DE SCHOEN VAN JAN.
5 DECEMBER
Toen St. Nicolaas kw;
„Mam, 'kzet vanavond mijn
schoen onder den schoor
steen, hoor", zei Tot, toen ze
uit school kwam.
„Dag Tottie", zei Moeder.
„O, dag Mam", antwoordde
Tot. terwijl ze haar tasch op
een stoel legde. „Sinterklaas
is al in 'tland. Fijn! Zou 'k
wat in mijn schoen krijgen,
als 'k 'm al zet?"
„Ja, dat zal je moeten af
wachten", vond Moeder.
Juist kwam Jan binnen
Hem werd geen tijd gegund
Moeder te begroeten, want
Tottie liep meteen op hem
toe en zei: Sinterklaas is er
al, we moeten vanavond
onzen schoen zetten".
„Hoe weet je dat?" vroeg
Jan twijfelend.
„Hij is al bij Nettie ge
weest. Die vond vanmorgen
een chocolade-kikker in haar
schoen".
,Dan zet ik mijn schoen
ook vanavond", zei Jan da
delijk. Zoo'n kikker van
chocolade leek hem wel!
Nu pas zag hij Moeder, die
bezig was voor haar kleintjes
een kopje kinderthee in te
schenken. Moeder werd har
telijk goedendag gezegd en 't
nieuws van den schoolmiddag
werd haar even meegedeeld.
„Mag ik nog een poosje
naar buiten?" vroeg Jan,
toen hij zijn thee op had.
,,'t Is droog, hè? Ja, dan mag 't wel.
Maai' thuiskomen, zoodra je de eerste
lantaren ziet opgaan en je niet vuil
maken".
Dat beloofde Jan. Weldra had hij zijn
vriendjes gevonden en samen trokken ze
naar een welland vlak in de buurt, dal
als bouwterrein werd klaar gemaakt. De
mannen waren bezig diepe greppels te
graven, waardoor rioolbuizen gelegd moes
ten worden. De jongens keken graag naar
al dat werk. Kipkarretjes reden af en aan,
die zand aanbrachten om 't terrein oo te
lioogen. Soms mochten ze wel eens helpen
om de leege karretjes weer weg te duwen.
En op een ander oogenblik holden ze als
dollen over den nattlgen, kleiachtigen
weidegrond. Als er een uitgleed op den
glibberigen bodem, zag hij er allesbehalve
frisch uit, wanneer hij weer opstond.
Plotseling zag Jan echter, dat de lan
tarens op waren en gauw holde hij naar
huis. Toen hij gebeld had en op de stoep
stond te wachten, zag hij, dat zijn schoe
nen dik onder den modder zaten. Die
zou hij maar gauw uittrekken. Toen Tottie
hem dan ook open gedaan had trok hij
in de gang vlug zijn schoenen uit en zette
die in de keuken onder de tafel. Nu zijn
pantoffels aan en klaar was hij!
's Avonds vóór ze naar bed gingen, vroeg
Tottie een stukje roggebrood om in haar
schoen te doen. Moeder gaf 't haar.
.Dier heb jij ook de helft", zei 't zusje
terwijl ze het sneetje in tweeën brak.
Tottie was al klaar. „Nu jouw schoen
nog, Jan", zei ze.
Jan wilde juist naar de keuken loopen
om z'n schoen te halen, toen hij zich
bedacht, dat zijn schoenen dik onder de
modder zaten
„Ik neem m'n pantoffel wel", verklaarde
Jan.
„Neen, dat is niet echt", vond Zus. ,,'t
Moet een schoen zijn en je eigen schoen,
hè Vader?"
„Alsof dat wat hindeq|", meende Jan.
Maar Vader begreep, dat er met die
schoenen van Jan ifts niet in orde was.
..Heusch, Jan, 't moet je eigen schoen
zijn, de schoen, dien je vandaag aan ge
had hebt", zei Vader. „Haal 'm maar
gauw!"
Schoorvoetend ging Jan naar de keuken
en even later kwam hij terug met een
schoen, grijs van de modder.
„Nu die ziet er keurig uit!" meende
Vader. ,Met zoo'n schoen zal onze goede
Sint wel blij zijn!"
,,'t Is donker vannacht", troostte Jan
zichzelf. „Piet ziet 't niet eens".
Maar toch was Jan den volgenden mor
gen, toen hij naar beneden ging, niet
zoo heel gerust, of Sinterklaas 't niet ge
zien zou hebben, 't Kon ook best wezen,
dat hij er heel niet geweest was. Doch hij
was er wèl geweest. Tottie vond een taai
taai in haar schoentje en Jan? In
Jan's schoen lag geen taai-taai, maar wel
een brief en daar stond in: Zulke schoenen
wensch ik niet meer te zien. Sinterklaar.
Jan kreeg een kleur, vond !t eigenlijk
erg vervelend, maar wilde 't niet weten.
En heel onverschillig riep hij,,'k Lust toch
geen taai-taai!"
,Dat 's wèl", meende Zus. „Je mag de
helft van de mijne".
„O, 't kan me niets schelen", zei Jan een
beetje onverschillig. Maar moeder zag
best, dat zijn lip even trok.
„Waarom ga je dan ook altijd in die
natte, modderige wetl? Jaantje kan je
schoenen haast niet goed krijgen", zei
Moeder. Toen zuchtte Jan eens.
Een paar dagen had Jan gelukkig geen
vuile schoenen en kon hij 's avonds een
nette laars bij de kachel zetten Maar
helaas was de goede oude man die dagen
juist in een ander deel van de stad.
En toen was Jan zoo onverstandig om
weer met de jongens naar de wei te gaan.
't Was er nog viezer dan anders, want 't
had 's-nachts geregend. In tijd van een
oogenblik kleefden de stukken klei dan
ook aan alle kanten van zijn schoenen.
Jan merkte het met schrik. Gauw liep hij
het weiland uit en schrapte tegen den
rand van het trottoir de modder van zijn
zolen. Daarna nam hij een houtje en peu
terde er verder het vette leem mee af.
Maar mooi werden ze niet! Toen kreeg Jan
op eens een inval. Vlug liep hij naar de
sloot, die langs het weiland liep, doopte
zijn zakdoek in 't water en boende net zoo
lang tot de schoenen weer zwart waren.
Ze waren toen wel kletsnat, maar keurig
schoon. Alleen de zakdoek nu. dat
begrijp je wel.
En 's avonds vóór hij naar bed ging, zette
Jantje een netten, zwarten schoen neer.
Nu was Jan heel gerust. Als Sinterklaas nu
maar kwam! En hij kwam. want 's mor
gens lag er weer een papiertje in zijn
schoen en daarop stond: Sinterklaas houdt
niet van natte schoenen.
En bij Tottie?Lag heelemaal niets.
Sint was zeker zóó boos over jouw natte
schoenen dat hii Tottie heelemaal ver
geten heeft", meende Moeder.
„O, dat is niets erg", zei 't zusje. Ze
vond het erg vervelend, als zij iets kreeg
en Jan niet.
Maar Jan vond 't nog 't naarst dat Tot
nu dcor zijn schuld haar presentje was
misgeloopen. Neen, nu zou hij nies zoo
dom meer zijn. Sinterklaas liet zich niet
foppen, dat had hij wel gemerkt. En dus
speelde hij verder maar op de stoepen
en in de straten. En ik geloof, dat hij toen
wèl eens wat in zijn schoen vond. En zijn
zusje ook. Want zooals je ziet: De Sint
houdt niet van vuile en natte schoenen.
Ten minste ze mogen niet door onnaden-
kenheid zoo geworden zijn. Wat die Sint
al niet weet!
J. H. BRINKGREVE—ENTROP.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAA
cc
December is 't en van die niai
Toch houden wij het meest,
Omdat zij ons brengt leder ja#
Weer 't groote kinderfeest.
Dan komt uit Spanje, 't verre 1:
Sint Niklaas op bezoek.
En vóór wij 't weten, kijkt zijn
Die Piet heet. om den hoek
Hij strooit voor ons met milde h^SE
Verwent steeds groot en klein,
Nog nooit vergat hij ons met k(
Borstplaat of marsepein.
lei
etc
Wij roepen allen blij hem toe:
Wees welkom, lieve Sint.
Gij waart al vele jaren lang
De vriend van ieder kind.
Wat hadt u toch een lange i
Bent u nu heusch niet moe ins
En gaat u, als u wegreist str
Naar and're kind'ren toe?
gel
Ier
O, Sinterklaas! wees wel beda
Voor alles, wat u bracht!*
Maar wees niet boos!
aai
Mijn buurman ook gedacht?
Jan is al heel lang ziek. weel
Zijn ouders zijn erg arm.
Hij had zoo graag een mooie
Zoo'n wollen, lekker warm
Geeft u dan mij wat minder m
Sint Nikiaas zegt: 't Is go
'k Ben blij, dat 'k mededeelza;
In Holland nog ontmoet! -
Wij zingen nu uit volle borst
Als afscheid nog een lied
En wuivend trekken verder weet
De Sint en Zwarte Piet
Wij wenschen hun een goede v
Lang leve Sinterklaas!
Tot weerziens dan een volgen!
Dag Sint, dag Pieterbaas!
(Nadruk verboden).
Sint Nicolaas zou komen
Bij Ansje en bij Mien,
Die twee hadden warempel
Den Sint nog nooit gezien!
Ze kwamen pas uit Indië,
Ze waren nog wat groen
En wisten heelemaal niet.
Wat zij wel moesten doen,
Als Sinterklaas zou komen
In Vaders groote huls.
Ze waren daarom ttiden
Zoo stil gelijk een muis
Doch weldra fluistert Ansje
Haar jonger zusj' in 't oor
„O. luister toch eens even!
'k Geloof, dat Ik wat hoor
En als het echt de Sint ls,
Dan roepen we: „Hoezee!"
Maar tegen Pieter zeg Lk:
Toch maar gewoon .Tabé!
Want die is juist als Sidin
Zoo bruin als een Javaan
En van ons zuiver Hollandse!
Zal hij geen woord verstaa
Maar ach. toen nu de Sint ki
Met Pieter. gard' en zak.
Toen waren Mien en Ansje
Lang niet od hun gemak.
Mien kroop heel dicht bii Mo
En weg bleef het .Hoezee1"
Ook Ansje keek wat anestiel
Ze zei zelfs geen .Tabé!".
En weet je. wat die kleine.
Die kleine kleuter dee'?
Ze fluisterde tot Moeder:
„Piet neemt ons toch niet
JO'
no
,0]
TANTE I
(Nadruk verboden).