rdenking van Groningen 'sontzet - Atletiekwedstrijden op te
7
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
LIÜ
Ml
r1
FEUILLETON.
'raid van het Glomdal
(Jaargang
DE 200 TON ZWARE ,,TOOG" voor de hefbrug te Barendrecht, zou gisteren wor
den gebeschen. Door het vastloopen van een der lieren kon de toog slechts halver
wege geheschen worden.
PRINS HENDRIK bij Roode Kruis-
oefeningen in de in aanbouw zijnde Ford
fabriek bij de Hembrug.
FINISH VAN DE 100 METER op de groote
atletiekwedstrijden op te Werve te Rijs
wijk. V.l.n.r. K. Jansen (le), M. v. d. Bergo
(2e), O. Benz, A. v. Welsener, A. Blik.
[TEN TER HERDENKING VAN GRONINGEN'S ONTZET.
van de gecostumeerde landelijke ruiters op de Groote Markt.
Op den achtergrond de Martini-toren.
BpS?
ISBAAN-MOTORRACES ïn het Gemeentelijk SportparK te
Alkmaar. De start van de lange afstandraces.
4 i
HET „WERELD-STRIJDCONGRES TEGEN DEN OORLOG" TE AMSTERDAM. -
De Hindoe-leider Patel in gesprek met de lersche deelneemster mrs. Charlotte Despar.
ATHLETIEKWEDSTRIJDEN OP TE WER
VE. Mej. Briejer (Ned. reoordhou'dsfcer)
won het nummer verspringen voor dames.
het Noorsch van Jacob B. Buil.
»le aan
lult
*ye lag aan de Glom. Het was de
noeve mijlen ver ln den omtrek,
«pad zuidwaarts naar het Groot
een ruiterpad noordwaarts naar
1 Elvedal, een ruiterpad van een
8 °ver wild gebergte naar het
we'ks kerspel de hoeve be-
Maar wilde men naar de berg-
k woest men zich in een boot
oreede Glom boomen, terwijl de
onstulmlgen bergstroom
"nen en ver beneden aan de
*b wal kwamen. Daar bleven
ouder gewoonte staan wach-
rien de bootslui kwamen en hen
'«Sb11 de woudhelling aan
«"Jken oever der Glom. Het ult-
„t„"?sch en nog eens bosch, de
,van den Hanekam ln het
ar Grötbratt ln het wes-
dier wijde eenzaam-
- êünsterende zilverstroom
aJb machtige güjding naar
- od sedert onheugelijke
f ÜMden k 0€ve gewoond. Vader en
ruL''Odrtelings Ola en Erik ge-
tr. (j-n Nils, wanneer er meer
1 Berte f n één generatie. De
1 Maar 3 Oltne, een enkele ook wel
er waren zelden meer dan
twee of drie kinderen in één geslacht en
meestal waren het zoons.
Hij, die nu eigenaar der hoeve was,
heette Ola Eriksen en had zich een vrouw
gehaald uit het Groote Elvedal. De vrouw
heette Kari. Ze kwam van de grootste
hoeve, die op Tryanaesl) lag, daar, waar
de Trkya ln de Glom valt.
Vroegere geslachten hadden liefst hun
vrouwen gehaald uit de naburige hoeven
aan de monding der Atna. Maar na ver
loop van tijd was het verkeer met het
Elvedal levendiger geworden, voorname
lijk gedurende den Kersttijd en zoo was
dan ook dit huwelijk tot stand gnomen.
Er waren ook? koeien uit het Elvedal
meegebracht naar de hoeve, een groots
soort. Ze waren genoemd naar hoeven en
naar dingen, die de jonge vrouw Hef wa
ren in haar ouderlijk huis.
Deze Ola Eriksen en zijn vrouw Kari
krpeen dit druischte in tegen de ge
woonte van het geslacht geen zoons.
De menschen verbaasden zich en ble™11
m afrochUng- En het mlnSt,;
EindèlUk, in het derde huwelijksjaar, werd
er een kind verwacht. Maar toen het
kwam.^was Zwakkelingen zljn lri
i0z frKer°en™rTastod\n|e
luidop Glomgaard, lachte en zei, terwijl
ze daar neerlag:
Tp moet geduld hebben.
r «^er<D^rabai™ddant
slede^op^don koop toe en bovendien nog
1) Naes Is landtong.
die groote woudstreek bij het Nekkjöls-
moeras, stelde zich tevreden.
Ja, dat kan wel zoo wezen, had hij
toen geantwoord. Daarna had hij een
versche pruim uit de koperen tabaksdoos
genomen en was heengegaan. Hij had bij
de schuur nog eenige staken op te stellen
voor het drogen van het koren ln den
herfst.
Den vierden dag was Kari Glomgaarden
weer op de been en aan het werk. En toen
het kind een maand oud was, reden ze op
een dag in October over het gebergte
naar de kerk ln het boven-Rendal om het
te laten doopen. Men moest de gelegenheid
waarnemen, terwijl de weg nog begaan
baar was. In den wintertijd werd het te
koud om met een kind over het gebergte
te rijden. De familie was groot en de
Peters behoorden tot de rijkste lieden van
het dorp.
Er werd heel wat beraadslaagd over den
naam en de ouders zaten wel een beetje
ln verlegenheid.
Een meisje als eerstgeborene zoo iets
was in de familie nog nooit voorgekomen.
Eindelijk kwamen ze overeen, dat ze
Berit zou heeten, naar haar grootmoeder
van vader's zijde. Het was toch het best
om haar maar dadelijk naar deze te noe
men! Men kon niet weten of er nog meer
zouden komen. De jonge moeder zag er
slecht uit. Maar Kari glimlachte slechts.
O er komen er stellig meer, weet
Je, zei ze.
Er kwamen er geen meer.
Op den terugweg over het gebergte werd
Karl Glomgaarden ongesteld en thuis ge
komen moest ze gaan liggen.
Ze reden vijf mijlen over het gebergte
heen om voor haar een dokter te halen.
Maar toen deze kwam, lag ze reeds te
kampen met den dood.
Ze had kraamkoorts gekregen. Toen de
oude dokter kwam, was het reeds naar
haar hoofd gestegen en toen hij heenging
was ze dood.
Maar het kleine meisje, dat ze achter
liet, "moest wel een sterker gestel hebben
dan de moeder, want 't smeulend levens
vonkje ln haar kwam den winter door.
Temidden der groote stilte van het
Glomdal groeide Berlt Glomgaarden op.
Ola Eriksen, de vader, hertrouwde niet.
Wel had hij het kunnen doen; dit was het
niet. Een vrouw was er noodig op de
hoeve. Maar Karen, zijn zuster, was terug
gekomen uit het Elvedal, toen de vrouw
stierf en de hoeve werd onder Karen's
flink beheer gelaten.
Zoo kwam het, dat Ola Eriksen niet
hertrouwde, maar eenzaam zijn levenspad
verder ging. Hij at veel en werd zwaarder
dan de mannen, die voor hem op de hoeve
hadden gezeten. Zoo sterk werd hij van
al die goede zulvelkost, zei men, dat hij
een paard kon optillen. Hij pakte zelden
aan, maar gebeurde het eenmaal, dan
deed hij het ook grondig, zoodat er ln het
dorp over gesproken werd. Meestal was hij
bereidwillig, maar, had hij zich Iets ln het
hoofd gezet, dan moest het er door.
Berit Glomgaarden werd vijftien jaar.
Ze zag zelden andere menschen dan die
der hoeve. Een enkele maal ging ze 's win
ters wel eens mee naar de kerk. Verder
zat ze meestal thuis.
Ze werd groot en blond, mooier dan de
spruiten uit het geslacht Glomgaard in
den regel geweest waren, ranker van ge
stalte en zachter van stem.
De menschen zeiden, dat ze dit van haar
moeder had en van die Heden bij het
Trya-naes.
Wanneer er Iemand op bezoek kwam, of
wanneer zij zich onder vreemden bevond,
was ze bescheiden en stil, zacht en
schuchter ln al haar doen, zoodat men
zich afvroeg of zij wel de geschiktheid zou
bezitten om eenmaal hulsvrouw te wor
den op de een of andere groote hoeve,
maar alleen haar tante Karen wist, dat
achter haar schuchterheid vaders weer
spannige aard verborgen lag.
Toen ze zestien jaar was, moest ze naar
het dorp om bij den dominee voor haar
belijdenis te gaan leeren. Rijdend op een
vrouwenzadel en door haar vader verge
zeld, kwam ze het gebergte over en bleef
gedurende de weken, waarin het onderwijs
plaats had, bij een familielid inwonen.
Er waren er velen van haar leeftijd,
zoowel jongens als meisjes. Maar zij be
moeide zich met weinigen, bijna met
niemand.
De eenige, met wie men haar nu en dan
zag praten, wanneer het toevallig voor
kwam, was een arme jongen uit het Glom
dal, die op een kleine pachthoeve woonde,
een halve mijl ten Noorden van de Glom
gaard ln de woudeenzaamheid aan den
Westelijken oever der Glom. Hij heette
Tore en de hoeve, waarop hij woonde,
werd Braaten genoemd. Ze lag vlak aan
de Glom en onder den Grötbratt. Het ge
slacht, waaruit deze Tore stamde, kwam
uit het Noorden. Van heel ver, uit Tolgen
meenden sommigen.
(Wordt vervolgd).