Jaargang
Donderdag 18 Augustus 1932
No. 34
HOOFDSTUK XIII.
De Postwissel,
ir dagen na de picnic op de hei
verblijd door een postwisseltje
erland. Toen zij 's morgens be
am, lag het net als een brief!
haar bord. Zij bekeek het adres
g en ja, haar naam stond er op:
:ouw L. de Bont. 't Leed dus geen
e postwissel was voor haar be
de som, vijf gulden, zou haar
lostkantoor worden uitgekeerd,
icgreep Loek niet, waarom zij die
en Moeder kreeg. Ze was niet
et was geen feestdag, het kon ook
zijn, omdat ze op school was
n! Maar waarom was het dan
keerde den postwissel eens om
stond duidelijk door Vader op
„Om in de vacantie naar
dvinden te besteden".
dus de bedoeling van het geld,
ieuw vroeg Loek zich af: „Waar-
traatje?" al was zij er natuurlijk
wolken.
de dan ook niet de geheime be
an Vader en Moeder, die eens
n, hoe zij het geld besteden zou.
g het zelfzuchtige, ijdele meisje
de vacantie was, dan zou alles
van haar eigen-lieve-zelf wor-
igeven. De vijf gulden zouden
Dlijk omgezet worden in een ket-
rmband, snoeperij of een boek.
ad reeds in het vooruitzicht
ferbiijf op Dennenheuvel een
ng ten goede gezien in het feit,
»oor allen een verrassing gekocht
zou haar meisje niet weer in
i fout vervallen zijn?' Zij had er
over gesproken en er was be-
>ek op de proef te stellen door
gulden te zenden, die zij naar
ivinden besteden mocht,
elde zich den koning te rijk. Vijf
oor haar alleen! Wat een schat!
»u ze daar allemaal niet voor
:oopen! Eén gulden was al heel
m op eens vijf tegelijk! Ja, wat
voor koopen? Allerlei plannen
trijgertje te spelen in haar bol.
kon niet dadelijk een besluit
Was te moeilijk, veel te moei-
dat hoefde immers ook niet!
och den tijd om er rustig over
ken!
rste werk na het ontbijt zou zijn:
to ontvangst te nemen. Lachend
i Bert aan: voor haar naar het
or te gaan om het geld te halen,
c wilde dat graag in hoogst eigen
oen. De gang naar het postkan-
kte immers al deel uit van do
verrassing!
i Tante begrepen dit wel. Maar
in haar rijkdom grootmoedig
e voor, Jaapje en Beppie mee te
Izoo ging zij na het ontbijt dan
et tweetal in op weg.
ite oogen en vol eerbied aange-
r de kleintjes, zette Loek al
•ügszins beverig haar hand-
op de daartoe bestemde plaats,
rden er door den vriendelijken
wee blanke rijksdaalders vóór
Ingezonden door N. N.
Jantje was altijd zoo onbeleefd. Zijn
ouders trachtten het hem af te leeren, maar
het hielp zoo weinig!
„Geef de boter eens aan", zei Jantje
gisteren aan het ontbijt.
„Maak je zin af", zei de moeder, „geef
het zout aan, als je.
„Als je d'r bij kan!" voltooide Jantje
de zin.
Midden in den nacht wordt een dokter
bij een zieke geroepen.
„Och dokter ik heb zooveel pijn, dat ik
bijna zou willen dat ik dood was".
„Kijk dan hebt u erg verstandig gedaan
met mij te laten komen."
Pietje: „Moeder, waarom bestaan er
eigenlijk leelijke woorden, als ik ze toch
niet mag gebruiken?"
Zusje zat op den grond te spelen, toen
de zon erg in haar gezicht begon te schij
nen.
„Ga weg, stoute zon," riep Zus en sloeg
naar de zonnestralen.
„Maar Zus, ga dan wat op zij, dan hin
dert de zon je niet meer," raadde Mama
haar.
„Neen," zei Zus koppig, „dat doe ik niet,
want ik zat hier het eerste."
haar neergelegd, die ze veilig in haar
beursje stak.
't Was maai- goed, dat er tusschen het
postkantoor en Dennenheuvel geen winkels
waren, want het geld scheen in Loeks
taschje te dansen en zij zou wellicht later
spijt hebben van een overhaasten koop.
Alles had zij er wel voor willen koopen
en..niet voor zichzelf! Ze zou willen be
ginnen met de kleintjes iets te geven.
Iedereen had ze wat willen geven. Vijf
gulden was een kapitaal! Haar heele om
geving zou zij er gelukkig mee kunnen
maken. Dat had ze vannacht ook niet ge
droomd! O, wat was het leven toch
heerlijk!
Met stralende oogen liet Loek Tante
Truus bij haar thuiskomst de twee rijks
daalders zien.
„En?" vroeg mevrouw Tervooren lachend.
„Wat denk je er mee te doen?"
Loek moest eerlijk bekennen, dat zü het
nog niet wist. Aan zóóveel dingen had ze
gedacht, dat de keus hoe langer hoe moei
lijker werd en zij maar niet besluiten kon.
,,'t Heeft heelemaal geen haast!" zei
Tante Truus. „Ik zou er maar eerst eens
een nachtje over slapen".
Ja. dat leek Loek ook het beste. Mn-
schien zou ze morgenochtend, als ze wak-
ker werd, in eens weten, wat het zijn zou.
Toch waren haar gedachten dien gehee-
len verderen dag telkens weer bij de rijks
daalders. 't Was ook zoo heerlijk, die hee
lemaal naar eigen goedvinden te mogen
besteden en het onverwachte ervan maak
te het dubbel aantrekkelijk!
(Wordt vervolgd).
i Historisch).
Onze kleine, dikke Loetje
Krijgt bepaald een mager snoetje,
En ze zag ook van de week
Zoo betrokken en zoo bleek!
Spelen doet zij zonder lust,
Sprak mamaatje ongerust.
„Dat mag zóó niet langer duren,
'k Zal eens om den dokter sturen",
Dokter kwam, kwam nog eens weer,
(Loetje was wat fijn en teer).
En toen zei hij heel beslist,
Dat hij maar één middel wist,
Door 't gebruik van witte boonen
Kreeg zij vast weer roode koonen,
Eiken dag. niet te vergeten.
Moest zij tweemaal boonen eten.
't Kostje stond het kind niet aan?
O, dat zou gerust wel gaan
Loetje keek zoo zwart als roet,
Maar de dokter zei: „het moet".
Loetje gilde uit alle macht
Toen men haar de boonen bracht.
Perste saam haar kleinen mond
Wierp het bordje op den grond.
Als mama dan smeekte en bad
Als papa er eerst „drie" at
Iedereen wat moest verzinnen.
Ging de eerste hap naar binnen.
En na ongeveer een uur.
Waren ze allen over stuur.
En een groot kwartier daarna.
Riep de moeder, luid: .Hoera
Ach, zoo ging het alle dagen
Onder schreien snikken, klagen,
Loetje op haar stoel gezeten,
Moest haar bord vol boonen eten.
Maarhoe zal ik het beschrijven
Zonder nu te overdrijven,
Eensklaps scheen het best te smaken
(Kinderen zijn soms vreemde snaken).
Als zij nu haar portie kreeg,
Was haar bordje spoedig leeg!
En riep Loe met veel vertoon:
„Zie eens ma.mijn bord is schoon".
Dan liet zij haar bordje kijken
En kreeg luide huldeblijken!
Maar het slot Is tot mijn spijt
Vol bedrog en narigheid!
Woensdag was het kamerdag,
Dan ging Mina aan den slag.
En dan liet zij de gordijnen
In een grooten aak verdwijnen.
Toen zij een gordijn wou pakken,
Dacht zij door den grond te zakken,
Want, o hemel, in een hoek
Lag.... één witte-boonekoek!
Hoopjes boonen op een rij
Lagen onder 't kleed daarbij!
Wat er verder is geschied,
Heusch, dat zeg ik liever niet,
Maar zoo 'k hoorde, liep de straf
Nog al héél genadig af....
(Nadruk verboden).