LEGKAART
NSJE EN DE KLEINE
POESJES.
BLADVULLING.
ALS ONZE KONINGIN
VERJAART!
[kaart stelt voor: Een wedloop tusschen twee olifanten. De knikkers rollen daarbij uit den zak.
(Nadruk verboden).
kij
h h
t f<
gen
ïen
ger
ar
aai
>orc
is een trouwe speelkameraad van
lans is nog maar een klein ventje,
staat nog in het loophek. Hij
iet altijd fijn, als Poes met hem
pelen. Maar op eens komt Poes
ïer terug. En zal ik je eens zeg-
larom? Ze heeft nu geen tijd om
n, want ze heeft het veel te druk.
uizen vangen zeker, zul je zeg
en, hoor, bij Hans thuis zijn hee-
geen muizen, 't Is heel iets an
aal- Poes het zoo druk mee heeft:
't vier snoezige, kleine poesjes,
voor zorgen moet. Die liggen in
lur in een mandje op een warm
Ie. En bijna den heelen dag ligt
irbij, houdt de kleintjes lekker
likt ze schoon en geeft ze te
'oes eens zoo nu en dan een be-
in de keuken of de kamer gaat
vinden de kleintjes dat heele-
•iet prettig. Ze piepen dan zoo hard
en. Dat beteekent: „Kom toch
ioes, we hebben het koud!"
vindt 't niets prettig in de schuur
't 't een schande, dat ze met haar
'adertjes daar neergezet is.
en dag is 't guur en koud. En
i is binnen de kachel aangemaakt,
«ft Poes dadelijk gemerkt. Zacht
Md loopt ze door het huls. Hans
Is gewoonlijk in de box en ziet
ndloopen.
is, Poes!" roept hij en rolt den
ten het loophek om met poes te
len. Maar Poes heeft geen zin
spelen. Ze springt in de box en
langs Hansje's dikke beentjes. Al-
lauwt ze maar zacht, net of ze
»ts te vertellen heeft,
ns springt ze weg en loopt haas-
lang in.
11 zie, daar is ze weer terug en
E't een klein poesje in haar bek.
een handigen sprong komt ze
s box weer binnen legt het kleine
le op het matrasje. Dan springt
M weer uit en verdwijnt uit de
P Vindt Hansje dat aardig, zoo'n
Een Oostersch vorst, die overal in den
lande om zijn zuinigheid bekend stond, gaf
zijn hovelingen eens een lesje.
Het was den vorst niet ontgaan, dat zijn
zuinigheid menigmaal het onderwerp van
hun gesprek vormde en zij zich daar spot
tend over uitlieten.
Op zekeren dag, toen de vorst door al
zijn hovelingen omringd was, zei hij:
„Gij lacht om mijn zuinigheid, maar
weet gij wel, dat ge mij groot genoegen
doet? Ik heb namelijk liever, dat mijn
hovelingen lachen om mijn zuinigheid dan
dat mijn geheele volk weent om mijn ver
kwisting."
Beschaamd bogen allen het hoofd. Zij
hadden de les begrepen.
(Nadruk verboden).
heel klein poesje! Op zijn knietjes gaat
hij er bij zitten en bekijkt het scheeu-
wende diertje. Maar daar is Poes alweer
terug, nu met het tweede kleintje in haar
bek, dat ze naast het eerste legt. En 't
duurt niet lang, of alle vier poesjes lig
gen in de box en vergenoegd spinnend
ligt de groote er weldra bij. Wat hebben
ze het naar hun zin met z'n zessen.
Hans, de moederpoes en de vier kleintjes.
Maar de vreugde duurt niet lang. Want
Hansje's moeder komt van boven en
vindt het heele gezelschap in de box.
„Neen, poes", zegt moeder, „Hansjes
box is geen poesenbedje. Je vindt 't zeker
te koud in de schuur voor je kindertjes.
Dat kan ik begrijpen. Maar ik zal je
helpen hoor!"
Dan haalt moeder de poesenmand uit
de schuur en zet die bij de kachel. Ze
neemt Poes op, die blaast van kwaad
heid. Ze heeft niet graag, dat iemand aan
haar kleintjes komt. Nu legt moeder de
schreeuwende poesjes in de mand en gauw
kruipt Poes erbij.
Poes vindt 't gezellig, dat ze nu weer
bij Hans in de kamer is. En Hans vmdt
het ook leuk. Als de kleintjes nu maar
gauw groeien, dan kan Hans met ze
spelen.
J. H. BRINKGREVE—ENTROP
(Nadruk verboden.)
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
't Is feest, groot feest in Nederland:
Oranjefeest! Hoezee!
Komt, jongens, meisjes! Vlaggen uit!
Loopt in den optocht mee!
De klokken luiden feest'lijk, blij.
d'Oranjezon verschijnt.
't Is of ter eere van het feest
De kleinste wolk verdwijnt!
Oranje sjerpen, strikken en
Veel vlaggen rood-wit-blauw,
Die zeggen: Heden is het feest!
Komt mee naar buiten gauw!
Wij scharen ons in rijen dan
Ter eer' der Koningin.
Onz' optocht is van 't heerlijk feest
Een goed en blij begin!
Zoo gaan wij naar het feestterrein.
Muziek voorop. Hoezee!
Er komt geen einde aan den stoet,
Want iedereen wil mee!
Wij zingen: Lieve Koningin,
Blijf lang voor ons gespaard!
Wij zijn zoo blij, omdat vandaag
Gij wederom verjaart!
Gij toont ons steeds Uw warme hart,
Waar 't ongelukk'gen geldt.
Is 't wonder dus, dat heel Uw volk
Op U zoo is gesteld?
Al ons Oranje, dat Gij ziet
En ook ons rood-wit-blauw.
Wil zeggen: Zelfs al zijn we jong,
Wij blijven U steeds trouw!
't Is feest, groot feest in Nederland:
Oranjefeest! Hoezee!
Komt, jongens, meisjes! Vlaggen uit!
Loopt in den optocht mee!
(Nadruk verboden.)