brand in een garage te Venlo - Negenjarig meisje redt haar drie zusjes LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad gevolgen van een Operatie ACTRICES ALS SANDWICH-MEN". Bekende Engelsche ac^ trices liepen te Londen met reclameborden voor een liefdadig heidsvoorstelling. _Morspronkelijke roman van Jan Walch. 27) Baar ln dien tusschentijd was mr. Col- ...M bekomen van zijn verbazing en van de 1,0 verdere aandoeningen, die zich daarbij hadden gevoegd; en aangemoedigd door de tegenwoordigheid van den secretaris, zei pUli. zonder op de zonderlinge felicitatie in te gaan: „Ik zal u waarschijnlijk nog wel dezer dagen ln dit gebouw zien, mijn- heerre.... Lugt" ;en zonder groet wendde nll.zich onmiddellijk tot den volgenden fe- licitent. En behandelde Henri Lugt inder daad als lucht. Zeer verbaasd trok die zich terug; vol 1MB. dat hij zich door Mama ertoe had laten brengen, dien ingebeelden gek te gaan feliciteeren. Ja. toen hij dat stukje in de courant las. en meer. toen hij den se cretaris zijn prijzende toespraak hoorde houden, had hij zich afgevraagd: zou ik me dan aldoor in hem vergist hebben? Zou hij dan werkelijk toch een man van betee- •enls zijn? Al wat hij. nu twaalf jaar lang van hem gezien had. was echter met zoo'n opvatting ln striid; en hij had werkelijk i Whdcnd wat hij zeide, en wat het vriendelijk-te was. dat hij in waarheid 2eggen kon: „Wat prettig, dat ze alle maal zoo'n goed idee van u hebben En kon Golver dan met die woorden niet tevreden zijn?! 't Beteekende toch veel meer voor hem. dan eenig eigen oordeel van zijn ondergeschikte. En hij was zoo ijdel; gek, dat hij 't dan niet prettiger had gevonden De stroom der felicitaties ging intus- schen voort en Colver nam met rustige waardigheid de huldigingen in ontvangst, al werd hij, naarmate de huldigers in rang daalden, allengs, wat koeler. Maar dat kon ook aan den langen duur der receptie lig gen. Wie gedefileerd had. vertrok, en zoo werd de kamer allengs leeger. Ze was zelfs bestemd, geheel leeg te raken dezen dag; want de heer Colver zou. wegens 't feest en de emotiën daaraan verbonden, dadelijk na de receptie te zijnen bureele naar huls gaan; waar dan 's middags weer een ont vangst plaats zou hebben mede door me vrouw Colver en de jongedames. Er was zelfs in het hart van den heer Colver een glinsterend schijnseltje van hoop. dat deze feestelijke dag nóg feestelijker zou worden door een verloving van de oudste der docn- ters. Daartoe zou dan evenwel de zoon van zijn vriend den bankier zijn medewer king moeten verleenen, waar wel heel veel kans op scheen te bestaan maar toch maar geen zekerheid; de tegenwoordige jongelui voelen zoo vreeselijk weinig neiging tot het huwelijk. En dit huwelijk zou den heer Colver toch zoo welkom wezen; nu ja. de andere partij behoefde het ook niet als een soort concessie te beschouwen. De bankier had geld, dat is waar. en véél ook; maar zijn zoon had niet de minste geschiktheid om zijn vader op te volgen; was ook in de studie blijven steken, en had nu een keu rige, maar niet heel belangriiv» positie bij de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer. En Colver was réferendaris; en nu ook nog Officier in de Oranje Nassau; en ook wel een beetje invloedrijk; en hij zou het jong- mensch wellicht aan een baantje aan het Ministerie kunnen helpen, als er een vaca ture kwam. waarvan eenige opschuiving het gevolg was en nu ja. er was wel kans op zoo'n vacature Zoodat de heer Colver. dankbaar, en met het uitzicht op nog meer om dankbaar voor te ziin. om tien uur het Ministerie verliet. En O" zijn wandeling naar huis ge noot van den aanblik der morgenstraten; waarvan hij maar uiterst zelden de gele genheid had te genieten. De secretaris-generaal, mr. Holy Helman had nog de ietwat lugubere felicitatie »an Henri Lugt bijgewoond, en was daarna met den geaffaireerden ernst die hem zoo goed kleedde, naar zijn kamer, de op één na voornaamste van het Departementsge bouw op het Plein vertrokken. En na eenig dralen besloot Henri, zich bij hem te laten aandienen. Hij was aanvankelijk voorne mens geweest, eerst nog even zijn eigen werkvertrek binnen te loopen en wat met de twee commiezen, die daar met hem werkten, of althans zich bezig hielden, te onderhouden, maar de eigenaardige hou ding die verschillende collega's in de ka mer van Colver tegenover hem hadden aangenomen, had men nu toch wel het idee bijgebracht, dat men hem eenlgszlns als beschuldigde, als iemand ln een min derwaardige positie, beschouwde. Dat gaf hem wel een gevoel van wrevel tegenover die collega's, maar versterkte hem tevens in zijn voornemen, dat dwaze zaakje maar zoo gauw mogelijk uit de wereld te helpen. De ontvangst door den secretaris was echter een nieuwe teleurstelling. Hij werd van den aanvang af als een zwaar-ver- dachte behandeld. Dat begon al bij zijn binnenkomst. De secretaris wees hem wel een stoel, maar dit gebaar, door geen en kel woord vergezeld, bleef de éénige be leefdheid van de zijde van den grooten chef. Hij liet hem op dien stoel eenige oogen- blikken zitten, vóór hij tot hem sprak, en verdiepte zich in dien tusschentijd met zekere grimmigheid in een dossier. Toen keek hij van de bladen met vorschenden blik op naar Henri, als zocht hij op diens gezicht, wat hij van die stukken vóór hem denken moest. En begon op strengen drogen toon: U hebt u daar in zonderlinge onder nemingen begeven, mijnheer Lugt". Henri wachtte beleefd, maar zonder dat zijn gezicht den gebruikelijken plooi van eerbied aannam, tot de andere zou heb ben uitgesproken. Die ging evenwel niet dadelijk door, maar den koelen onderzoekenden blik naar den man tegenover hem afbrekend, oogde hij weer in de stukken. Ik heb hier een brief van u; maar u zult zelf wel niet beweren, dat die een voldoende opheldering geeft. Om te be ginnen, moet ik u zeggen, dat ik mij zéér verbaasd heb over de wijze, de vrij non chalante wijze, waarop gemeend hebt, het verzoek om inlichtingen van uw chefs te moeten beantwoorden. Dat op zichzelf, uw heele houding, pleit al tegen u". Henri was uitermate verbaasd. En die verbazing die zich op zijn gezicht vertoon de, ln plaats van de door den ander ver wachte onderworpenheid en ontsteltenis, deed den chef bijna zijn geduld verliezen. U kijkt zoo verbaasd, meneer, dat ik mij afvraag, of een nader onderhoud nog eenig nut kan hebben. Als u in een derge lijke zonderlinge houding verkiest te vol harden", zei hij driftig ,„danEnfin, u hebt dezen brief geschreven, nietwaar?" Neen, meneer Holy Helman; maar ik heb hem wel gelezen; en onderteekend". Dus niet hem zelf opgesteld?" Neen". Wie heeft dat dan gedaan?" Mijn vrouw en mijn vriend hebben hem mij ter onderteekening voorgelegd". „Hm". De secretaris herinnerde zich de opmerkingen van dr. Marelman. Iets kal mer ging hij voort: Was uwgezondheidstoestand een beletsel, om zelf dien brief te schrijven?" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 5