Het feest van Leiden's Ontzet - Rijkspresident Von Hindenburg 85 jaar 73sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De 3 October-feesten. De storm richt aan de Fransche Riviera groote verwoestingen aan. FEUILLETON. De gevolgen van een Operatie Het uïtdeelen van Haring en wittebrood. In het midden de burgemeester, mr. A. v. d. Een vrachtauto, die aan het strand van St. Maxime door den windhoos op een strandhuisje geworpen is. Sande Bakhuizen. DE 3 OCTOBER-VIEIUNG. Wagens uit den optocht. Boven: Toekomstbeeld ,,Homo electricus", de electrische mensch. Onder: De Leidsche flesch. Voor de fleBch enkele geleerden in costuums uit het jaar 1746. De 85e verjaardag van Rijkspresident von Hindenburg. De rijkspresident inspecteert de eere-wacht voor het paleis. Naast den president rijksweerminister von Sleicher. Achter von Hinden burg zijn zoon, overste von Hindenburg. Oorspronkelijke roman door Jan Walch. 8) Vindt u? met beleid? Ja, dat is anders niet het „fort" van de Duitsche buitenlandsche politiek, maar in dit geval Clara keek op van haar illustratie. Henri's toon had haar getroffen. Hij sprak veel opener, dan hij vroeger had gedaan. Het was misschien niet voorzich tig, maar och, het waren zulke keurige menschen Maar sedert dien tijd is er veel ver anderd. Het Duitschland van Wilhelm II heeft de Katholieken beter positie gege ven dan Bismarck hun toeliet. Het keizer rijk had steun noodig tegen de socialisten. En in Frankrijk ging het toen juist een anderen kant uit. Scheiding van Kerk en Staat, een erg sterk doorgevoerde centra lisatie, met al de ambtenarij daaraan ver bonden AmbtenarijNee maar dat was uitdruk king die hij, zelf ambtenaar, en zoo'n goed ambtenaar, vroeger nooit gebruikt zou hebben. Kwam dat nu allemaal, doordat „de leugen" uit hem weg was? Had hij in zijn hart dan wel wat instemming voor die terminologie die hij enkel fronsend placht aan te hooren?! De dame had het betoog aangehoord met den eerbied, die een vrouw van een vorige generatie of een bijzonder wel opgevoede vrouw van 't heden toont voor mannelijke redeneering, zeker, wanneer die over zoo'n hoog onderwerp loopt, als de internationale politiek. Toen zei ze met een bewonderend gezicht: Ik vind het erg interessant, dit alles te hooren. Zoo, dus zoo denkt men in Holland daarover? Dat zeg ik niet, antwoordde Henri haastig, die de reprezentatieve plaats, hem zoo in-eenen toegekend, niet mocht aan vaarden; al was de houding van de dame verteederend flatteus. Ik noem enkel maar wat feiten, die misschien iets verklaren kunnen. Ja ja, zei de dame nadenkend, als had ze eenigen tijd noodig om al die belang rijke inzichten te verwerken, Jaik begrijp 't wel. U drukt u voorzichtig uit. Het was niet heelemaal duidelijk of ze dit laatste louter prijzend meende, of ermee te verstaan wou geven, dat Henri 't toch eigenlijk wel bedoelde zoo als zij het had opgevat. In elk geval ben ik blij, dat u in den Elzas belang steltIk heb er zoo lang gewoond en ik heb veel Elzassers tot vrien den, voegde ze er haastig aan toe niet waar man?" Ze kon hem er even bij halen, want hij had de oogen al een poosje open; Clara had dat opgemerkt en had gecon stateerd, dat ook hij met eenige belang stelling het gesprek volgde. En dat alles bij elkaar verheugde haar; niet, dat zij zich voor den Elzas interesseerde, maar het was prettig voor Henri, zoo eens vrij uit een gesprek te voeren, waarbij waar heidsliefde zoo heelmaal geen gevaar op leverde Intusschen, het was misschien wel wat vermoeiend. Ten minste, z ij werd wel moe en Henri's gezicht begon ook ver dachte plooien te vertoonen Ze mocht werkelijk wel eens tusschenbeide komen. Pardon, maarre, Henri, zou je niet een beetje probeeren te rusten? Je ziet er moe uit." Ja, ik bèn ook wel wat moe; maar ik vind het prettig zoo eens te praten, 't Is gek, ik vind het veel prettiger dan vroeger. Zeker, doordat ik het in zoo'n tijd niet heb gedaan De dame, die in 't minst niet vermoeid scheen en ook haar reisgenoot scheen nu heel frisch; maar die had dan ook uren lang zitten sluimeren trok zich dadelijk terug. „O neemt u ons niet kwa lijk, het was heel verkeerd van ons, er niet aan te denken, dat mijnheer ziek is geweest. Ik zeg nu geen woord meer", voegde ze er met oolijke hartelijkheid bij En ze demonstreerde dit voornemen dooi dadelijk een tijdschrift op te nemen en zich in haar hoekje terug te trekken. Het was werkelijk alles even beminnelijk wat zij deed en zei. En in de twee uur, die men nog te sporen had, praatte ze alleen ge dempt, nog wat met Clara, die naar een hotel vroeg. Ze wist een heel goed; aan het groote plein, tegenover het station. En toen Clara nog eens, ter gelegenheid van deze informatie, haar vreugde over de ontmoeting betuigde, zei ze hoffelijk en eenvoudig: „het is voor ons een genoegen geweest, mevrouw Von Hoghen Lugt". En daar Clara even haar verbazing over deze bekendheid met haar naam liet blij ken, wees ze op de label, die aan den kof fer hing: en méénde, dien naam al eens in een Belgische courant te hebben gele zen. Is meneer uw echtgenoot niet een politicus? vroeg ze peinzend. Neen, dat niet; hij was maar ambtenaar aan 't Ministerie van Buitenlandsche Zaken. Het was mededeelzamer dan ze anders op reis placht te zijn, maar zoo'n aardige kennis making! En och, haar gewone maat schappelijkheid voelde ze met den nieuwen Henri toch ook heelemaal van zich afzin ken En zoo viel het haar ook maar ternauwernood op, dat de anderen niet nu meteen hun eigen naam bekend maakten. Daar konden trouwens zooveel redenen vcor zijn: ze scheen een héél voorname dame; misschien verzwegen ze hun naam uit bescheidenheid. Precies op tijd reed de trein het station Straatsburg binnen. ZESDE HOOFDSTUK. Straatburg. Het zou me bepaald spijten, als we elkaar niet nog eens in Straatsburg ont moetten", had de nieuwe kennis bij het afscheid gezegd; en Clara had dat ten volle beaamd. Henri niet; maar het kon zijn dat hij dezen wensch niet gehoord had. In elk geval namen de dame en de heer van hem niet minder beleefd afscheid, na hun op het station een hun speciaal be kenden witkiel te hebben aangewezen. Het was altijd een prettig idee, met een vertrouwd man te doen te hebben, en speciaal vandaag, want het was erg ru moerig op het wijde stationsplein, dat zij hadden over te steken. Groepen mani festanten met roode vlaggen trokken in strijdlustige of minstens strijdbereide hou ding voorbij; andere groepen, met een lelie-insigne, stonden het spottend aan te zien. Wat was er aan de hand? Maar in eens schoot het hem te binnen; ach ja, natuurlijk! Eén Mei! De porteur sprak Fransch, maar met een sterk Duitsch accent. Henri sprak hem daarom, terwijl hij hun den weg wees, maar eens in het Duitsch toe, maar hij antwoordde weer in het Fransch. „Deutsch ist doch gewisz Ihre Mutter- sprache?" „Non monsieur, je suis Alsa- cien; done Frangais", antwoordde hij stug. „Dat bevreemdt me" zei Henri tegen Clara. Ik had het vast gedacht". Clara dacht het nóg; maar opheldering was hier nu eenmaal onmogelijk: hoe kan men Henri duidelijk maken dat iets niet waar was?? Ze kwamen aan het hotel; het zag er inderdaad zeer goed uit. De chef de recep tion sprak hun, toen hij hen tegen elkan der eenige woorden in het Hollandsch had hooren wisselen, in het Duitsch toe; gaf ook in het Duitsch den porteur een aan wijzing, waar hij de bagage moest neer zetten, waarop die met „Jawohl" ant woordde. Ze hadden een rustige kamer gevraagd, maar er waren alleen kamers aan den voorkant. Dan maar een beetje hoog. En daar zaten ze dan voor de open ramen, moe van de reis, en hoorden naar het rumoer op het plein, dat zich allengs in twee groepen deelde. Dreunend, op de wijze van het „Air des Lampions", klonk het van de ééne zij, en dreunend klonk het antwoord van den overkant. Wat ze riepen, was onverstaanbaar. Wat roepen ze?" vroeg Henri aan den kellner, die hun het middagmaal kwam brengen. Désarmement" zei die met het air van onverstoorbaar dédain, waarover kellners van qualiteit beschikken. En de anderen?" De kellner bukte zich over de tafel, die hij bezig was te dekken. Het antwoord draaide. Die anderen wat roepen die?" Vive la France, glaube ich, Oder so etwas Toen hij weg was, zei Henri: Ik geloof, dat we in een erg Duitsch hotel zijn." Ja, enfin, het eten ziet er goed uit", antwoordde Clara. En dat was het eerst belangrijke, want ze hadden honger. Den volgenden morgen om een uur of tien; ze zaten rustig in de heerlijke Mei zon voor de open ramen te ontbijten, kwam de kellner zeggen, dat er voor hen getelefoneerd werd. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 5