude Jaar zeggen
„tk wilde wel, dat ze allen overtuigd
wnren, dat ik het goed met hen gemeend
heb. Het is waar, ik bracht niet altijd
geschenken. Ik legde dikwijls straffen op.
Maar wanneer ieder goed narekent, zal
hij zien, dat ik eerlijk was en onpartijdig
en nergens allezn strafte, evenmin als ik
ergens alleen weldaden uitstortte.
„Voor velen is de rekening nu nog niet
O]) te maken Zij moeten eerst later ont
dekken, wat ik hun reeds geschonken heb.
Dat moet zich pas openbaren, wanneer
ik er sedert lang niet meer zijn 2aL
Daarom is het goed, als de menschen van
avond niet alleen terugzien op hetgeen
voorbij is, maar ook vooruitzien op wat
komen kan. Het gaat met liet menschen-
leven als met een groote handelszaak. De
balans van 31 Dec. kan wel worden op
gemaakt, maar wie zal zeggen, of de
„aanwezige goederen" niet nog iets meer
of misschien wel iets minder zullen op
brengen dan het bedrag, dat er voor is
uitgetrokken".
„Zich herinneren en zich aangorden voor
de toekomst" dat doen vanavond de
menschen, als zij den klokslag der
herinnering hooren Ze doen er goed
aan. Hun leven hebben ze verdeeld in
tijdvakken, dertig, zestig, tacht g tijd
vakkentot honderd brengt het biina
geen. Geen wonder, dat, als er weer een
voorbij is, ze eens even nadenken, tellen
en vragen: „hoeveel nog?" en „wat brengt
het nieuwe?".
„Het oude, liet verleden ligt open. Ze
zien erin: het heeft geen geheimen meer.
Maar het nieuwe het ontdekte, liet geheim-
zinnig-verborgene, hoe zal het wezen?"
Het Oude Jaar zweeg. Weer hadden de
oogen den binnenwaartschen blik. Hat was,
alsof het nadacht over de verborgenheden
van het lot, dat zich door niets laat
dwingen om te verraden, wat het in zön
vergrendelde voorraadkamers v.r ergd. Eu
toen zei het zacht, als voor zich zelf,
de woorden van een oud lied:
't Kan zielevreugd of lichaamspijn,
Geen sterv'ling is er, die hef weet
't Kan regenvlaag of zonneschijn.
't Kan feestgewaad of doodenfclaed,
't Kan leven of 't kan sterven zijn.
„Ja, zoo is het: wie zal het zeggen!
vervolgde het Oude Jaar. Onzeker is de
toekomst. Hoe verstandig, dat de menschen
dit althans éénmaal in het jaar ernstig
gevoelen. Hoe goed daarom, dat ze bijéén
komen, den huiselijken kr.ng enger aan
éénsluiten. Er is tegenover het onbekende
zooveel kracht tn die onderlinge liefde!"
„O, ik zie ze vanavond in mijn ver
beelding. al die kle ne en groote gezinnen,
bijééngekomen van alle kanten met geen
ander doel dan om bij elkaar te zijn.
De avond was vol licht en vol gesprek.
Maar nu, nu het naar den klokslag der
herinnering loopt, worden ze stiller. Ze
tellen de minuten. Ze willen de klokke
tonen niet missen, die aankondigen, dat
het oude ts voorbijgegaan en het nieuwe
gekomen. Eindelijk zul'en de stemmen
zwijgen. Dan is het stil, een oogenblik
van afwachten, als een korte rust in den
stroom des tijds, een halte tusschen het
geen voorbij is en hetgeen komt. Eén
oogenblik slechts.daar klinkt ernstig,
vredig de metalen stem van den toren.
De armen openen zich, de handen worden
toegestoken en in blijde ontroering wo d -n
de heilwenschen gefiu'sterd met de stille
verzekering van vederziiduchen steun, in
omhelzing of handdruk. De afwezigen zijn
niet meer in de verte, want er is een
samenzijn van den geest, dat door geen
afstand wordt belet. Allen zijn bijéén; riet
één ontbreekt en allen vernieuwen den
band van liefde voor het onbekende mor. en.
Gelukkige menschen, die zóó hun Silvester-
avond eindigen".
Zóó sprak het Oude Jaar. Hoe meer
de groote wijzer op de pendule den klei
nen naderde, hoe zwakker zijn stem werd.
Langzamerhand was het een flu sieren ge
worden. Nog eenmaal opende het zijn
lippen:
„Kinderen, zoo klonk het: veel heb ik
u gebracht. Vraag u zelf af: „Wat hebben
wii ervan gemaakt?" Hoe het antwoord
ook moge zijn, sluit u nauw aanéén, want
niemancT is zeker van één zonnestraal op
zijn pad. Herinnert u en gordt u aan.
Maakt het verleden ten nutte voor de
toekomst en hebt elkander lief. Want er
is maar ééne kracht, die heerscht over
tijd en lot., en dat is... de liefde".
De wijzers op de kleine pendule hadden
elkaar bereikt. Zacht klonken de twaalf
slagen door het vertrek. Het Oude Jaar
sloot de oogen. Het was heengegaan, op
genomen in den schoot der eeuwen.
En buiten stegen vreugdeklanken op, de
geboorte uitjubelend van een nicu.ven
tijdkring:
Gezegend Nieuwjaar! Gezegend Nieuw
jaar.)
We hielden oom Eduard, oom Eetje,
zooals hij werd genoemd, voor een gewel
digen suffer. Waarom tante Bertha met
hem getrouwd was, wist niemand. Hoe
kwam het, ln 's hemels naam, in iemands
hoofd op, z'n hoofd en hart te reiken aan
een kerel, die drie voet kleiner was dan
zijn vrouw en meer op een lilliputter dan
op een volwassen man leek, Zoover wij als
kinderen begrepen, was de familie er altijd
tegen geweest, maar Bertha, een eigen
aardige vrouw, die reeds als jong meisje
bang was geweest te blijven zitten en een
oude vrijster te worden, had haar zin
doorgedreven en was met den dwerg ge
trouwd. En misschien zou zij toch wel zijn
aanzoek hebben afgeslagen, als oom Eetje's
familie niet met de boeken voor den dag
was gekomen en Bertha de overtuiging
had bijgebracht, dat oom er goed bij zat
en best in staat was een vrouw te onder
houden. En ze waren getrouwd. De brui
loftspartij was schitterend, maar ofschoon
ze al tien jaar getrouwd waren, liepen de
banketbakker en de kok, die het bruilofts
maal hadden geleverd, de deur van Eduard
Brekkel plat om eindelijk betaling te krij
gen voor het geleverde op den gedenk-
waardigen dag van 19 Juli 1910, toen
Bertha en Eduard in den echt waren
vereenigd. Want het bleek de lieve, trouw
lustige Bertha weer, dat andermans boe
ken duister te lezen zijn. De gegevens
daarin klopten niet met de werkelijkheid.
De boeken hadden den toets der critiek
en het onderzoek van een accountant niet
kunnen verdragen, en de arme Bertha liep
er finaal in, meer bekoord misschien door
de gefingeerde cijfers dan door den klei
nen Eduard.
Maar nu het eenmaal zoover was, nu zq
er in was geloopen, nu in wezen, de fami
lie gelijk had gekregen, nu verklaarde ze
iedereen, dat ze heel gelukkig was en dat
haar Eduard Eetje zeiden ze nooit
de beste man was dien ze ooit had kun
nen vinden! Ze was te trotsch om te be
kennen, dat haar huwelijk een mislukking
was, al kreeg ze dadelijk eenige kinderen,
die de zorgen voor moeder Bertha nog
vermeerderden. Want Eduard was wel
vader, maar hij was zelf nog te kinder
achtig van aanleg, om zich veel met zijn
kroost in te laten. Bovendien, hij moest
werken om aan den kost te komen, en
daar het hem bijna nimmer gelukte, was
hij niet in stemming om zich te bemoeien
met schreiende of ondeugende kinderen.
En daar kinderen heel scherp kijken,
zagen ze al spoedig, dat vader eigenlijk
een kerel van niks was en na dat gecon
stateerd te hebben, slonk hun kinderlijke
eerbied voor vader met den dag. Voor
moeder, die flinke vrouw, die nu den kost
verdiende, hadden ze respect, ze hielden
van haar. terwijl hun vader hen volkomen
onverschillig liet.
En wij, jongens, konden dien weeken
oom, die altijd met verkleinwoordjes sprak,
niet uitstaan. We hielden niet van zijn
zeurige stem, zijn langzame spraak, zijn
lijmerig gedoe, zijn langzamen gang, zijn
vadsige manieren. We beweerden altijd,
dat hij aan zijn stoel zat vastgekleefd,
dat hij niet in staat was om hard te
loooen of op te springen.
We begonnen altijd vriendelijk te zijn
als we tante Bertha een bezoek brachten.
Dag oom. dag tante, zeiden we dan
en ook oom kreeg een hand, al loerden
we al of we hem geen hak konden zetten.
Dag jongetjesheb jullie een wan
delingetje gemaakt.komen jullie je
tantetje en je oompje weer eens opzoe
ken?En hoe gaat bet op t schooltje?
Ik ben al op de H.B.S. oom, zei ik,
een beetje vernederd, dat oom van het
schooltje sprak.
ZoozooGeven daar dametjes
of heertjes lesop die H.B.S.?
Zoo begon altijd het gesprek met Oom
Eetje.
En altijd steeg onze verbittering tegen
den mallen kerel, en kwam al meer en
meer het verlangen in ons op om hem
eens te treiteren.
We wisten, dat de vent zoo bang was
als een wezel, dat hij, als hij op straat
liep, ineenkromp als hij van nabij het
onverwacht toeteren van een auto hoorde,
dat het hard toeslaan van een deur hem
„angststuipjes" bezorgde.
Toen het naar Nieuwjaar ging, hadden
wij een heerlijk plan gemaakt. Van vader
hadden wij wat geld gekregen om vuur
werk, voetzoekers en muisjes te koopen,
om, zooals nu eenmaal gebruikelijk was,
op Oudejaarsavond af te steken.
Maar op Oudejaarsavond hadden we niet
alles afgestoken. We hadden een grooten
zevenklapper voor oom bewaard. Op
Nieuwjaarsdag moesten we toch ook tante
Bertha feliciteeren en zouden we dus ook
oom Eetje ontmoeten.
En we kwamen. We wenschten tante
eerst geluk met het nieuwe jaar en spra
ken onze beste wenschen uit, ook namens
onze ouders.
Dat is heel lief van jullie, jongetjes,
zei oom Eetje met zijn lijmerige stem. Ik
hoop, dat jullie wenschjes mogen uit
komenJa, jaeen jaartje is gauw
voorbij, en ik hoopdat jullie altijd
goed je lesjes zult leerenen goede
rapportjes zult thuis brengenDat
wensch ik julliewat zeg je me nou
daarvan?
En terwijl tante Bertha in de keuken
bezig was om een kopje saliemelk voor
ons klaar te maken, omringden we oom
Eduard en stak neef Bart voorzichtig de
zevenklapper aan. De lont werd aange
stoken en terwijl wij rustig bij oom Eetje
bleven staan, sprong met een donderen
den knal het stuk vuurwerk uiteen.
Neen nog nooit had ik oom zoo vlug
van zijn stoel zien opspringen. Doodsbleek
werd de kleine kerel, toen de andere zes
knallen in de kleine kamerruimte werden
gehoord; hij vloog gillend de straat op
alsof de dood hem op de hielen zat
Zie je nou wel, zei Bart, dai oom
Eetje hard kan loopen als hij wil?
Tante Bertha was verontwaardigd en
niet alleen op ons, maar ook op haar kin
deren. die meelachten om hun vader
Mogen jullie je vader en oom uit
lachen? zei tante Bertha bedroefd.
En later begrepen we. dat tante Bertha
in die vraag al het verdriet om haar mis
lukt huwelijk en bedorven leven deed
gevoelen.
De jaren graan voorbijmaar
de greest heeft uitgezaaid, wordt door
den voet niet vertreden en door den
storm niet weggevaagd.
Over het verleden kunnen wij niet
meer beschikken, we! over de toe.
komst. Deze is aan een boek vol
onbeschreven bladen gelijk. Hoeveel
hangt van ons af, of die bladen tta
goede of ten kwade zullen worden
gevuld.
De dagen komen tot ons als ver.
momde vrienden, die onschatbare
gaven brengen. Als wij ze niet gebrul,
ken. gaan zij ongemerkt weg
nooit terug te keeren.
Wie stervend uit ons leven henen
Sterft niet voor ons, als werden wij'
verlaten;
Alleen zij stierven, die wij snel
vergaten,
Wier geest verwelkte m onze
herinnering.
De herinnering in tranen is altijd
nog vriendelijker dan de vergetelheid
met een glimlach.
HET JAAR.
De aarde draalt om de zon, en heelt
daarvoor noodig een tijd van 365 dagen i
uren. 48 minuten en 49 7/10 seconden
Deze tijdruimte is precies een jaar. Reedt
45 jaar voor de geboorte van Christus
kwam Julius Caesar tot een berekening
ongeveer met bovenstaande overeenkomst
De wijsgeer Sosigenes was hem bi] die be
rekening behulpzaam. Julius Caesar stel
de toen vast, dat er om de vier jaar ets
schrikkeljaar zou zijn, om weer ln te hakt
de uren en minuten, die lts een jaar m
365 dagen verwaarloosd werden.
OUDEJAARSAV OND LEKKERNIJEN,
Op Oudejaarsavond werd door onze voor
vaderen als een onbewuste navolging ru
de heddensche offerkoeken, een soort vu
gebak opgedischt onder den naam vss
ijzerkoeken, omdat het gemaakt werd li
een van figuren voorzien ijzer, 't Was mg
meer bekend onder den naam van oblieën,
oudtijds oblata (van het Latijnsche werk
woord offerte, waarvan .offeren" afkom
stig) en ze waren opgerold als ztnnebee.i
van het nieuwe iaar dat ook dicht ineen-
gewikkeld ter wereld kwam om zich al
lengs to ontwikkelen. De schooling!
placht op oudejaarsavond mol grove trom
melen ende koperen rinkelbommen" naar
die bakkerswinkels te trekken om ec de
oblieën ln ontvangst te nemen, terwijl aa
er een liedje bij zongen:
Bakker, bakker geef.
Dat gij lange leef
Dat gij rijck en salig wort -
Maar wanneer zoo'n bakker die 't mw
op betalende klanten voorzien had toonde,
dat hij om zoo'n lang leven rijkdom o
zaligheld niet veel gaf en zich Oost-U;
diisoh doof hield, dan werd de laatste rka
van het liedje omgewerkt in:
Dat 't hemd aen t.... kleefI
Des avonds werden door de nulsmoeders
blockende flensjes (boekweiten flemsjea'.
opgedischt, gevuld met appelen. Krenten
sukade, snippers, enz.; het ganzeboM
kwam op tafel en het klokje van twaï'1
wend afgewacht, dat het sein zou ge'01
tot een leven als 'n oordeel.
IESEBAKKENKOEKEN.
In Twente gaan de boerenmeiden
knechts tusschen Kerstmis en Nleuwiasj
hun ouders bezoeken De boerin laat n®
niet met leege handen gaan: leder kru
een metworst, een stoek (wittebrood!
een zak met koffieboon-en mee naar
huls
om hen koken te gaan d w.z. om Wse.
te eten Elke Twentsche boerin M*1
de laatste week des laars lesebakkenKov-
ken in de in Twente ook in Drenthe
algemeen bekende nieuwlaarskoekenUK
Deze koeken worden gebakken van ®e
suiker en anijszaad. De Ijzers door
smid vervaardigd zijn voorzien van
schriften en vaak aardige soms ®rou!e.
sche teekeningen door den smid
gel-schrift aangebracht zoodat jetter.
teekeningen duidelijk zichtbaar ui de
ken zijn afgedrukt.
De inschriften zijn meerendeels aan
Bijbel ontleend; de teekeningen k"
vaak voorstellingen uit het boeren"0"
of zijn eveneens van godsdienstige®
Zoo vertoont een der mooiste, arso -
van het hof Esoedo onder Lonneker
eertijds de rentmeester van het
van Sint Pieter te Utrecht woonde a
ééne zijde de wanens van flerm D3vi
Catrina Hampsink met het laarta! rjI)
aan de andere zilde een voorsteinn-
de Passietafereelen: het kruis
een nijptang een hart drie donne
met 5. 3 en 1 oogen en een geese'™ ren
stok met edikscons 30 zllverlln-
ladder met een haan er bovenop. K
selroede en een vork.
Steunt, bij gelijken prijs
e„ kuialil"1'
De Nederlandsche Industrie-
Hiermede dient gij Uw 'flr^
rkloos'M
En bestriidt gij de wer