Geen wonder, dat Jantje met
zijn gedachten niet bij de
les kon blijven!
C.£.JeLilleHoger)>Jaar\
DE KLEINE SCHILDWACHT
Wat de Snelteeken
vorige week geteeke
Jantje was jarig!
Hoe vurig had hij naar dien dag ver
langd! Telkens en telkens weer had hij
den kalender opgeslagen en de dagen ge
teld. Maar eindelijk was de lang verwachte
dag toch aangebroken!
Vol ongeduld sprong hij 's morgens zijn
bedje uit en duwde voorzichtig de deur
van Vader en Moeders slaapkamer open.
Zouden ze al wakker zijn?
Daar hoorde hij Moeders lieve stem
zeggen:
„Ja, we zijn al wakker, hoor! Kom maar
gauw hier!"
En met één sprong was hij in het groote
bed. Wat werd hij geknuffeld!
Toen keek Jan de kamer eens rond.
Moeder ving dien zoekenden blik op.
Lachend zei ze:
„Kijk maar eens in die groote doos daar
in den hoek."
Nu, dat liet Jan zich geen twee keer zeg
gen. Dadelijk ging hij kijken. En wat vond
hij daar? Een trein! Een heuschen trein
met een echte locomotief! Van plezier
danste hij de kamer rond.
„Maar nu moet je je aankleeden, Jantje,
want anders komt je te laat op school,"
zei Moeder vermanend.
Toen Jantje was aangekleed en zijn bo
terham gegeten had, keek hij op de klok.
Teleurgesteld zag hij, dat het bijna tijd
was om naar school te gaan. Vader zou de
locomotief niet meer kunnen opwinden.
En nu kon hij niet eens zich, hoe die
mooie trein wel liep! Tranen kwamen bij
deze gedachte in zijn oogjes.
Moeder zag het en zei troostend:
„Nu, Jantje, het is Woensdag. Als je
thuis komt, kan je den geheelen middag
met je trein spelen. En dan zal Vader de
rails zóó mooi leggen, net als bij een ech
ten trein."
Iedereen zal begrijpen, dat Jantje dien
ochtend op school niet erg goed oplette.
Het was, of de juffrouw er iets van
merkte. Telkens vroeg ze hem het een of
ander. Kon ze nu niet op zijn gezicht
lezen, dat hij jarig was? Vertellen durfde
hij het niet. Die juffrouw was zoo groot
en streng en Jantje was erg bedeesd.
Plotseling kwam bij het kereltje de ge
dachte op: Hij zou met zijn trein naar
Oma gaan en dan moest Oma er ook in
stappen. Samen zouden ze ver weg rijden,
misschien wel heelemaal naar Amsterdam.
Dan kon Oma ook dien mooien leeuw met
zwarte strepen zien. O, hé, wat vroeg de
juffrouw daar? En zonder er bij na te
denken, kwam over zijn lippen:
„Amsterdam, juffrouw."
„Maar Jantje, wat is dat nu? Ik vroeg
waar den Helder lag!"
Beschaamd liet Jantje het hoofd zak
ken. Ja, hij moest toch opletten, want hij
wilde graag een knappe jongen worden,
om later veel geld te verdienen, zóóveel,
dat Moeder eiken dag kon gaan autorijden.
Maar ondanks zijn goede voornemen
dwaalden zijn gedachten toch weer naar
zijn trein af. Zou zijn trein ook kunnen
fluiten? Hè. dat had hij nog niet eens ge
probeerd! Dan zou hij tegen Kees kunnen
zeggen, dat hij een trein had, die echt
fluiten kon. Kees sneed altijd zoo op over
zijn auto met electrische lampen. Phoe!
't Mocht wat zün! Zijn trein ging immers
veel vlugger dan die auto van Kees. En er
konden ook veel meer menschen in. Hij
zelf zou dan chef wezen en bellen om den
trein te laten vertrekken. Wat was dat?
Wie belde daar? Maar dót mocht niet, hij
moest zelf bellen! Een beetje wezenloos
keek hij op.
Alle kinderen gingen naar buiten. Hè,
het was natuurlijk de schoolbel! Nu moest
hij toch om zichzelf lachen. Verbeeld je
eens, dat hij gezegd had: „Wil je dat eens
laten, blijf van mijn bel af, dat mag ik
alleen!" Dan zou de juffrouw wel echt
boos worden.
Vlug pakte hij zijn tasch in en liep op
een drafje naar huls, waar hem een heer
lijke middag wachtte.
En 's avonds, in zijn bedje, droomde hij
nog maar steeds van den trein en van de
juffrouw, die boos op hem was.
C. d. J.
(Nadruk verboden).
-
Zachtjes als de kind'ren slapen
Zweven Elfjes door het bosch.
Ook Kabouters wuiven vroolijk,
Dansend over 't groene mos.
Want het is nu volop zomer
En vannacht is er groot bal.
't Elfen- en Kaboutervolkje
Kregen invitaties al
Van den Koning der Kabouters.
Waar hij woont? In d'ouden eik!
Maar als kind'ren komen kijken,
Neemt hij daaruit fluks de wijk.
Zie ze dansen, zie ze zweven!
Allen in een lange rij.
Kleine trippelpasjes makend,
Elk is vergenoegd en blij!
Ook de maan komt even kij
Zij houdt van het bosch h
In den nacht als 't kleine
Daar zoo opgewekt viert f«
Maar bij 't eerste morgen
Gaan ze allen fluks naar
Want als menschen kunnen
Is 't voor hen niet langer
In het bosch. Kabouters,
Dansen toch alleen maar
In den nacht. Is dat niet
Och, wat was ik daar graag
Daarom ga ik er van droorc
Als ik 's avonds lig in bed.
En dan heb 'k met de Kabo
En de Elfjes tóch 's nach'
(Nadruk
e
lans
ij st
iet
pele
ier
laro
v
luize
len,
gee
aar
ft a
e vc
uur
door
C. E. DE LILLE HOGERWAAED.
Vóór 't paleis der Koningin
Stond een schildwacht stram,
Toen er plots een kleine baas
Glunder kijkend kwam.
't Ventje van een jaar of vier
Keek den schildwacht aan,
Hield zijn stok nu als geweer
En bleef roerloos staan.
Schildwacht was hij immers nu,
Schildwacht in het klein,
Als hij groot was, zou hy vast
'n Echte schildwacht zijn!
En de groote, groote man
Keek glimlachend toe
Naar zyn kleinen kameraad,
't Ventje werd niet moe!
Het publiek, dat langs kwam, dacht
Wat een leuk gezicht!
Al is 't schiidwachtje nog klein,
Toch doet hy zyn plicht!
.(Nadruk verboden).
De vier en twintig dieren
Aap
Beer
Casuaris
Drommedaris
Eekhoorn
Fret
Giraffe
Hyena
Inktvisch
Jagoear
Kangoeroe
Leeuw
Miereneter
Nijlpaard
Olifant
Papegaai
Raaf
Struisvogel
Tijger
Uil
Vos
Wolf
Ijsbeer
Zeeleeuw.
JNadrufc verboden).
e. 1
trbij
lik-
oes
in
i» 1
iet
one:
wflpnoe
vin
it
kinc
:en
li is
keft
nd
Üs
one]
les,
tttei
spe
sp
lai
na\
iet«
een
j ga
Ir z
feit
leer
les
qe i
■er
er.