De Kotiirtgiri'Moeder in de residentie terug- Verkeersoptocht te Amsterdam
FEUILLETON
'e gevolgen van eenüperat
73»!- JaargangLEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
yerkeeitsoptocht te amsterdam in verband met de Voetgangers-
week. Een oud wagentje uit bet jaar 1800 in den stoet.
KAMPIOENSRIT 1932 van de K.N.M.V.
over 900 K.M. door zeven provinciën. Water
ballet op de Leusderheide.
ELEANOR HOLM IS NIET BANG. De bekende Olympische kampioene
is filmster geworden. De nieuwe „ster'op den rug van een leeuw.
birrymore als raspoetin. Lionel Barrymore als Raspoetin
en Ethel Barrymore als de tsarina in een nieuwe Amerikaansehe film.
JACHTHIT VAN DE ZUID-H0LLAND8CHE JACHTVEREENIGINC.
naar Het strand.
De ruiters op den Boulevard te Scheveningen op weg
van al wat oprecht is, is tenslotte groot;
en de adjunct-commies was nog jong. En
hij zei: „U is gauw terug gekomen, me
neer Van Hoghen Lugt. We hadden nog
niet gehoopt, u hier te zien". En dat was
niet in-den-haak, want het paste niet, dat
hij tegen wie hooger in rang was, het eerst
sprak; maar hij was eenigszins in de war.
En Van Hoghen Lugt bleef het heelemaal
wat raar vindenmaar hy onderkende nu
toch zeer duidelijk dit ééne: dat men hem
eenigszins schuw bekeek; alwéér; en een
rappen blik rondom zich werpend zag hij
overal die stemming, in allerlei nuancen
van verlegenheid en aanmatiging, al naar
den rang en óók wel een beetje naar het
karakter der personen; maar dat laatste
had toch eigenlijk weinig Invloed. En in
dat alles was iets angstig bevreemdends;
en hij vroeg zich af, of men het dan on
gepast vond, dat hij hier zoo-maar was
binnengekomen. Vond men, dat hij éérst
zich verantwoorden moest?
Hij had geen tijd om dit vraagstuk te
bepeinzen; er ontstond een zekere eer
biedige beweging bij de deur, en in de
opening vertoonden zich de secretaris
generaal, mr. Holy Helman, en de jubi
laris, mr. Colver, die elkaar met glimlach
jes een rustig-en-bijna-spottend glim
lachje van den nogal-hoogen jubilaris
uitnoodigden, het eerst binnen te treden.
Toen duwde de eersten den ander met
zachten drang tegen den rug. Henri zag
hoe daarbij de glimlachjes weer ver
strakten; het gelaat van den secretaris
kreeg een ietwat verveelden en tevens
Imperatieven plooi, of hij zeggen wilde
als ik deze schijnbeweging wensch uit te
voeren heb jij per slot van rekening daar
aan te gehoorzamen; en de referendaris
beantwoordde die effening met een onder
worpenheid van oogen, die Henri met een
vagen schrik plotseling in eigen geheu
gen herkennend weervond.
Het praten verstomde. De heer Colver
was in het midden van de kamer aange
komen, terwijl de schare der huldigers
naar de wanden week, zoodat hij daar
stond als het middelpunt van een eenigs
zins bebuckelden cirkel. Maar de secre
taris had zich blijkbaar de situatie anders
voorgesteld, en terwijl de jubilaris al met
een zekere beschaamd-glimlachende be
scheidenheid klaar stond om den te ver
wachten lof over zijn onwaardig hoofd te
laten stroomen, greep hij hem weer bij
den arm, en leidde hem in de richting van
het bureau ministre; dat lelden ging
eenigszins blindemansgewijs, want de ge
leide wist volstrekt niet, waar de ander
hem heen'wilde hebben; en begreep maar
niet, waarom hij niet, zooals hij dat zoo
vaak bij jubilea gezien had, plechtig mid
denin de kamer werd toegesproken. Even
wel, hij ging gedwee mee, alleen was het
niet mogelijk bij dat uitstel voortdurend
dien beschaamden glimlach In stand te
houden; die vervlakte tot een zekere
schaapachtige onnoozelheid. Zoo, dat
Henri er eenigszins van schrok; het scheen
hem, dat zijn chef zich al te veel bloot
gaf. en zijn domheid al te zeer liet uit
schijnen. Hij geneerde zich voor hem, en
keek angstig rond of de anderen het ook
zagen. Maar die stonden In impassibele
afwachting; hun gezichten vertoonden
over-het-algemeen géén uitdrukking hoe
genaamd. Reeds had de secretaris zijn
slachtoffer los-gelaten, dat nu hulpeloos
bij zijn bureau stond, en zich een houding
gaf door met zijn linkerhand daarop te
leunen; de rechterhand houdt een jubi
laris instinctief voor handendrukken vrij.
Waarde heer Colver", klonk nu de
toesprekende stem, „daar zit.of
staót dan" voegde hij er ietwat kregel aan
toe, „ge nu bij dat bureau, waaraan ge
ie-de-ren dag, vijf-en-twintig jaren lang"
de spreker pauseerde een oogenblik, als
in-éénen om zich te vinden; en dit gevoel
was het sterkste. Zoo trad hij met een
vroolijke begroeting in de oogen, een
blijdschap die een tegen-blijdschap
wachtte, op den referendaris eener andere
afdeeling toe, en maakte een lichte bui
ging voor hem; het was de eerste ambte
naar van hooger rang dien hij zag; bo
vendien stond de refendaris daar alleen;
Henri was zich bewust, zeer correct op te
treden. Temeer was hij verbaasd over de
wijze waarop de ander zijn groet ontving.
Met een bedenkelijk wenkbrauw-heffen,
dat Henri niet anders dan als een mis
prijzende verwondering voorkwam, keek
hij hem aan, knikte koel terug, scheen
meteen een opmerking uit een naburige
groep te hooren, de hem eenigszins, maar
niet zoo heel erg, interesseerde; wendde
zich bedachtzaam naar dengene die ge
sproken had. en nam de houding aan van
een kalmen toehoorder. Henri voelde zich
plotseling alleen staan.
Wil hij niets van mij weten?" dacht
hij; „of herkent hij mij niet?" Maar dat
laatste was toch ondenkbaar. Hij bleef
een oogenblik onthutst staan, maar de
referendaris volhardde in zijn volkomen
rustig toeluisteren. Toen keerde Henri zich
met ook groote oogen van verwondering,
afEn stond plots tegenover een ad
junct-commies van zijn eigen afdeeling.
Het viel hem onmiddellijk op, hoe deze.
die hem blijkbaar al had oppgemerkt, met
eenigen schrik zich terzij wendde, maar
nu, ais betrapt, die beweging staakte en,
zijn gezicht tot beleefde verrassing poog
de te plooien; terwijl hij tevens een
zepuwachtigen blik rondom wierp, als
riep hij voor deze houding meteen de
clementie van de vergadering in. Maar
toen Van der Hoghen Lugt daar vóór hem
stond met een gezicht dat oprechte ver
bazing vertoonde, kwam hij, ietwat be
schaamd naar hem toe; want de macht
wilde hij dien vijf-en-twintig jaren de ge
legenheid geven voor aller geestesoog voor
bij te trekken „de krachten van uw
geest hebt geofferd aan het welzijn van
ons land". Ah! daarom mocht hij niet
midden in de kamer blijven staan; de
secretaris had nu eenmaal dat spech-
begin in zijn hoofdVijf-en-twintig
jaar; een kwart eeuw!" vervolgde hij, met
een doffen nadruk, als wilde hij de gren-
zenlooze eentonigheid van een langen
woestijnweg voelbaar maken. „Iedere mor
gen vond u op uw post; vond u bereid al
de krachten van uw geestenfinal
uw krachten in den dienst van het vader
land te geven. We hebben in u allen een
voorbeeld gezien van nauwgezette plichts
betrachting" het was geheel toevallig
dat de spreker een zekeren nadruk gaf
aan dat „nauw"; misschien ook was er
iets in de smalschouderige verschijning
van Colver, dat hem dit woord als bijzon
der karakteristiek deed voelen. „U is een
flink soldaat, een flink officier in dit
vreedzame leger geweest; ik wil zeggen: u
is het nog; u is het nog! En u zal het,
naar wij allen hopen, nog zeer vele jaren
blijven
Op dit oogenblik kreeg hij plotseling
Henri in het oog. Hij had hem nog niet
verwacht, raakte er een oogenblik door in
de war, cn zweeg. Dit was inderdaad aller
pijnlijkst; zoodat alle aanwezigen dubbel
ernstig en eerbiedig keken; wellicht de
woorden van waardeering, en mogelijk
ook de glorieuze loopbaan waaraan die
gewijd waren, bepeinzend.
Zoo'n pauze duurt eindeloos voor het
gevoel der omstanders; inderdaad duur
de ze nog geen kwart minuut. De secretaris
vervolgde:
Oorspronkelijke roman van Jan Walch.
.(Wordt vervolgd).