RECLAME-ULSTER ANTELS OVER COUPE, AFWERKING EN PRIJZEN, OVER ONZE f. 11.- tot 50.- f. 16.90 ZULT U STAAN KOREVAARSTRAAT - STEENSCHUUR ZOO ZIJN ONZE EN ONS SUCCES STEENSCHUUR - KOREVAARSTRAAT LEIDSCH DAGBLAD - Vijfde Blad Dinsdag 27 September 1932 Hoe tie Kooltfraati-Gloeilamp werd uitgevonden. NIEUWE FANTASIE- EN DIAGONAAL-DESSINS VRAAGT ONZE SPECIALE EEN BIJZONDER FRAAIE COLLECTIE U MOET ZE KOMEN ZIEN ZULT U STAAN VOOR ZOO IETS MOOIS, VOOR ZOO IETS DEGELIJKS, VOOR 'N DERGELIJK FRAAIE AFWERKING ELEGANT - KWALITEIT GOEDKOOP DAT IS ONZE KRACHT OVERTUIGT U HIERVAN KOM GERUST EENS KIJKEN om in 1922 een geheel nieuw ketelhuis, voorzien van twee machinaal gestookte ketels werd bijgebouwd. De minder gunstige ligging van de ko- lenopslagplaats noopte in 1923 tot het aanleggen van een hangbaan. Deze hang- baan, fabrikaat Stork-Hijsch, heeft een lengte van 465 m. en brengt 30 ton kolen per uur van schip naar ketelhuis. De kolen kunnen uit schik op wagon worden gelost met twee grijperkatten, elk van 1,5 ton inhoud. De kolen worden gestort in twee voorbunkers en omhoog gevoerd door een conveyor naar de vijf bovenbunkers. On der deze bunkers bevindt zich de meng- inrichting, waarnaar de toevoer geregeld wordt door draaiende trommels met ver stelbare snelheid en doorlaat. De meng- inrichting is een eenvoudige sleepketting- fransporteur. Uit dezen transporteur val len de kolen in twee automatische weeg toestellen en van daar door de kolentrech- ters in de hoppers en dan op de roosters. De slakken worden afgetapt in kipwagens. Begin 1924 werden in de machinezaal bijgeplaatst twee gelijkrichters voor 1200 volt gelijkstroomspanning, elk van 600 kW vermogen. De aanschaffing dezer instal latie was noodig door uitbreiding van de gelijkstroomlevering aan de tramlijnen. De plannen ter vergrooting van de ma chinecapaciteit der centrale kwamen in 1925 tot verwezenlijking door het bestellen van een turbo-generator van 12.000 K.W. vermogen. Voor het onderbrengen van de nieuwe ketels werd aan het in 1922 gebouwde ketelhuis uitbreiding gegeven door het aanbouwen van een Noordelijken vleugel, terwijl de opstelling van den nieuwen 12.000 K.W. turbogenerator uitbreiding van de machinekamer noodzakelijk maakte. Eind November 1926 werd een der ketels voor reserve in bedrijf genomen, waarna in Maart 1927 de beide ketels in het ge wone bedrijf konden meedoen. Intusschen was in October 1926 ook de montage van den nieuwen 12.000 K.W. turbo-generator begonnen, met het resul taat, dat in Juni 1927 de officieele be proevingen met gunstig verloop plaats vonden. Door de opstelling van den hiervoren beschreven turbo-generator was het ma chinevermogen der centrale verdubbeld en gebracht op 24.000 K.W. Reeds tijdens de uitvoering van de uit breidingswerkzaamheden in 1927 bleek het noodzakelijk ,met het oog op de voort durende toeneming van het electriciteits- verbruik, verdere plannen tot vergrooting van het machinevermogen in studie te nemen. Als resultaat hiervan kon in 1928 een afgerond plan tot een verdere uit breiding der centrale worden vastgelegd, omvattende een turbo-generator, twee stoomketels, een schakelhuis, hulpmachi nes en verdere toebehooren. Deze vergrootingen werden in gedeelten uitgevoerd. Het machinevermogen van de centrale steeg hoor deze laatste uitbreiding tot 36.000 K.W. De bouw van de laatste ketelhuisuit breiding is reeds vergevorderd, terwijl de montage der ketels thans ook in vollen gang is. Tot de electriciteitsfabriek behoorde fei telijk nog een derde ketelhuis, nl. dat van de gemeentelijke inrichting voor vuilver branding. Van de oprichting (1914) _af werd de vuilverbranding door de electrici teitsfabriek geëxploiteerd. In 1929 werd dit bedrijf stopgezet tenge volge van het raadsbesluit tot afvoer van het stadsvuil naar de Nleuwkoopsche plassen. Ook exploiteert de fabriek een electrisch fclokkennet. Het klokkenkabelnet was op 31 December jl. 21 K.M. lang; er waren op dien datum 93 uurwerken aangesloten, waarvan 14 openbare klokken. De distributie aan de buitengemeenten. Tot zoover over de inrichting van de fabriek. Thans eenige cijfers met betrek king tot de distributie en de commercieele resultaten van het bedrijf. Bij de oprichting der electriciteitsfabriek was het hoogspanningskabelnet 11,5 K.M. lang en het laagspanningskabelnet 16,1 K.M. Het aantal hoogspannings-schakel- inrichtingen in het net bedroeg 24, het aantal transformatoren 30 en het aantal enkel- en dubbeltariefmeters 140 in totaal. Begonnen werd met 91 aansluitingen voor licht en kracht, met een totaal ver- mogeij van 215 K.W. Gedurende het eer ste bedrijfsjaar (1908) werden 338.000 K.W.h. in het net afgeleverd en op het einde van dat jaar bedroeg het aantal aansluitingen reeds 240. De electriciteitsfabriek is veel sneller ge groeid dan bij den opzet verwacht werd. Niet alleen, dat elk jaar het aantal aan sluitingen voor licht en kracht belangrijk vermeerderde, maar vooral het verkrijgen van nieuwe groepen verbruikers en nieu were soorten verbruik waren oorzaak van zoo snellen vooruitgang. In 1908 werd be gonnen de straatverlichting van Leiden gedeeltelijk te electrificeeren. Ook breidde de stroomlevering zich uit tot de gemeen ten Leiderdorp en Oegstgeest, in 1910 ge volgd door Noordwijk en Voorhout en in 1911 door Zoeterwoude. Met Noordwijk begon de stroomlevering onder 10.000 volt op groote schaal aan de buitengemeenten. Een groote verandering in de toepassing van electriciteit voor licht bracht in 1914 de invoering van de half watt-lam pen. Deze stroombesparende lampen deden het gebruik van electrisch licht algemeen wor- den. x Werd er van de oprichting der centrale af met succes voor geijverd om de elec triciteit ook toepassing te doen vinden in de huishouding, klein- en groot-industrie, ten einde de belasting overdag te verhoo- gen, een vruchtbaar afzetgebied waren ook de polders rondom Leiden. De eerste groote polder, nl. de Hazerswoudsche Droogmakerij, werd in 1914 aangesloten. Deze polder heeft een oppervlakte van 1880 H.A. en werd vóór 1914 dpor 18 wind molens bemalen. In plaats hiervan kwa men in 1914 drie electrische gemalen met totaal 400 P.K. Thans worden 38 polders met een ge zamenlijke oppervlakte van 15.200 H.A. electrisch bemalen. In 1912 begon de levering van electri citeit in Hazerswoude en Alkemade en in 1913 werd het net uitgebreid met de ge meenten Koudekerk, Noordwij kerhout, Alphen aan den Rijn en Woubrugge. De wereldoorlog in 1914 bracht wel geen achteruitgang in het debiet van de elec triciteitsfabriek, doch van 1914 tot 1917 had geen uitbreiding naar buiten plaats. Eerst in Mei 1917 werd de stroomlevering naar een deel van Warmond aangevangen en werden de gemeenten Wassenaar en Leimuiden op het net aangesloten. In 1920 begon de stroomlevering in Voorschoten en werd een overeenkomst met Katwijk gesloten, terwijl in 1921 het aantal buiten gemeenten vermeerderde met Valkenburg. In 1922 was de aanwinst van debiet het grootst. In dat jaar toch begon de stroom levering in de gemeenten Zevenhuizen, Zevenhoven, Ter Aar, Nieuwkoop, Nieuw- veen, Waddinxveen, Hillegom, Lisse, Sas- senheim en Rijnsaterwoude. Met de gemeente Moercapelle werd even eens een stroomleveringscontract afgeslo ten, terwijl sinds December 1924 stroom wordt geleverd (via Alphen aan den Rijn) aan 3/4 gedeelte van de gemeente Zwam- merdam. Hierbij kwamen nog Benthuizen (1930) en Valkenburg (1932). Momenteel wordt in 32 gemeenten (incl. Leiden) stroom geleverd uit de Leidsche centrale. De lengte van het hoogspanningsnet bedroeg op 31 December 1931 rond 375 K.M. en die van de gezamenlijke laag spanningsnetten in Leiden en de buiten gemeenten, waarin Leiden den stroom rechtstreeks aan de ingezetenen levert, 315 K.M. Tezamen derhalve een lengte van 690 KM., waarvan in de buitenge meenten alleen 445 K.M. Het aantal hoogspanningsstations (incl. de zuilen) en schakelkasten in het geheele leveringsgebied bedroeg op hetzelfde tijd stip 370 stuks en het aantal aansluitingen totaal in Leiden en alle buitengemeenten 41.310. In 1931 bedroeg de aflevering aan draai stroom 33.890.000 kWh, en bovendien nog een gelijkstroomlevering aan de trams van rond 5 millioen kWh. De aanlegkosten der Centrale bedroegen op 31 December j.l. rond f. 4.123.000 en van het kabelnet rond f5.261.000. De gezamenlijke telefoonkabels hadden op 31 December 1931 een lengte verkregen van bijna 150 K.M. In 1921 werd het woonhuistarief inge voerd. Dit tarief is van het vastrecht type en stelt de aangeslotenen in de gelegenheid tegen gereduceerden prijs electriciteit te verbruiken voor huishoudelijke doeleinden. In 1923 werd de tramlijn Haagsche-Schouw Den Haag (onderdeel van de lijn Leiden WassenaarDen Haag van de H. T. M.) in gebruik genomen en begin 1924 de tram lijn LeidenVoorschotenVeurDen Haag van de N. Z. H. T. M. Hierdoor opende zich voor het bedrijf een nieuw afzetgebied van gelijkstroom voor tractie. Op 2 Januari 1924 begon de Leidsche centrale voor het eerst de levering van stroom aan een textielfa briek in haar nabijheid en voerde zij dus een nieuwe product ten verkoop aan der den in. Bijzondere tarieven. In September 1924 werd voor het publiek de mogelijkheid geschapen om goedkoop electriciteit te betrekken uitsluitend voor verwarming van vertrekken. De stroom daarvoor wordt geleverd over een afzon derlijken meter, aangesloten op het laag spanningsnet. tot 5 kWh per aansluiting, zonder eenige bijzondere voorwaarden, dan den zeer gereduceerden prijs per kWh. Aan de tarieven werd in de laatste jaren nog eenige uitbreiding gegeven. Zoo werd ten einde tegemoet te komen aan wen- schen, die uit de kringen der midden standsorganisaties naar voren waren ge bracht, met ingang van 1 Mei 1927 inge voerd een étalage- en reclametarief. Volgens dit tarief kan.-de v.erlichting.van winkelétalages en reclames gedurende de avonduren, welke aansluiten aan den slui tingstijd der winkels, tegen een verminder den kWh-prijs plaats vinden. Terzelfder tijd werd overgegaan tot het in huur verstrekken van heetwatertoestel- len, waardoor den verbruikers de gelegen heid wordt geboden om gedurende de nachturen tegen goedkoop tarief stroom te betrekken welke in daarto? van gemeente wege geplaatste toestellen wordt omgezet in warmte. Dat de heetwatertoestellen in een behoef te voorzien moge blijken uit de snelle toe neming van het geplaatste aantal toestel len van diverse grootten. Aan het eind van 1927 was dit aantal 60, welk aantal in de volgende jaren opliep tot precies 1000 stuks aan het eind van 1931 met een geza- mbenlijken inhoud van 50.700 liter en een gezamenlijk vermogen van 700 k.W. Met ingang van 1 April 1929 werd een winkeltarief ingevoerd, hetgeen als een aanvulling op het étalage- en reclameta rief is te beschouwen. Een stap ver-der was de invoering van het winkeltarief, hetwelk bestemd is om toepassing te vinden voor het geheele com plex: étalage, reclame, winkel en bijbehoo- rende ruimten Dit nieuwe tarief werd in den geest van het woonhuis-tarief opge steld. volgens het vastrecht-principe. Vermeldenswaard is nog de invoering van het onderwijs in de electriciteltsleer in de hoogste klassen der lagere scholen in Leiden en het overgroote deel van de bui tengemeenten. Om hiertoe te geraken werd door de afd. Onderwijs ter Gemeente-Se cretarie alhier in nauwe samenwerking met de fabrieken een z.g. paedagogische campagne opgezet, welke op 9 Maart 1928 begon met een demonstratie voor gemeen te- en onderwijsautoriteiten met een twee tal klassen van een Leidsche school. In aansluiting hieraan werden door een aan tal technische ambtenaren der Electrici teitsfabriek cursussen ingericht voor on- derwijzers(essen) in Lelden en buitenge meenten. In het najaar van 1929 (na afloop van de cursussen aan de leerkrachten) werd be gonnen met de lessen aan de leerlingen, welk onderwijs ten slotte werd gegeven in alle lagere scholen van Leiden en in die van 27 buitengemeenten. Volledigheidshal ve z;i hier nog vermeld, dat het onderwijs op de scholen werd besloten met een be zoek aan de in het begin van 1930 inge richte Onderwijstentoonstelling te dezer stede, met voorafgaande vertooning van de schoolfilm „Van kolen tot electriciteit"; het een en het ander bood gelegenheid van het op school geleerde een aanschouwe lijke voorstelling te geven. Bedoelde tentoonstelling, welke werd ge houden tegelijk met een door onze fabrie ken in samenwerking met de Leidsche in stallateurs gehouden Electriciteitstentoon- stelling, werd bezocht door 5300 schoolkin deren en trok vee! belangstelling van de bezoekers der Electriciteitstentoonstelling. Ten slotte moge hier ook worden herin nerd aan de in 1930/31 verkregen samen werking met de electrotechnische installa teurs met betrekking tot den verkoop van verbruikstoestellen in den Toonwinkel der Lichtfabrieken aan de Hooigracht. De verwachting is dat in de toekomst door de bereikte samenwerking nog veel goeds tot stand kan worden gebracht, niet alleen In het belang van de in de commis sie vertegenwoordigde partijen, doch ook voor de consumenten, VIJFTIG JAAR GELEDEN LEGDE EDISON DEN GRONDSLAG VOOR ONZE ELECTRISCHE VERLICHTING. Toen men in het begin van de negen tiende eeuw iets meer van de eigenschap pen van electriciteit te weten begon te komen, waren er verscheidene geleerden, die een methode zochten om de electrici teit voor verlichting te benutten. Voordat Edison het vraagstuk van de electrische verlichting in studie nam. was men reeds een vijftigtal jaren aan het experimen teeren, echter steeds zonder succes. Wel iswaar slaagden enkele natuurkundigen er in een kostbaar apparaat samen te stellen, dat gedurende korten tijd eenig licht gaf, doch deze apparaten bleken, in de practijk niets te beteekenen te hebben. Eerste proefnemingen van Edison. Thomas Alva Edison begon zijn eerste studies met betrekking tot dit vraagstuk in den herfst van 1877. Reeds verscheidene belangrijke uitvindingen, zooals een methode om vier telegrammen tegelijker tijd langs een lijn te zenden, de kool microfoon en de phonograaf, waren voor dien tijd door hem gedaan, zoodat men ook met belangstelling zijn proefnemingen op het gebied dei* electrische verlichting tegemoet zag. Edison begon met de experimenten van zijn voorgangers te bestudeeren en hun fouten nauwkeurig na te gaan. In Juli 1878 moest hij zijn werk echter staken, daar zijn gezondheid, door te in gespannen werken ondermijnd was. Voor herstel van zijn gezondheid ging hij met een expeditie van sterrekundigen mee naar Wyoming, om daar 'n zonsverduiste ring te bestudeeren. Ook gedurende deze periode heeft hij uitmuntend werk ver richt. Toen Edison na. deze „vacantie" van twee maanden in zijn laboratorium in Menlo Park terug was, begon hij weer direct aan het oplossen van de vele vraag stukken, waarmede hij zich bezig hield, en waarvan het electrische verlichtingsppro- bleem er een was. Om zijn proefnemingen op grootere schaal mogelijk te maken organiseerde Edison in 1878 een vennootschap. Verschei dene vooruitstrevende Amerikanen namen aandeelen in deze vennootschap, die den 17den October officieel opgericht werd onder den naam Edison Electric Light Company. Het aandeelenkapitaal bedroeg 300.000. Later is deze vennootschap in een andere maatschappij opgegaan. Na een diepgaande studie over de' wet van Ohm, die door de meeste electro-tech- nico van dien tijd slechts zeer oppervlak kig gekend werd, kwam Edison tot de con clusie, dht een gloeilamp, om een goed practisch resultaat' te kunnen geven, een hoogen inwendigen weerstand moest heb ben. Hij besloot daarom in zijn lampen een langen en dunnen platina-draad te gebruiken. Hij bevestigde dezen glo&idraad aan een voetstukje van pijio-aarde.en 'overtrok den dfsfïïd met een laagje zirco- nium-oxyde, om tegen te gaan, dat het platina zou oxydeeren. In Februari 1879 werd voor deze lamp patent aangevraagd, hetgeen verkregen werd ih Mei 1880. Deze lamp was echter in de practijk on bruikbaar, daar de gedragingen van het zirconium-oxyde ten gevolge hadden, dat de lamp na verloop van korten tijd zelve kortsloot. Nog verscheidene andere proefnemin gen hadden plaats met lampen met een platina-gloeidraad, maar steeds bleek het dat de resultaten in de practijk onbruik baar waren. In den herfst van 1879 begon Edison er over te denken, of men niet een gloeidraad zou kunnen gebruiken, die uit koolstof bestond. Reeds verscheidene van zijn voorgangers hadden dit met negatief re sultaat beproefd en de natuurkundigen waren algemeen van opinie, dat het be nutten van koolstof voor een gloeidraad een onmogelijkheid was. Edisoïi deelde deze meening echter niet. Zoodoende be gon hij proefnemingen te doen met een kool-gïoidraad. Hij berekende, dat een dergelijk draadje-een diameter van onge veer l/26ste cm. moest hebben, en ge bruikte hiervoor in den beginne draadjes dik naaigaren, die hij in een luchtdicht kolfje verkoolde. De draadjes waren on geveer 15 cm. lang, en werden zoo in het kolfje bevestigd, dat ze er als U-vormige draadjes uitkwamen. Later gebruikte hij in plaats van verkoolde draadjes naa- garen, verkoolde bamboevezels. Na verscheidene proefnemingen slaagde Edison erin een dergelijken gloeidraad te produceere. De uiteinden werden beves tigd aan een tweetal nlatina-draadjes. Ook dit kostte veel moeite, daar het kool draadje makkelijk kon breken. Vervolgens werd de gloeidraad isn een ballonnetje geplaatst. Tenslotte moest bet ballonnetie lucht ledig gemaakt worden, terwijl men tege lijkertijd de gassen uit den gloeidraad dreef, hetgeen geschiedde door een zwak electrisch stroompje door den gloeidraad te zenden, terwïil het ballonnetje luchtledig gepompt werd. Het groote oogenblik. Den 21sten October 1879 was het groote oogenblik aangebroken, waarop de eerste kooldraad-gloeilamo beproefd zou worden. Niemand had echter veel vertrouwen in het experiment. Terwijl er een groot aantal belangstel lenden om hem heen stond, schakelde Edison de lamp langzaam n. De gloei draad gaf een zwa klicht, en brak niet. Plotseling werd de volle stroom ingescha keld: de lamp verspreidde een helder, wit licht, en de gloeidraad bleef heel! Zoo bleef deze lamp twee dagen achter een doorbranden, waarna zij den geest gaf. Doch met dit experiment was aangetoond, dat Edison den goeden weg was inge slagen. De eerste practische toepassing. De kooldraad-gloeilarhp werd voor het eerst toegepast voor de verlichting van een stoomschip, de ..Columbia". Er werden vier dynamo's op het schip geplaatst, en elke dynamo leverde stroom voor zestig lampen. De instabatie voldeed goed en werd gedurende vijftien jaar gebruikt. Na deze eerste toepassing volgden de be stellingen elkaar in een snel tempo op en langzamerhand verkreeg de electrische gloeilamp de populariteit, die zij thans bereikt heeft. ULSTERS BEEKH&H Vol Bewondering BEEKMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 19