Plaquette generaal Snijders - Vervoer zware kolenlaadbrug te Amsterdam 73ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. De gevolgen van een Operatie DAAR DIT JAAR WEINIG KOOL NAAR DUITSCHLAND UITGEVOERD KAN WORDEN worden groote hoeveelheden te Broek op Langendijk ingemaakt ali zuurkool. Opgestapelde kooien op het land. DE FINSCHE ATHLETTEKPLOEG die deelnam aan de Olympische WAT OVERGEBLEVEN IS VAN DE OUDE MAAS- Spelen, vertoeft thans in Japan. In Tokio bezochten zij het beroemde BRUG TE MAASTRICHT. Ongeveer de helft van Kiyozumi-park. Voorop de burgemeester van Tokio. de St. Servaasbrug is reeds verdwenen. OP HET TERREIN VAN DE N.V. HAVENBEDRIJF DE RIETLANDER TE AM STERDAM is een kolenlaadbrug, wegende 170 ton, op de plaats van bestemming gebracht. De brug hangende tusschèn twee bokken. DE „VLIEGENDE AUTO" VERONGELUKT. De propellor-auto, ge construeerd door een ingenieur in Boedapest, verongelukte bij den proef rit. De ingenieur werd gedood. HET MET DEN PRIJS DER THERESE VAN DU TL- S CH W ARTZE- STICHT1NG BEKROONDE DAMESPORTRET door G. V. A. Rölmg, is geëxposeerd bij Arti et Amicitia te Amsterdam. DE PLAQUETTE VAN GENERAAL SNIJDERS in het Leger en Vlootmonument te Scheveningen, welke morgen op zijn 80en verjaardag onthuld zal worden. Oorspronkelijke roman door Jan Walch. 4) Daar stond hij dan tenslotte, lijfelijk aanwezig, in de kamerdeur. Clara, van het slaan van de klok van tweeën begin van het bezoekuur in afwachting geze ten bij het kamerschut voor het bed, één oog binnenwands naar den zieke, één bui- tenwands naar de deur, stond op, en ging hem aanstonds tegemoet. Mr. Colver boog. Clara reikte hem de hand. Hij vatte ze hoffelijk, aan bedacht zich een oogenblik, of hij ze kussen of, minder voornaam slechts aanvatten zou. Het laatste scheen hem meer overeen komstig de situatie. En? vroeg hij met een nuance van keurige opgewektheid. „De patiënt staat er heel goed voor, nietwaar? Ja, heel goed, antwoordde Clara, met eenige langzame voorzichtigheid. Ten minste Nu ja, nu ja, repliceerde lichtelijk hoofdknikkend mr. Colver, „zwakjes na tuurlijk. Natuurlijk, natuurlijk! Maar het gevaarlijk moment zijn we in elk geval dan toch voorbij! En zonder nadere be vestiging af te wachten hij was dat na zijn q.q. afdoende uitspraken niet gewend trad hij, met gezaghebbende zekerheid, op het scherm toe, en omwandelde het. Kees, die aan het voeteneinde zat, voor- loopig negeerende, liep hij op den patiënt toe. Die lag daar rustig in de door den dokter voorgeschreven houding: op den rug, en wierp een kalmen zijblik op den binnengekomene. Ziezoo daar hebben we den patiënt, zei deze. Het was eigenlijk, naar vorm en toon, een iets familiaarder en hartelijker toe spraak, dan bij zijn omgang met zijn ondergeschikte ambtenaren paste. Dat kwam doordat de ander óók zoo ongewoon was, met zoo niets van den hoffelijken glimlach, waarmee hij zijn chef gewoon lijk tegemoet trad, die glimlach, die zóó zorgvuldig eerbiedig, maar-niet-onderda- nig werd gehouden, dat daaruit volkomen het gevoel van onderdanigheid bleek. Maar nu was het ineens 'n beetje andersom; Colver schrok er van. Hij be greep plotseling, dat de patiënt toch nog niet zoo geheel genezen was, als hij eerst van den dokter had begrepen. Zoo, herhaalde hij, ernstiger, terwijl hij zijn indruk verwerkte, wat bij hem nooit zoo heel vlug ging. „Ennehoe voel je je nu? Toch wel heel wat beter dan een weekje geleden dunkt me. Ik voel me best, zei Henri Lugt en sloot de lippen weer, met iets afwerends. Nu, dat is gelukkig, antwoordde de chef, langzaam en toch wel eenigszins ver bijsterd. Hij had zich dit heele bezoek wel in alle opzichten anders voorgesteld. De patiënt, moeilijk, maar met een blijden glimlach, een dankbaren glimlach, naar hem opoogend, omdat hij, hij hem kwam opzoeken. In afwachting van de verdere ontwik keling der situatie wendde zich nu even naar Kees. Clara haastte zich dezen aan mr. Colver voor te stellen: meneer Bender. De qualiflcatie: een oud vriend, liet ze met het oog op Kees ongewone kleeding maar achterwege. Mr. Colver begroette de nieuwe kennis op een wijze, die alle moge lijke vervolgen toeliet. Toen, in de onze kerheid van de verschillende stemmingen om hem heen, besloot hij houding en toon van de „conversatie" aan te nemen. Clara had hem uitgenoodigd een stoel bij het hoofdeneind van het bed aangeboden. O, doet u geen moeite, vooral geen moeite, sans faqons", en zoo kon het onderhoud beginnen. Over zaken zullen we nog maar niet spreken, begon mr. Colver. Ik wil je alleen maar even vertellen, dat alles heel goed gaat. Al verlangen we natuurlijk zeer naar je terugkomst, dat weet je wel, hè? Het gelaat van den patiënt nam een uitdrukking van verbazing aan. Neen, dat wist ik niet, zei hij. Clara bloosde hevig. En Kees, hoezeer begeerend haar te hulp te komen, was voor het oogenblik ook te verrast om iets te zeggen. Constateerend, dat het gemis van den „zin voor de leugen" nog meer omvatte, dan hij tot-nog-toe begrepen had. Het was niet alleen subjectief, maar ook objectief. Doch het meest verwonderd was toch de chef zelf. Hij keek een oogenblik ver baasd zijn hoofdcommies aan, toen, een beetje angstig, zag hij om zich heen, als om zich van de mogelijkheid van een zoo noodig stellen aftocht te vergewissen. En daarbij trof hem even de hulpelooze blik van Clara. Ach, het was toch wel „mis" met hemZoo Nu maar, daar kan je zeker van zijn, hoor, wendde hij zich weer tot Henri, met den beschermenden .sussenden toon, waarop men tot een gedéséquilibreerde spreekt. „Als je dat plezier doet, kerel het was een voor hem zeer ongebruikelijke vocatief, die hem dan ook wat al te bruusk afging nu, dan ben ik blij, dat ik het je gezegd heb. Maar: je moet er niet uit concludeeren, dat je afwezigheid moeilijkheden oplevert, wat je werk be treft. Er wordt op je kamer nu wat har der gewerkt, maar iedereen doet het met volkomen genoegen. Och ja, antwoordde Henri ernstig. Ze zullen zich nu wat minder vervelen. Mr. Colver scheen dit een grap. Hahaha, nu, mevrouw zijn goede hu meur heeft hem nog niet verlaten! Maar laat de buitenwereld het maar niet hoo- ren! Of de pers! Foei, foei! Hij zou gauw plechtig moeten verklaren dat hij het niet meende! Maar ik meen het wel, zei Henri ver baasd. En zijn gezicht begon weer iets van die verontrusting te vertoonen, die dien morgen tot een crisis had geleid. Natuurlijk, natuurlijk, haastte Kees zich tusschenbeide te komen, terwijl hij mr. Colver een waarschuwenden oogknip toezond. Je hebt gelijk! Mijnheer, hier, maakte maar een grapje. O juist, zei Henri, ietwat gerust gesteld. Natuurlijk, natuurlijk, viel nu ook Colver bij. Ja, ja, dat werk op liet Depar tement, enfin, daar spreken we maar niet verder over! Dat is allemaal van later zorg. Het is nu maar de zaak, beter te worden. Envoer je al iets uit? 'n Beetje lezen? De courant lezen? Ja, dat wel, antwoordde Henri. Ik lees de courant heelemaal. Zoozoo; dus de buitenlandsche poli tiek toch ook! En de Kamerverslagen? Ja. Die Kamerleden begrijpen van de buitenlandsche politiek nog altijd bijzon der weinig. Haha. Neen mevrouw, kijkt u nu maar niet zoo zorgelijk, dat is een heel gezonde opmerking! Alleen, wij zeggen het gewoonlijk niet zoo openlijk. Maar denken doen we het allemaal! Zoo, zoo, en ik zie, je leest boeken ook. Wat is het? Mag ik eens zien? Ah, Tom Jones, hm, heb ik jaren geleden ook gelezen, erg aardig. Maarrenog al lang hèvierde deelZoo, maar dan was je er toch zeker aan begonnen, voor je hier kwam. Want zóó hard lees je toch zeker niet! Ja, ik was er al een heel eind mee. Wat een moed om zulke dikke boe ken te lezen! Zoo, ik wist niet, dat je tot de grands liseurs behoorde! Zit hij 's avonds zoo met z'n neus in de boeken, mevrouw. Nooit, zei Henri. Wel, wanneer lees je dan zoo'n hee- len Tom Jones? Op het bureau, antwoordde Henri rustig. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 5