KLEUR- EN KNIPPLAAT. Nl.0.7 KAPLAARSJES. RAADSELS. OPLOSSINGEN. ANEKDOTES. [en met plaatjes en driehoekjes bekken. (les op dun karton plakken. |ens de plaatjes kleuren, i alles uitknippen. Idriehoekjes op de stippellijn om- 1de smalle reepjes met lijn ol glu- ton bestrijken en tegen de plaatjes plakken. Er op letten dat het scheepje achter de golven neergezet wordt. Ten slotte ln den rechter benedenhoek van het zeil een gaatje nrikken en dat door een touwtje met de hand van den Jongen verbinden. gesneeuwd, den heelen nacht en toegedekt met een dikke, witte wat waren de kinderen blij! In lijd waren ze 's morgens niet zóó ■gekleed geweest. En de morgen timen verdwenen in een wip want td er op gestaan, dat de jongelui lór ze de kou ingingen. En nu met z'n drieën in den tuin bezig, blijk pak sneeuw lag er. Toen J keukendeur openmaakte, was de (gewoon naar binnen komen rollen, igelden de jongens elkaar met (allen en Els stond zich zelf met 1 wasschen. Idoe je toch, Els?" vroeg Moeder, 1 de keukendeur kwam. Itn zóó blij met de sneeuw, dat ik "wasch," legde het meisje uit. Ze ide wangen van 't wrijven met de inecuw. (ft wat van die witte sneeuw op j Els verder. |doen", raadde Moeder, ,,de sneeuw- brengen alle onzuivere dingen lucht zitten, mee naar beneden". is dan de lucht zoo zuiver, hè, bsneeuwd heeft", riep Henk. 1 ruikt heerlijk hier in de sneeuw", ook. niets", zei Els, de sneeuw, die 1 mond had willen steken, weg- „En nu ga ik m'n portret ma- lolde naar een plekje in den tuin, niet geloopen was en ging daar |t in de sneeuw liggen. Zelfs haar |drukte ze stijf in de zachte massa. help me nu eens voorzichtig op- riep Elsje. Moeder kwam dichter eend door de hooge sneeuw en zei: kht warempel wel kaplaarzen aan bok Els haar handen toe en trok ketmaakster één, twee drie, over- rhtig gelukt, hè!" prees Els. Els' portret stond ten voeten uit in «uw. Zelfs de twee vlechtjes kon je Haar door dat al zaten Elsje's 1 nu v.-il sneeuw. (Moes, ik moet voor de sneeuw en Men eigenlijk ook kaplaarsjes heb- Imeende Els. 't schip met guldens komt", grapte „dan koopen we voqj' de heele een paar kaplaarzen, werd gebeld, 't Was Marietje, Ze haar vriendinnetje halen, om mee «hooi te gaan. Haar sleetje had ze je die mee naar school?" vroeg Pag dat?" l"as pas een maand of drie op de 'an Marietje, pas sedert ze in deze ■wük van de stad woonden. Toen ze "éden in de stad op school waren <rden de kinderen nooit van de want daar werd ze zoo gauw mogelijk weggeruimd. Hier aan 't randje van de stad, maakten ze daar zoo'n haast niet mee. „Ik neem de slee mee", riep Els de jongens toe. „Nee, hoor, de slee is net zoo goed van ons," beweerde Henk. „Ben je mal, jö, wy gjian toch zeker een glijbaan maken", zei Aart. „Ja, dat vond Henk eigenlyk ook fyner. En dus trokken de meisjes met haar sleetjes naar school. Wat een pret gaf dat op het schoolplein. De kleine meisjes mochten op de slee gaan zitten en de groote trokken. Toen meneer klapte, moesten alle sleetjes in de gang gezet worden. Tot het speelkwar tier. Maar o schrik! Op eens was de sneeuw nat en akelig: 't dooide. En om twaalf uur moesten ze met haar sleetjes door de modderige watersneeuw baggeren. Met kletsnatte voeten kwam Els thuis. ..Had ik nu maar kaplaarsjes!" zuchtte zy. „Ze zyn er", juichte Moeder. „Is 't schip met guldens gekomen?" vroeg Els biy. „Neen, Grootmoeder is er". „Door dit weer?" „Met een auto." „O. wat heeriyk!" Els holde naar binnen en viel de oude dame om den hals. „Ben je biy, liefje?" vroeg 't oudje, haar kleinkind over 't haar strykend. „Nog biyer dan met een schip met guldens." Moeder vertelde, wat ze 's morgens be sproken hadden. „En dat ik nu net zoo'n paar kap laarsjes voor je gekocht had. Dat is toch wel heel toevallig, hè meisje?" „Dol gewoon! Maar u hebt altyd van die reuzeverrassingen. ,jc had je verjaarscadeautje nog te goed van me". „O, ja. Ik dacht, dat ik een pop zou krijgen". „Had je liever een pop gehad?" „O. neen "k ben veel blijer met de kap laarsjes". En Els gaf Grootmoeder een hartelykcn zoen om haar te bedanken. „Pas ze nu maar eens gauw", raadde 't lieve oudje. Maar Els moest eerst droge kousen gaan aantrekken. Toen ze daarmee klaar was, kon ze de laarzen passen, 't Was een heel werk om ze aan te trekken. Fijn, ze zaten lekker. „Zyn ze niet te groot?" informeerde Grootmoeder. „Neen, ze passen precies. Mag ik ze meteen aanhouden?" „Natuurlyk, kind". Els was de wereld te ryk. Ze gaf nu niets meer om 't vieze weer: geen enkele maal kwam ze met natte voeten thuis. Marietje wou, dat ze ook zoo'n groot moedertje had. Maar die heeft ze helaas niet meer. Ze hoopt nu maar, dat ze met haar jaardag ook een paar kaplaarsjes krijgen zal. Ze zet ze boven aan haar verlanglijst. J. H. BRINKGREVE—ENTROP. RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE KIEZEN, DE GROOTEREN 4, DE KLEINEREN 3. I. Ingezonden door Willy C. Mulder. Je hoort mij 's morgens als je moet op- staan. Verander mijn le letter, dan roep je mij uit als iets je goed smaakt. Ingezonden door Aaltje Wieringa. Ik ben een hoofdje met een oor, maar dat oor kan ik niet mee hooren. Iedereen houdt mij aan dat oor vast om mij te ledigen. Wie ben ik? UI. Ingezonden door Hendrik West Wat heeft een ezel steeds vooraan Wat een koe heeft achter staan? IV. Ingezonden door Ru, Bas en Annie van Dijk. Welke stoel vindt je in geen enkele meubelzaak. V. Ingezonden door Lottie de Haas. 'k Ben liefst maar op mijn eiland. Met b drinkt men mij graag Mel d overal te vinden Met f niet slecht noch traag. Met g ben ik een roofvogel Met 1 een instrument Nu niet meer in de mode Maar vroegef zeer bekend. Met w in zee te vinden Met v ben 'k een getal Met z heb 'k niet veel waarde Nu weet je 't zeker al? VI Ingezonden door John Delfos. Welk dier maak je uit deze 9 letters: rekagoneo. vrr. Ingezonden door Johan, Hendrik en Nellie Mulder. Welke graaf is niet van adel maar be wijst groote diensten voor snel overbrengen van tijding. vm. Ingezonden door Marius van den Anker* Ben ik van wol, dan is het slot Van mijnen naam een t Ben ik van steen of wel van hout Dan is het slot een d. OPLOSSINGEN DER RAADSELS ÜIT HET VORIGE NUMMER. 1. Amsterdam begint met een A en ein digt begint met een e. 2. Leidsch Dagblad, lei, schade, dag, blad. 3. Tootje Verboog, tot, ver, Ot, Jet, boog. 4. Een postzegel (maar lk de raadseltante waarschuw, lik niet aan postzegels dat Is ongezond). 5. Kinderwagen, kinderen, wagen. 6. Er hingen 2 appels, ik plukte 1 appel dus geen appels en lief dus 1 appel hangen dus ook geen appels. 7. 351, 35Va. 8. De letter 0 of k. Ingezonden door Bram Wijnnobel. Kleine Frits komt huilend binnen. „Wat is er gebeurd?" vraagt zijn broer. „Frans van hiernaast scheldt mij uit voor rare snijboon". „Zoo en wat heb jij toen gezegd? „Niets want ik wist niet zoo gauw een andere groente". Ingezonden door Jo Beuiner. Kleine Jan kwam voor tiet eerst van ziin leven in een plaats aan zee en zag een stoomboot in zee. „O kijk eens Moeder, een locomotief, die een bad neemt".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 15