IN DEN OUDEN EIK SLECHTS EEN PLAATS. IN DEN APFELTIJD. Knagelijn, een eekhoorn vlug, Met haar mooien staart, Had voor 't kindervolkje thuis Voorraad reeds vergaard: Noten, eikels, wat niet al! In het groote bos''-> Waar zij trippeld' op en neer Over 't groene mos. Plots'ling kwamen kind'ren aan. Knagelijn, heel vlug, Klauterd' in haar ouden eik. Ging naar huis terug. Sprong gezwind van tak op tak. En de jeugd benee' T k bewond'rend: Hoe zoo'n dier it zoo vlug toch dee'! Knagelijn in 't veilig nest Bij de kind'ren thuis. Deelde nu haar voorraad uit. Heel stil als een muis Waren Roodstaart Spitstand en Kleine Knagelijn. Die als 'a wat te knabb'len geeft Rustig kunnen zijn! Roodstaart hoorde van de jeu?d. Die als 't wat te knabb'len geeft - En heeft 't was wel heel brutaal! - Toen op hen gemikt.... 'n Leegen dop. die kwam terecht Op een kinderneus. Roodstaart en al 't jonge goed Lachten nu toch heusch! Moeder zei op strengen toon: Laat dat! Je krijgt straf! Want zoo'n aanval, onverhoeds, Is toch wel heel laf! Kleine Roodstaart fluisterde: Moes, het was een grap. Vondt je, dat 'k zoo mikken kon Nu toch heusch niet knap? Zeker, zei Moes Knagelijn, Maar nog knapper, vent. Vind ik jou. als je heel zoet En gehoorzaam bent! Wees nu lief. 'k vertel je dan 'n Mooi en lang verhaal. Rustig- zittend om Moes heen. Luist'ren z' allemaal. Naar wat Moeder hun vertelt En de oude Eik Ruisch daarbij zijn bladerlied: Nu gaan in mijn ri.ik. Vogels, eekhoorns, allemaal Slapen heel den nacht. Droom maar prettig. Opa Eik Houdt heel trouw de wacht. - 't Maantje komt er nu ook bij. Lacht om 't jonge goed, Dat in 't bosch maar ook in stad! - Slaapt gerust en zoet. CARLA HOOG. Zwaaiende met haar hoed, haar mantel en haar handschoenen, zoo maar wegge vlogen, kwam Dora Meerwijk de school uit, zoodra de lessen afgeloopen waren en ter wijl zij vlug den rijweg opliep, zag zij juist de omnibus, die ze had gedacht nog te kunnen halen, in de verte verdwijnen. Het was jammer, daar de bus maar eens in het half uur ging en Dora's moeder zou op haar wachten om haar mee te nemen om de villa het „Zonneke" te gaan zien, dat lieve buitenhuisje, dat te koop of te huur stond. De familie Meerwijk zocht reeds lang naar een huis en het was heel toevallig, dat Dora's vader van dit huisje gehoord had. Reeds uit de beschrijving er van leek het huis te zijn, wat ze zochten. Daarom had mevrouw Meerwijk besloten geen tijd te verliezen en zoo spoe dig mogelijk te gaan kijken, daar alle leegstaande huizen direct weg waren. Twintig minutenvijf-en-twintig minuten verstreken. Dora werd "hoe langer hoe ongeduldiger en angstiger, toen eens klaps een bejaarde dame met groote haast naar haar toe kwam. Heb ik de bus gemist, kindlief, vroeg zij, moeite doende om weer op adem te komen. O, nee, daar komt er dadelijk een, zeide Dora haar kalmeerende. Wat een geluk, Ik wist niet wat ik gedaan zou moeten hebben als er geen een gekomen was, want ik moet den trein halen, en.o, daar is de omnibus reeds! en de oude dame snelde er heen. Beiden klommen zij op het voertuig, toen eensklaps de conducteur riep: Er is slechts plaats voor één! Dora, die de eerste was, was reeds naar binnen gestapt, toen zijn opeens het gezicht van de oude dame zag, die weer op den weg terugstapte. Zij zag wit van teleurstelling en haar doffe, grijze oogen stonden zeer droevig. Dadelijk sprong Dora weer uit de omnibus Gaat u maar! zeide zij vlug. U kunt mijn plaats nemen. Ik dank je, dank je duizendmaal! Het gezicht van de oude dame was in eens veranderd, en terwijl de omnibus met haar wegreed, ving Dora een blik vol dankbaarheid op, toen de oude dame zich neerzette op de eenige open plaats. Het scheen Dora, dat het een eeuw duurde voordat de volgende omnibus kwam en zij begon reeds bedroefd er over te worden, dat zij haar plaats aan een ander had afgestaan, maar dezen keer kon zij gelukkig een plaatsje machtig worden en toen zij het voertuig verliet, rende zij vlug als de wind naar huis, maar helaas, de meid zeide haar, dat haar moeder onmo gelijk langer op haar had kunnen wach ten, zoodat zij zonder haar was uitgegaan. Dat komt er nu van, als je iemand een dienst bewijst, dacht Dora, een beetje boos, toen zij probeerde den tijd welken haar moeder weg was, met lezen door te brengen, maar de woorden dansten voor haar oogen. Zij zag het lieve huisje, dat haar vader beschreven had, met zijn lagen witten in gang en de twee goudenregenboomen, die er overheen hingen en welker bloemen ge leken op groote trossen gouden bloesem. Het was jammer. Zij had zoo dolgraag door de aardige, geurige bloemperken gewandeld. Opeens stopte er een paard en wagentje voor het huis en Dora keek eens door het venster naar buiten. Tot haar groote ver wondering was haar moeder reeds terug. Ik kom mijn huurkaart halen, zeide mevrouw Meerwijk, die groote haast had. 't Zonneke is een schat van een huisje en we moesten het maar zien te krijgen. Ik ga er nu maar weer gauw heen en mis schien hebben wij de kans als de eigenares ziet, dat wij steeds goed van betalen zijn en er niets anders in den weg komt. Misschien kan ik dan de eigenares er toe overhalen om het ons te gunnen, zoo-, dat wij het kunnen huren. Ze zeggen, dat er reeds honderd voor zijn. Ik hoop alleen maar, dat we niet te laat zijn. Kleed je vlug aan, dan kun je met mij meegaan. Ik was zoo gelukkig om juist even buiten het dorp dezen man met zijn karretje tegen te komen. De treinën hadden geen aansluiting, dus er was geen verbinding zoodat dit een reuzen tref was Dit is het huis, waar de eigenares woont, dat groote oude gebouw. Kijk, we zijn er zoo dadelijk bij. Zij heet mevrouw Bollingbroek en ze is enorm rijk, maar een heel bijzonder mensch; ze staat erop om al haar boodschappen zelf te doen en nooit gebruikt zij haar rijtuig of haar auto. (Nadruk verboden). Dora voelde zich een beetje verlegen toen zij zag, wat een groot huis het was, toen de deur openging nadat zij gebeld had. Een grijze dienstbode liet haar bin nen en wees haar den weg naar een ge zellig kamertje, waar een oude dame zat te schrijven. Met een oogopslag herkende Dora de dame aan wie zij haar plaats in de omni bus had afgestaan. Ha zoo, bent u het? riep zij ineens ontstuimig uit. Wat, is dat mijn vriendinnetje van vanmiddag niet? vroeg de oude dame glimlachend. Kom eens gauw binnen en is dit je moeder? Mevrouw Meerwijk zeide waarvoor zij kwam en tot haar vreugde was de uitslag niet ongunstig. Ik was van plan geweest het huis te verhuren aan mijn neef, zeide de oude dame, maar daar uw dochtertje zoo vrien delijk is geweest mij haar plaats af tè staan in de omnibus kan ik vanzelf niet anders doen, dan ook zoo te handelen. ,,'t Zonneke" werd zoodoende Dora's huis en de oude dame bleek een ware vriendin te zijn. Dora heeft er nooit spijt over gehad dat zij haar plaats in de omni bus afgestaan had aan de oude dame. En als het later weer eens voorkwam, dat er maar voor een plaats meer was in de omnibus was ze steeds bereid oudere men- schen te laten voorgaan. o Appeltjes geel, Appeltjes rood. Appeltjes dik. Appeltjes groot, Appeltjes hangen in knoestigen boom. Waarvan ik vaak in den nacht zelfs nog droom! Appels zijn fijn En heel gezond. 'k Steek ze zoo graag Hap! in mijn mond! Maar,geen onrijpe, die geven je pijn. Zoodat je 't liefst in je bedje wilt zijn! Appeltjes geel, Appeltjes rood. Appeltjes dik. Appeltjes groot. Appeltjes, 'k bijt je maar zóó in je wang. 't Is of je fluistert: Och. ga maar je gang! CLARA HOOG. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 15