„de bouwkunst in de omgeving.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 3 September 1932
Vierde Blad
No. 22226
Voordwijkerhout bewaart, even-
Voorhout, de herinnering aan
die zich in vroegeren tijd
feiinzoom uitstrekten. Zeer oud
L|e en waarschijnlijk is de ves-
[zich in den schemer der tijden
L,oud als Noordwijk. De Goo-
jjn naam n°K ontleent aan den
n Nordgo. zal wel de oudste ver-
sschen Nordgo en zijn hout ge
vormde ingezetenen tot de Staten van Hot
land en West-Friesland met de vraag een
te mogen hebbenDuwerS
nes Cornefi11 en ln 1581 deed dr- Johan-
nes Cornells zyn Intrede en betrok het
voormalige pastoorshuls als woning In
QaL, ï°iLde2e Predikant naar Lisse. De
bihïi j LJiden, waartoe Noordwljkerhout
besloot nu de kleine gemeente te
combineeren met Voorhout. Deze toestand
bleef hl ^°°rbwij toerhout zeer nadeelig was
bérit t0,1 1647' l<*n het weer in 't
ril eigen dommee kwam.
indruk van de heftige beroeringen
1618rasachiP<J11fnMt€nJpr001 was omstreeks'
1618, schijnt te Noordwijkerhout dieper te
zijn geweest, dan alles wat 40 a 50 jaren
vroeger was voorgevallen.
Waarschijnlijk trof die „troebel" meer
hluw I? 1618 de kerk afbrandde. Dit
wXian* ee,1 ResoIuti« der Staten van
Holland van 14 Juli 1618 en verder uit de
kerkrekeningen van 1619 en verder. Ze
werd onmiddellijk weer opgebouwd, behou
dens het koor, dat nog lang in ruïne bleef
liggen. Oude platen geven dan een kerkje
te aanschouwen behalve de torenbeuken,
bestaande uit drie traveeën.
Later zijn de ruïnen van 'het koor ver
wijderd en werd de kerk met twee tra-
veeen vergroot.
Een en ander kon de Gemeente uit eigen
middelen met steeds betalen. We lezen, dat
b v. in 1647 de Gemeente niet meer dan
10 vrouwelijke en 6 mannelijke lidmaten
telde, en in 1680 was het totaalcijfer tot
38 geklommen. Na dien tijd gaat het lang
zaam vooruit en dat het kerkje te Noord-
DCoo *vS w iy'k.e v—"floui
in. We herinneren ons dat deze
langs den blnnenvoet der duinen
naar Haarlem en waarschijnlijk
(lijk de belangrijkste weg langs
eek is geweest.
te Noordwijkerhout reeds zeer
kapel zijn geweest, reeds vóór
i aardige boekje „Herinneringen
Ned.-Herv. Gem. te Noordwijker-
tschreven door den heer M. J.
i in 1894 uitgegeven door ds. J.
in Broek, vinden we de opmer-
s zeker mag men aannemen, dat
ienwoordige plaats reeds in 1378
:bouw stond."
tijd wordt er een pastoor te
erhout genoemd en men neemt
het in dien tijd een parochie
t altijd wel prettig, wanneer re-
giftbrieven, resoluties en derge-
tichting van een bepaald gebouw
ekeren tijd bevestigen, doch wie
met de oude bouwkunst ver
wilt te raken, snuffelt niet in de
ats in de archieven, doch bekijkt
es. steenverband, ornament en
zaken, die in tijden met uitge-
tijlvormen een onmiskenbaar ka-
ertoonen, waardoor een ruwe
van den ouderdom mogelijk is.
M van stijlkundige beschouwing
«r Wuyster veilig kunnen schrij-
ler mag worden aangenomen, dat
tegenwoordige plaats reeds vóór
kerk of kapel stond."
men dat onmiddellijk opmerken
toren, die zuiver Romaansch van
en achter dien toren zal naar
whijnlijkheid toch ook een Ro-
kapel hebben gestaan, behoo-
4e Noordwijksche parochie.
is Romaansch en na 1200
"ten niet meer in Romaanschen
toste geleding van den toren, die
tijd vóór de kerk moet hebben
vertoont aan de vier zijden in
kt rondbogig galmgat. Deze nis is
1 afgedekt door een fries van drie
bies rustende geprofileerde rond-
t muurwerk is weinig te zien aan
horen is gewit.
pnwel nog iets anders. De toren
tos een Westelijken ingang. Deze
«staat evenwel cinds 1760. Vóór
lezat de toren, als de meeste Ro-
fhorens, geen ingang aan de bui-
ia 6e kerk was tegen den toren
pes of balcon gebouwd, dat men
P1 Jan een trap kon bereiken,
f oordes voerde een deur naar
■verdieping van den toren. En
®tschijnlijk wel een luik geweest,
ïn? een 'adller toon laten afzak-
o landlooper of boosdoener voor
."achten gratis logies te geven.
n.~lto is het achtergebouwde
t n, eeuw. toen Noordwijker-
L™n vermoedt, een zelfstandige
w herbouwd en vervroot. De
ibe v waarschijnlijk reeds inge-
rj verschillende prenten, die de
ik Seven in de 17de eeuw. ver-
r tooor van Gothische bouw-
ooïï dat tijdens de Spaansche
e kerk kerto te Noordwijkerhout
"i veil5? ln de buurt van Leiden
«molesteerd is. De heer Wuys-
oe oude archiefstukken neï-
r"sr »Srvan te hebben gevon-
|4e eosJ, m°et zij dan heel sooe-
'ehstoefeningen der Her-
^...'Ofeedheld zijn gebracht
erW en kapelmeesters van
18 ln iwi>n Langeveld wendden
thet een aantal Her-
RÜ een van mijn bezoeken viel mijn
aandacht op een typisch oud geveltje uit
de 17de eeuw waarvan u hieronder een
schets vindt. We zien hoe de gevellijn af
gedekt is met zwenkende banden hoe mid-
it, den topgevel een console vooruit-
sprint die eental draagt. De topgevel is
f£mmetrisrh terwijl de symmetrie ver-
frZn is ln' de grondverdleplng. Dikwijls
br°toen lsn d oud-Hollandsche bouw
ontmoeten we in ver(JeeUng Vo,_
kunst deze TOnden onze voorvaderen
kÏÏ?e2.SSie genoeg Er moest wat afwls-
Sltaglijn: dat bevredigde den aangebo-
'^etevel^totaterên tijd gecement.
wijkerhout er thans zoo aardig uitziet en
ook van binnen een rustigen vriendelijken
indruk maakt, is te danken aan de offer
vaardigheid der Gemeente.
Het orgel, in 1841 ingewijd bevindt zich
waar vroeger voor 1760 de ingang tot den
toren was.
Als bijzonderheid deelen we nog mede,
dat zich sinds 1620 in de kerk bevindt de
grafkelder van Andries van Bronchorst,
heer Van Vliet, van Lage en Vrije Boeck-
horst en zijn echtgenoote Anna van Woer
den. 't Is een gewelfde kelder, van binnen
voorzien van ijzeren roosters. Er boven ligt
een gebeeldhouwde zerk, terwijl het gat
van de trap afgedekt is met een zerk
waarin de woorden: „Ostim monumenti",
letterlijk „de mond van het gedenkteeken"
zijn gebeiteld.
Zoo heeft bijna ieder kerkje in den om
trek van Leiden zijn eigen geschiedenis en
bijzonderheden, die op eene of andere wijze
getuigen van de voorgeslachten, die eens
het licht der zon aanschouwden en hun
vreugde, leed en hoop hadden, zooals ieder
onzer die thans nog heeft.
De tijden wisselen en de mcnschen wis
selen, alles wordt geschiedenis. Doch de
geschiedenis is de neerslag van het leven
der voorgeslachten, hun bouwen en wer
ken, hun practijk en hun ideaal. Zij is
tevens de spiegel voor het leven van het
heden, de toetssteen voor ons willen en
kunnen, voor ons idealisme.
Ik heb boven dit artikel een schets van
het kerkje geplaatst. In werkelijkheid is
het- veel aardiger, omdat de achtergevel
bijna geheel bedekt is onder klimop en de
geheele omgeving een landelijk of liever
een mooi gesloten dorpskarakter draagt.
OM EN UIT HET LEVEN VAN
NAPOLEON,
vn.
„Hij zal het ver brengen, zoo de omstan
digheden hem gunstig zijn". Aldus luidde
een getuigschrift, door een leeraar in de
geschiedenis aangaande Napoleon gegeven,
toen deze nog op de krijgsschool te Brienne
was. Wil men nog iets meer weten? De
aanteekening van den leeraar bij den
naam van den jongen Bonaparte is vrij
uitvoerig:
.Monsieur de Buonaparte. Napoléon,
geboren den 15en Augustus 1769. Leng
te: 4 voet, 10 duim, 10 streep: sterk
gesteld, uitmuntende gezondheid; ge
hoorzaam. Heeft de vierde klasse ach
ter dan rug. Is eerlijk en erkentelijk.
Zijn gedrag is zeer regelmatig. Hij
heeft zich steeds onderscheiden door
zijn vlijt bij de wiskundige vakken:
kent vrij goed de geschiedenis en de
aardrijkskunde; hij is zwak in de amu
sementsoefeningen. Zal een uitmun
tend zeeman zijn. Verdient tot de Ecole
de Paris toegelaten te worden.
„Corsicaan van natie en van karak
ter."
En dan dat zinnetje;
.Hij zal het ver brengen, zoo de om
standigheden hem gunstig zijn."
Inderdaad; „hij" heeft het ver gebracht,
het kleine kereltje, dat. zestien jaar oud.
den len September 1785 als tweede luite
nant de Militaire Akademie te Parijs ver
laat, als „tweede luitenant van de compag
nie bombardiers". De omstandigheden, ern
stige en gunstige, helpen hem opvoeden.
Zijn vader is gestorven. De Bonapartes
hebben het moeilijk. Het jonge luitenantje
is een krachtige steun voor de moeder. En
om hem heen in het groote Frankrijk,
broeit en gist het. In de breede volkslagen
is een strooming merkbaar, die nog geen
vier jaar later zal worden tot een Om
wenteling. Daarmede zal zich het terrein
openen, waarop Napoleon's stijgende le
vensbaan zich zal inkerven. Zoo zijn de
omstandigheden hem gunstig. Vroeg wordt
I hij zelfstandig, kent hij zorgen, verant
woordelijkheidsgevoel, plicht om te helpen.
Gelijktijdig bereidt zich een toekomst voor,
waarin mannen met groote gaven naar
den voorgrond kunnen treden. Heeft de
leeraar te Brienne het nog beleefd, dat
Toulon aan de Engelschen ontwrongen
werd, dank zij Bonaparte, dan zal hij zich
zijn getuigschrift herinnerd hebben en
gezien, dat zijn kleine, schrandere en
nauwgezette leerling het ver had gebracht,
beloond als deze werd met den rang van
brigade-generaal der artillerie op vier en
twintigjarigen leeftijd, weldra gevolgd
door zijn benoeming tot opperbevelhebber
der artillerie van het leger in Italiè. En
welk een hoogten zouden daarna nog be
stegen worden!
Tijdgenooten en nageslacht hebben om
Napoleon's naam de schelste kleuren van
haat of bewondering aangebracht. De
tijd, do rustig voortschrijdende, tempert en
schept rechtvaardiger oordeel. De felheid
van verbittering, de gloed van vereering
verminderen in der jaren loop. De gewel
dig veelzijdige figuur van Napoleon vindt
op een grooten afstand van tijd eene be
lichting, die tot juister beoordeeling in
staat stelt. Voor Napoleon's tijdgenooten,
noch voor hen, die onmiddellijk na hem
leefden, was het mogelijk, hem in onpar
tijdigheid te zien. Thans, ruim honderd
jaren na zijn dood, is de beoordeeling ob
jectlever. ziet men in vergelijking met
vroeger hem minder eenzijdig als oor
logvoerder. en meer als organisator. Doch
het heeft lang geduurd, eer er maat werd
gebracht in de beoordeeling. Bij de nauw
keurige geschiedschrijving van thans, bij
de nauwgezette napluizing van archieven,
die zich voor de onderzoekers openen, is
het voor de XXe eeuw minder moeilijk
dan voor haar voorgangster om een juis-
ten blik te krijgen op hem. Om de afme
tingen van een groote gestalte te beseffen,
moet men op een afstand staan.
Het is opvallend, hoe overdreven over
Napoleon is gedacht. De geestige verplaat
sing van hem naar het gebied der mythen,
waarover ik mijn vorig artikel schreef,
zou destijds hier en daar in allen ernst
aanvaard hebben kunnen zijn, zoó hoog
was in sommige kringen de vereering voor
hem. Deze verloor de normale afmetingen.
Dat dit in Frankrijk plaats vond, is nog
te begrijpen. Bevreemdend is echter, dat
ook in andere landen een haast onbe
grensde Napoleon-vereering werd aange
troffen. Niet de vereering tijdens zijn le
ven: die kan uit vrees of vleierij zijn
voortgekomen, maar eene vereering lang
na zijn dood, toen er van hem niets meer
te duchten was. Van eene dergelijke ver
eering zijn voorbeelden, die altijd weer de
uitspraak bevestigen, waaraan ik mijne
aanteekeningen „om en uit het leven van
Napoleon" vastknoopte: „on pariera de
sa gloire" „van zijn roem zal men ge
wagen."
Welk een diepen indruk heeft Napoleon,
hebben zijn daden achtergelaten, dat er
zoo met hem werd gedweept, gedweept ver
buiten de grenzen van Frankrijk!
In 1842. dus een en twintig jaar na zijn
dood, verschijnt te Brunswijk bij de uit
gevers Von Ochme en Mülier een Napo
leons-Album. Eduard Brinckmeier stelt het
samen. De illustratie is van Vernet, Adam
en A. Meijer. Tegenover het titelblad een
reproductie in goudbrons van Napoleon's
beeld, zooals het op de Vendöme-zuil te
Parijs staat. Het album bevat een kleine
honderd gedichten op of ln verband met
Napoleon. Op vier plaatsen onderbreekt
een „kroniek" van zijn leven de opeen
volging der dichterlijke ontboezemingen.
Het is een minutieuze kroniek, aanvan
gend den 15en Augustus 1769 Napo
leon's geboortedatum en eindigend den
15en December 1840 dag der bijzetting
van Napoleon's lijk in den Döme des In
valides te Parijs. Tusschen die twee data
honderden aanteekeningen. Het is, alsof
een pieuze hand alles bijeenzocht wat op
„hem" betrekking had en als kostbare
herinneringen voor het nageslacht be
waarde.
Ik laat even den samensteller van het
album aan het woord. Uit zijn „voorrede"
neem ik deze aanvangsregels:
„Geschiedschrijvers, philosophen,
staatslieden en krijgers hebben den
heros gevierd aan wiens naam dit al
bum is gewijd; de begaafdste schilders
en beeldhouwers verheerlijkten zijne
daden en luid bewonderingwekkend
kjinkt de naam Napoleon in elk ge
moed, dat in staat is geestdrift te ge
voelen voor het waarlijk verhevene.
Zoude in den bond der kunsten slechts
de dichtkunst ontbreken? Zoude zij
niet vóór alle zich geroepen gevoelen
den lauwerkrans op het graf van den
grooten man met de stralende glorie
van het lied te omgeven?"
De samensteller wil tegenover hem, die
eenmaal de vijand van Duitschland was,
geen rancune laten gelden. Integendeel:
hij wil hem recht doen wedervaren in zijn
grootheid. Dc vijand is dood: zijn beeld
behoort a^n de geschiedenis, aan de poëzie,
zooals Alexander, zooals Caesar, zooals
Karei de Groote. daaraan behooren. „In
Napoleon zoo lezen we was meer dan
Karei, dan Caesar, dan Alexander. Nooit
zag de wereld zijn gelijkemisschien
waren er geleerder, geestiger, edeler, dap
perder mannen dan hij, doch nimmer een,
in wien dat alles als ln een brandpunt ge
concentreerd was; nimmer een, die, als
een profeet, zóó diep doorzicht had in zijn
tijd en met zooveel kracht de teugels van
het lot in zijn vaste hand wist te houden.
De schaduwen, die over zijn karakter la
gen, zijn door zijn tegenspoed verhelderd
en weggewischt, zijne dwalingen door den
dood verzoend en zelfs de Dultsche patriot,
die het meest van vaderlandsliefde gloeit,
mag en moet in hem erkennen en bewon
deren zoowel zijn verbazingwekkende
grootte als het buitengewone zijner ver
schijning."
Osslan's helden prezen eerst dan een ge
vallene gelukzalig, wanneer hij de wijding
van het lied had ontvangen. Eveneens acht
de samensteller van het album het een
plicht der dichtkunst, aan „de schim van
den grooten doode" zulk een eerezuil te
wijden. De geestdriftige bewondering der
edelste dichters van alle natiën, zegt hij,
is de zekere waarborg voor Napoleon's
grootte.
Zooals men ziet, het enthousiasme voor
Napoleon was groot ln den Jare 1842 ln
het Duitsche land
Natuurlijk zijn in dezen dichtbundel de
stukken poëzie opgenomen, die heel de
lezende wereld kent: Heine's „Grenadiere"
en. ln goede berijmde vertaling, Béran-
ger's „Les souvenirs du peuple" en Victor
Hugo's ,Le retour de l'Empereur". Dan ge
dichten van Edgar Quintet en Caslmir
Delavigne, van Manzonl en Tegner, door
bekwame vertolkers in het Duitsch weer
gegeven. Daarnaast tientallen uitingen
van Duitsche poëzie, waaraan de namen
Chamisso, Freiligrath, van Platen, Gaudy
Rückert en dertig, veertig anderen zijn
verbonden. Het is een front maken voor
het genie van den heerscher, aan wien een
eerbiedig eeresaluut wordt gebracht. Zijn
herinnering wordt omhuld met een haast
bovennatuurlijken. mystischen glans,
evenals de illustreering zijn lijkbaar, zijn
graf, zijn „terugkeer" naar Parijs omtee-
kent met schimmen, die de wacht houden,
of voor hem uitzweven om met klaroen
geschal zijn baanbrekers te zijn. Allen, die
hem bezingen, schij nen vervuld van de
gedachte, in een epiloog door Eduard
Fink uitgedrukt:
„Dieser Stern für alle Zeiten:
Der bist Du .Napoleon"!
In alle gebeurtenissen van zijn leven
vinden de Duitsche dichters aanleiding
hem te verheerlijken. Het wlegeklnd Na
poleon, zoowel als de knaap en de man.
dragen de stof aan voor het dichtsel. Hij
wordt „der Mann des Jahrhunderts". ..de
man der Eeuw", genoemd, die met het
zwaard des geestes het lot in het strijd
perk overwon en het dwong hem te die
nen. Hij is de beheerscher van kracht en
gedachte, de geesel en de afgod der men-
schen, aan wien. toen hij nog een knaapje
was. de zigeunerin glorie en macht, een
heldenleven en een martelaarsdood voor
spelde en aan wien die voorspelling hon
derdvoudig bewaarheid werd. Volkeren zul
len aan zijn voeten liggen en van hem het
woord der bevrijding hooren. Zijn wils
kracht zal de zwakken bezielen en Europa
zal worden herboren door den dadendrang
van dezen machtige. Dan zal zijn levens
taak zijn geëindigd en op het rotseiland
in de verte, terugblikkend naar wat hij
schiep, zal hij stil den dag afwachten,
waarop hij rekenschap zal kunnen geven
aan de allerhoogste macht van al het
groote. dat zijn werk was op de aarde.
En dan. dan. zal de wereld vervuld wor
den van zijn grootheid. De gestorvene zal
wraak nemen op den smaad, den levende
aangedaan. De poëzie der trouwe aanhan
kelijkheid zal zijn herinnering tooien. De
diepste vereering zal zich uiten" ln won
dervolle verhalen omtrent hem. in voor
stellingen van kunst, die de fantasie op
riep om een hem waardig beeld te kun
nen scheppen. Sagen gaan van mond tot
mond: luister stil! 'sNachts ter twaalfder
ure verlaat de tamboer zijn graf en met
zijn ontvleesde handen slaat hij de trom
mel van alle zijden komen zij aan. dl» ge
vallen zijn ln sneeuw en Ijs van het hooge
Noorden of bedekt werden door het heete
woestijnzand, de hooge maarschalken en
de eenvoudige soldatenDan nadert de
groote veldheer: langzaam rijdt hij na
derbij, omgeven door zijn staf. De geweren
worden gepresenteerd: de man met den
kleinen steek fluistert het wachtwoord, dat
verder wordt gegeven van oor tot oor. De
legerscharen zetten zich in beweging; zij
trekken voorbij, langs hun keizer.
Dies ist die grosze Parade
lm elyseischen Feld.
Die um die Zwölfte Stunde
Der todte Casar halt.
Zóó heeft Duitschland gedacht na Napo
leon's dood en zijn tribuut betaald aan
het genie van den grooten heerscher. Zoo
hebben andere volken hem vereerd. De
„Napoleon-legende", de legende van het
buitengewone, bleef voortduren en men zou
zeggen, dat zij met nieuwen glans her
leeft. De literatuur onder dagen is vol van
den kleinen Corsicaan. die de groote we
reldveroveraar werd. en getuigt een eeuw
na Béranger. evenals deze: „On pariera de
sa gloire" „van zijn roem zal men ge
wagen".
A. J. BOTHENIUS BROUWER.
RECLAME.
GEEN CADEAUX Eïtf
ioo%waardevooruwgeLd
20 Zambos Sigaretten 25 cents.
1144
Een merkwaardig verschijnsel in
den dampkring.
L
Het onderwerp van het meteorologisch
artikel, dat ik nu en dan voor de lezers
van dit blad schrijf, is dezen keer een zeer
merkwaardig, ln zekeren zin heel gemak
kelijk waarneembaar, maar toch vrijwel
algemeen onbekend verschijnsel in den
dampkring. Dit verschijnsel is in de mete
orologie bekend onder den naam turbu
lentie in den dampkring. Ik wil beproeven
in dit en het volgende artikel den aard
van dit verschijnsel en zijn beteekenls
voor den dampkring in het algemeen te
beschrijven. In de eerste plaats de aard
van het verschijnsel.
Wanneer wij in stroomend water letten
op de beweging van het water, dan zien
wij daarin allerlei bewegingen, die iets
anders zijn dan het regelmatig voortstroo-
men van het water. Wij zien in den stroom
plekjes, waar het water als het ware klei
ne draaikolken vormt, waarin het snel
rondom een zich verschuivend middelpunt
wentelt. Het treedt voornamelijk op bij
den oever van een rivier en bij hindernis
sen, die de stroom ondervindt. Deze wa
terbeweging is een z.g. turbulente be
weging. een draaikolkbeweging.
In den dampkring kunnen luchtstroo-
men op dezelfde wijze turbulent, d.i. kol
kend ln beweging zijn. In een helderen
dampkring, die er van den grond af ge
zien als een gelijkmatig geheel uitziet, of
liever gezegd, waaraan men in het geheel
niets ziet, zal men geen turbulente be
wegingen kunnen opmerken, hoewel zij
wel aanwezig kunnen zijn. Men kan er
daarentegen wel iets van waarnemen,
wanneer de luchtstroom vermengd ls met
iets, dat hem zichtbaar maakt. Dat iet»
kan bestaan uit wolken, maar daaraan
kan men niet altijd turbulente bewegingen
waarnemen, tenzij men daarvoor een ge
oefend oog bezit. Maar dat iets kan ook
rook zijn.
Wanneer uit een hoogen fabrieksschoor
steen een rookkolom te voorschijn komt,
kan men het volgende opmerken. Ten
eerste komt de rook met een zekere drift
uit den schoorsteenmond. Hij welt als het
ware met kracht eruit te voorschijn. Zoo
dra hij echter den mond verlaten heeft,
wordt hij door den wind gegrepen en drijft
met meer of minder snelheid af. Daarbll
kunnen wij echter twee merkwaardige
verschijnselen waarnemen, waarop echter
door niemand gelet wordt, zooals veelal
het geval ls met dingen, die wij dagelijks
onder de oogen krijgen en die wij
daarom niet meer als Iets bijzonders be
schouwen, wat daaruit te leeren is.
Bij zwakken wind zien wij zoo'n rook-
straal naar boven gaan. soms, als zeker
meteorologische omstandigheden daarto»
gunstig zijn, heel hoog opstijgen, waarbij
echter altijd de rookstraal zeer gauw hoe
langer hoe breeder wordt en daarbij vrij
plotseling schijnt te eindigen. Is er veel
wind, dan wordt de rookstraal snel mede
gevoerd, maar daarbij wordt hij eveneens
snel breeder en schijnt op een paar hon
derd meter van den schoorsteen opgelost
te zijn. In beide gevallen (andere zijn er
niet) blijkt dus de rookstraal in een breede
pluim uit te loopen en de rook als het
ware geheel in de atmosfeer op te lossen.
Wij kunnen hiermede een proef in het
klein nemen met een sigaar, waarvan wij
den rook op verschillende manieren ulti
den mond blazen, door een nauwe spleet,
door een wijde opening, heel zacht, met
groote kracht enz. Altijd zullen wij het
zelfde Zien: de rookstraal verbreedt zich
snel en wij slagen er nooit ln den rook
verder dan een paar meter weg te blazen.
Alleen in een bijzonder geval vormt zich
een rookkring, een vörm van turbulentie,
die ons Ineens de oorzaak van de ver
breeding van den rookstraal doet kennen.
Wij zien nl. dat zoo'n rookkring snel groo-
ter wordt, maar wij zien ook, dat de rook
in den ring in de rondte draait en wel
zoo, dat de deeltjes aan de binnenzijde
van den ring zich bewegen in de richting
van den rookstraal en dat zij na een
kwart-omdraaiing zich rechtstreeks naar
den rand van de straal bewegen, om aan
de buitenzijde van den ring een terug
gaande beweging t.o.v. den rookstraal en
na driekwart-omdraaiing een naar den
straal zelve te krijgen. Daar dc ring
zelve zich voortbeweegt in den stroom
van uitgeblazen lucht, legt ieder rook-
öeeltje een eigenaardige spiraalvormige
baan af en heeft daarin sterk afwisselende
snelheden t.o.v. de omringende lucht. De
turbulente beweging ondervindt dientenge
volge een remmende werking, welke weder
wordt overgebracht op den luchtstroom,
waarin de turbulente beweging optreedt;
tengevolge daarvan komt een turbulente
luchtstroom spoedig tot staan, wanneer
geen kracht er op blijft werken, die hem
in beweging houdt. Dezelfde remmende
werking ls dan ook oorzaak, dat de uit
geblazen straal sigarenrook zoo spoedig
tot staan komt. Men zal gemakkelijk kun
nen constateeren, dat hard uitblazen niet»
helpt, want daardoor wordt slechts de tur
bulentie versterkt en daarmede de rem
mende werking.
Verder leert ons ook de schoorsteenrook,
dat een luchtstroom, die zich voortbeweegt
ln een omgeving van lucht van eenigszini
andere gesteldheidnl. rookvrij, kouder,
misschien ook droger) altijd tot turbu
lentie overgaat. Wij moeten dit goed ln
het oog houden. Door den schoorsteenrook
onder verschillende omstandigheden gade
te slaan, zal men spoedig de bijzonder
heden van de turbulente beweging op
merken, dat dc rookstraal onder alle om
standigheden zich verbreedt en gaande
weg in den dampkring oplost. De aan den
rand van den rookstraal zich bevindende
rookdeeltjes geraken nl. tn de omgevende
lucht en blijven daarin achter.
Een andere vorm van atmosferische tur
bulentie kunnen wij waarnemen bij de
stapelwolken, die ook altijd een min of
meer breeder wordende kop hebben. Ver
schillende andere wolkensoorten vertoonen
aan dc randen kolkende bewegingen en als
men daarop goed acht slaat, zal men ge
waar worden, dat de wolkenflarden aan
den rand snel in de omringende lucht op
lossen, evenais de sigarenrook.
Nog andere uitwerkingen van de turbu
lentie kan men in den dampkring waar
nemen, o.a. bij op groote hoogte uitge
strooid zand of bij papiersnippers. Bekend
zijn de wolken van reclameblljetten, die
uit vliegtuigen worden geworpen en die
zich voor het bereiken van den grond,
over groote ruimten verdeelen.
Over de beteekenls van turbulentie in
den dampkring voor het weer en voor
enkele andere praktische aangelegenheden'
hoop ik in het volgend artikel te schrijven,
(Nadruk verboden).