De winkel- en lichtweek - De groote vee- en paardenmarkt te Utrecht 73ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. De gevolgen van een Operatie IN VERBAND MET DE VEE- EN PAARDENMARKT TE UTRECHT werd een groot concours hippique gaarsche post. Wachtmeester Hunnik rijdt-met 10 paarden. gehouden. Het nummer Hon- VAN DE TRAM DEN HAAGLEIDEN liep op den Benoordenhout- scheweg in de residentie de aanhangwagen uit de rails en botste tegen een zandwagen, welke zwaar beschadigd werd. Persoonlijke ongevallen kwamen niet voor. Oorspronkelijke Toman door Jan Walch. 5) Het werd mr. Colver wonderlijk te moe de. Het werd allen wonderlijk te moede. Kees echter trof vooral het komische van de situatie. En, niet gewoon zijn gevoelens te bedwingen, barstte hij in lachen uit. Dit voelde Clara zeer, maar plotseling, bij intuitie, voelde zij dat dit toch ook een oplossing kon zijn, enna een kleine moeite lukte het! Zij lachte even uitbun dig, zij het ietwat zenuwachtig, mee. Colver wilde toen ook maar meedoen, maar het ging niet geheel van harte. Die grappen van zijn hoofdcommies vond hij een beetje luguber; ze hadden zoo'n raar tintje. De man was wel erg in de war, zoo erg, als een ambtenaar maar wezen kon. Of Maar neen, van satirischen zin had hij bij hem nooit iets gemerkt. De toestand werd waarlijk pijnlijk. Kees zag het heele bezoek mislukken en hij zag dat met tegenstrijdige gevoelens. Het speet hem om Henri, maar het was meteen zoo overweldigend komisch. Voor Henri zelf scheen het echter zoo grappig niet. Hij zag de teleurstelling, de verontwaardiging, de verwondering op het gezicht van zijn chef, en begreep die gevoelens. Hij leed zichtbaar mee over den indruk, dien hij had gemaakt; ook de schaamte en de verlegenheid van Clara ongingen hem niet, noch de bedenkelijke galgenhumor van Kees, maar ja, wat was er aan te doen? Je bent een grappenmaker geworden, hoor, zei mr. Colver met bijna natuurlijke luchtigheid. Daar zult u op het departement ple zier van hebben, viel Kees in, die maar liefst op dien toon voortging. Die lag hem nogal. Mr. Colver's gezicht betrok. Neen, meneeremet het oog op zijn Bohême-achtig costuum herinnerde hij zich den naam niet al te best „Ben der? Ja, ja, juistIk wou zeggen: op het departement wordt meer ernst ver- eischt. Natuurlijk, viel Clara in, „al die ge wichtige zaken, waar men daar voortdu rend mee bezig is". Zij was weer volko men in haar gewone doen van ambte naarsvrouw. „En als hij weer beter is, heelemaal beter ze wierp Colver een beduidenisvollen blik toe „dan zal dat ook wel gaan. Henri voelde een vaag protest in zich, maar hij herinnerde zich den indruk, dien hij daareven had.gemaakt en kneep de lippen stijf op elkaar, om niets te zeggen. De conversatie ging zoo niet vlot. Mr. Colver dacht aan heengaan, maar hij was er nog zoo kort. Er werd getikt. De pleegzuster kwam binnen met een groote bos seringen. O, dat is aardig, kwam Clara, blij om de afleiding, „wat wordt je verwend, hè Henri. Van wie zou dat wel wezen? Mr. Colver draaide in een soort van val- sche bescheidenheid op zijn stoel. Ah, er zit een briefje aan! Wel! meneer Col ver, nee maar, dat is toch aller aardigst! Kijk eens, Henri van meneer en mevrouw Colver! Zijn ze niet prachtig? Ze zijn al een beetje ver heen, ant woordde de zieke. En weer sprak hij een eenvoudige waarheid uit, die moeilijk te ontkennen was. Maar Clara ontkende ze toch. Hoe kun je het zeggen, zei ze blozend en verontwaardigd. Foei, wat ben je on dankbaar. We gaan ze dadelijk in het water zetten; dat is het eenige wat hun ontbreekt. O meneer Colver, wat een allerliefste attentie. Colver glimlachte zuurzoet. „We zullen den bloemist er eens over opbellen, zei hij. Hij heeft zeker gedacht, dat wij ze zelf niet meer onder de oogen zouden krijgen. Maar meneer Colver, barstte Clara nu uit, let u toch niet op hem. 't Is zijn ziekteHè man, hoe kan je. Maar hij voelt zich nog heelemaal 'n beetje raar in het hoofd Henri schudde protesteerend van neen. Jaja, je bent nog niet heelemaal de oude, al verbeeldt je je dat. Ze zijn magnifiek. Zuster, wilt u even een vaas geven? Je zult eens zien, hoe ze dadelijk opfleuren. Ik denk ook, dat het wel zal meeval len, zei Kees, om ook eens iets bij te dragen. Koleman is altijd wel een goed adres, zei meneer Colver waardig. We zijn altijd bij hem. „En dat strekte hem tot eer, want Koleman was de voornaamste bloemist van Den Haag. En, ieder moest het begrij pen: wie bij Koleman een bestelling van bloemen opgaf, was verantwoord, en moest zelf verbaasd zijn, als die bloemen niet heel mooi waren. Er was dan ook na het noemen van dien naam een eerbiedig zwijgen in de kamer. Dat dan, helaas, door Henri's nuchtere stem werd verbroken. Hij zei: U is zeker met andere bloemen in de war. Deze zijn op straat gekocht; ik denk bij den man die vóór het Ministerie staat Hè, hoe bedoel je dat? Mr. Colver was nu bepaald schichtig-agressief. Wel, er is van dat eigenaardige witte papier om, dat speciaal die man ge bruikt. Vroeger gebruikte hij kranten, maar dat wilden de klanten niet hebben, omdat je dan dadelijk zag, dat zij op straat gekocht waren. Nou, en wat zou dat? vroeg Kees, die als niet-stedeling en vooral niet- Hagenaar, de beteekenis van deze finessen niet ten volle begreep. Wel, expliceerde Henri, tegen den bloedrooden blos van zijn hulpelooze vrouw in; iedereen vindt het toch mooier, als ze in een winkel gekocht zijn; die bloe men op straat dat is zoo iets als markt- artikelen, zoowat alles is niet frisch ge noeg meer voor de winkels, 't Is dan ook veel goedkooper. Mr. Colver stond op. Nu, zei hij, zich tot Clara wendende, „ik heb nu wel gemerkt, dat uw man hel der van geest is, héél helder. Als een detectieve", voegde hij er giftig aan toe, terwijl hij vinnig zijn hoed borstelde, die een smet scheen te hebben opgeloopen. „Ik. zou haast zeggen: te scherpzinnig. Want hij ontdekt meer dan 'de waarheid. Mevrouw, mijn respect. Goeden dag heeren". En kil wandelde hij weg. Het was te verpletterend dan dat de achterblijvenden nog een woord hadden kunnen spreken. Alleen Henri scheen niet verbaasd; en tevreden over de erkenning, die zijn inzicht had geoogst. Eén ding begrijp ik niet, zei hij met kalme redeneerstem de stilte verbrekend. „Wat bedoelde hij met dat woord „waar heid"? VIERDE HOOFDSTUK. Wat is de waarheid? De vraag van den lijder aan waarheids liefde was zoo naïef, dat Kees er om moest glimlachen. Ja, wat is waarheid? Heeft Pilatus ook al gevraagd, en na hem méér menschen, die ook hun handen in onschuld waschten en zich ook door hun utilitair ■verstand lieten leiden. Maar wat de waar heid voor de wereld beteekent, dat zal jij, vrees ik, gauw merken, Hendrik. En hij lei even, als voelde hij de noodzakelijkheid van eenige bescherming, de hand op het hoofd van zijn vriend. Op hetzelfde oogen- blik rende Clara hoogrood naar de deur. Waar ga je heen? M'n excuus makenhem uitleggen, zei ze, schor van uiterste confusie. Kees trok de schouders op, maar zij was al weg. Pas in de benedengang haalde ze mr. Colver in; het kostte eenige moeite, want hij beende met de starre vaart der veront waardiging, die niet alleen verzen, maar ook soms beenen doet maken. Meneer Colver ach, wacht u een oogenblik (Wordt vervolgd). DE VERGADERING VAN DEN NEDERL. ZUIVELBOND TE UTRECHT. Aan de lunch zat mede aan Prins Hendrik. V.l.n.r. de heeren Koster, mr. Mansolt, wnd. direc teur-generaal van den Landbouw, Prins Hendrik en oud-minister Posthuma. D.nir.L.l an HET AFTREDEN VAN DRIE ENGELSCHE Lie Winkel- en lichtweek. MINISTERS. Twee der afgetreden minis- t, a- -p. ters, sir Archibald Sinclair en sir Herbert De verlichting in de Doezastraat. Samue, bij het VahAen van Downingstreet l0. IN HET MOTORBOOTJE „HERO" liggende in het Rokin te Am.ster-- dam en toebehoorend aan drie Duitsche jongelui, is gistermiddag brand uitgebroken. Het brandend scheepje. GROOTE VEE- EN PAARDENMARKT TE UTRECHT. Het valt niet mee om de paarden goed voor de jury te brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 5