thullingMarne-monument te Meaux - Brand te Veurin Huize Landlust mm lid van het Glomdal JaargapgLEIDSCH DAGBLAD Twee<Ie B,acI FEUILLETON. Voor mij is het niet goed genoeg, antwoordde Ola Glomgaarden. Die zwijnejongen. Het klonk zoo recht van harte. Karen dacht na. Ja dat is wel het ergste, antwoordde Zij en heel even gleed er een glimlach langs oogen en mondhoeken. Toen ontstak Ola Glomgaarden opnieuw '"-^Vervloekte zwijnejongen! schreeuwde hij De oude Grauwe kreeg een tik met den teugel en ging over in een kort drafje. Daarop werd hij met een ruk ingehouden, zoodat zijn kop omhoog ging en het wit der oogen zichtbaar werd. Nu glimlachte Karen Glomgaarden on- verbtóemd dat ls wej ergi zei ze. Maar Ola zweeg. Want nu reden ze voorbij Tegnstaden. Daar stond de huis- rouw in haar Zondagsche kleeren op de_!tWeés welkom op de terugreis, zei ze. Geen van beiden antwoordde. Het was duidelijk dat ze naar het dorp ""vlonder zelfs het hoofd om te keeren Jd het tweetal verder. Zij keek hen na. Daarna lachte ze zachtjes in zich zelf, .Sr neus, wreef met den rug van haar hand langs den mond en ving haar '"cna ^riksen beerde het hoofd naar haar om. bQ0S Nu komthaar tong in~beweging; het heele dorp door! Ja daar kun je zeker van zijn, ant woordde Karen Glomgaarden. En in diep stilzwijgen reden de beide oudjes verder den weg langs, het veer voorbij, huiswaarts. Den grooten Bruine hebben ze ook meegenomen, zei Ola Eriksen brommend, toen ze bij het hek der hoeve kwamen. Ja, wie heeft ooit zoo iets gehoord, antwoordde Karen, terwijl ze moeite deed een glimlach te verbergen. Het is acht dagen later. Ola Glomgaarden heeft niets vernomen van hen daarginds aan de andere zijde. Maar een nieuwe boot uit het Kleln-Elve- dal is over de Glom aangekomen en ligt nu aan den oostelijken oever, vlak bij het veer. Twee mannen komen den weg af van Glomgaarden en gaan naar de boot toe. Het ls Ola Glomgaarden zelf en de Jongste knecht. Belden dragen een bijl over den schouder. Nu stapt Ola Glomgaarden in, legt de bijl neer en gaat midden in de boot zitten. De jongste knecht stoot de boot van wal, springt er ln, legt de bijl bij den voorsteven, pakt den boom en stapt over de roeibanken naar achter. Daarna be gint hij langzaam maar zeker de boot den stroom over te boomen. Ola Eriksen zit met saamgeknepen lippen voor zich uit te staren. Geen van belden zegt een woord. Na vijf minuten, gedurende welke ze geen woord spreken, schuurt de boot tegen .den wal aan de overzijde. Beide mannen nemen hun bijl op, trekken de boot om hoog en gaan noordwaarts langs het Braa- ten-pad, even stilzwijgend als ze over ge roeid zijn. Het is Ola Eriksen, op weg om zijn doch ter terug te halen. Daar gekomen, van waar men Braaten ziet, blijft Ola Eriksen staan. Ja, Je begrijpt de zaak zeker wel? zegt hij tot den knecht. Ja, dat zou ik wel denken, antwoordt de Jongen. Of wel, ze komt nu mee, of wel het loopt verkeerd, zegt Ola Eriksen somber. Zijn vuist klemde zich om de schacht der bijl, zoodat zijn knokkels wit werden. Ja, dat begrijp ik, antwoordde de jongen. Maar hij trok een bedenkelijk gezicht. Ze liepen weer voort en kwamen einde lijk aan de ontginning. Daar bleven bel den eensklaps staan. De hoeve was omheind en zoowel uit den schoorsteen van het oude als van het nieuwe huls steeg rook naar boven. Maar ginds aan den zoom van het woud was Tore Braaten met den grooten Bruine bezig om steenen en wortels op een hoop te rijden. Ola Eriksen werd wit van woede en kon geen woord uitbrengen. Maar de Jongste knecht, die met groote oogen stond te staren, sprak ln zijn plaats. Neen, maar, dat is een echte hoeve geworden! flapte hij er opeens uit. Ola Glomgaarden stond nog zwijgend daar Nu overmeesterde de woede hem. Kom nu, zei hij kortaf en liep recht op het nieuwe huis aan, want hij meende stellig, dat Berit daar was. De knecht volgde. Maar zoodra Tore Braaten had gezien wie daar kwamen, bond hij den grooten Bruine aan een den vast en trad achter die twee het huis binnen. Toen hij binnen kwam, stonden Ola Eriksen en zijn knecht met de bijl over den schouder, midden op den vloer. Ze hadden rondgekeken naar Berit, maar niemand gevonden. Tore Braaten ging recht op den hoogen zetel af, wagr, boven het raam, een ge weer hing, en nam plaats. Goedendag mannen, zei hij. Er lag iets brandend heets in zijn blauwe oogen. Ola Eriksen stond daar trotsch, maar bleek. Ja, je weet om wie lk hier kom, zei hij met ijskoude stem. Tore Braaten keek hem strak aan. Neen, dat weet lk Juist niet, gaf hij ten antwoord. Ola Eriksen stampte op den grond, zoo dat de nieuwe vloer kraakte. Leugenaar! schreeuwde hij. De bijl op zijn schouder gleed neer. Tore Braaten keek hem aan. Zijn blauwe oogen werden al donkerder en donkerder. Ga zitten, antwoordde hij. Ola Eriksen omklemde de bijl vaster ln zijn rechter hand. Waar is Berit? vroeg hij. Tore Braaten stond op en nam het ge weer van den muur. Niet hier, antwoordde hij, en er kwam een ijzige koude in zijn jonge stem. Ola Eriksen keek naar zijn knechts. Het was alsof belden een huivering beving. Waar is ze? vroeg Ola Eriksen bits. (Wordt vervolgd). E AMERIKAANSCHE GENERAAL DOUGLAS MAC ARTHUR is in WaTschau gekomen. Volgens sommige berichten is de generaal op weg naar Rusland. De ontvangst door 'de Poolsche officieren. OP EEN FIETS VAN 50 JAAR GELEDEN won deze oude heer een PAST OP VOOR DE RIJWIELDIBVEN. Hoe werklieden aan een bouwwerk te Am- wielerwedstrijd te Heme Hill Track. sterdam hun karretjes buiten Het bereik jan, rijwioldieven houden. De onthulling van het Marne-monument te Meaux. officieêle personen bij de plechtigheid. Tweede van links met krans Paul Boncour, FranscH mi nister van Oorlog. DE BURGEMEESTER VAN RUURLO de heer van Arkel, vierde gisteren zijn 96-jarig ambtsjubileum. Het vendelzwaaien ter eere van den jubileerenden burgemeester. LANDLUST TE VEUR (dateerend van 1647) is door brand vernield. Wat er overbleef van het huis. het Noorsch van Jacob B. Buil. aren, zijn zuster, zei geheel Dat had ik nooit gedacht! ook niet, antwoordde Ola Glom- Maar ik zal ze wel leeren, voegde *eer aan toe. zijn zuster, keek peinzend voor ze dood, zei ze zacht, om het even, antwoordde Ola verviel ook hij in gedachten en *5* zijde reden ze zwijgend voort. 0peeö poos keek Karen Glomgaar- Jhj heeft daarginds bijna een hoeve, kjjrtlsen keek nijdig. S® prulhoeve, kwam er bits. weet ik nog niet, antwoordde Het moet goede grond wezen, er aan toe. buksen antwoordde niet. Hij reed ijnei iongen! kwam er opeens. is wel goed genoeg, zei ze Het geslacht ls goed, voeg-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 5