gang Donderdag 11 Augustus 1932 No. 33 ENNENHEUVEL De Kogel is door de Kerk. door I LILLE HOGERWAARD. Hoofdstuk XII. I Op de heide. or lommerrijke bosschen en let door open velden gereden |arop de late haver nog aan stopte Oom Bert op een midden op de Iraai bloeien- ver als het oog zien kon, irse oppervlakte zich naar hier en daar slechts afge- len donker dennenboschje of berkeboomen, waarvan het |eheel bij het groote heide- het hier heerlijk naar mevrouw Tervoren uit en snoof dien zoeten zomer en nu een plekje op het ende trommels deden Ze bleken werkelijk onuit- zijn! En wat smaakte alles [lekkerder dan wanneer Je eld precies dezelfde boter- honger als ze hadden! tilde dat heele tooneeltje wel pe gevoelige plaat vastleggen I een paar leuke kieken van gemaakt, daar midden in ervan beet Bob zelfs sma- ppel! Ijk waren allen toch ver- pe Oom Bert aan de grooten voor. Nu, daar waren ze r te vinden: Loek, Miek, Bob .vijl Tante Truus met een jple een veilig holletje booa «men der bijtjes te luisteren i anderen arm Jaap je tegen punen. Het duurde niet lang, adden de jeugd in slaap ge- Moeder moest werkelijk al Inspannen om haar oogen kn en ook niet onder zeil tc len wel of de bijtjes samen hadden hun allermooiste or de achterblijvende te pen maakte Oom Bert met ien heerlijke wandeling over i alleen goed uitkijken, waar izet werden, want tonijnen II hun holen gegraven en ae frborg die gaten soms bijna [werden er groote bosschen jtm later mee naar huis te was zelfs van plan haar hel- I het eind der vacantle nice pam te nemen, om op die ®rig een levende herinnering ierlijken dag te hebben, i zagen zij een schaapherder de en natuurlijk moesten zij dichtbij bekijken. Het trof de schapen juist hun kant 'oodat Oom Bert en de jeugd beter kon onderschelden, en massa. Frd!" zei de herder, met wlen Praatje had aangeknoopt. Ci?oit eentJe weg?" vroeg en benauwend idee voor den |op drie honderd schapen te „Daar helpt Juun mij voor zorgen", ant woordde de scheper. „Juun en ik zijn alle bei herder en ieder heeft zijn eigen werk te doen. Zoodra een schaap wat afdwaalt of een eindje achterblijft, neem ik een kluitje aarde in het holle uiteinde van mijn stok en gooi er mee ln de richting van het schuldige dier, dat zich dan weer bij de andere voegt, terwijl Juun elk schaap, dat achter blijft, naar de kudde opjaagt. Ja, ja! 't Is goed uitkijken, als je met drie honderd schaapjes uit bent!„ Niemand twijfelde aan de waarheid van deze woorden en de wandeling werd weer voortgezet. Na een tijdje kwamen ze aan een groote schaapskooi, al begrepen ze niet dat daar drie honderd schapen ln konden. „Ik heb liever wat meer ruimte, als ik slaap!" merkte Loek op, maar Bob zei: Och, als je een schaap was, wist je niet beier!" Toen de jeugd eindelijk haar beentjes begon te voelen en Loek meende, dat ze nog een heel eind zouden moeien loopen, vóór ze weer bij Tante Truus en de klein tjes waren, liepen zij een smal kronkel paadje af door een dennenboschje en stonden weldra vóór hen Jaapje en Beppie hadden hun dutje uit en waren onder leiding van mevrouw Ter voren druk bezig de auto met hei te ver sieren. De grooten hielpen nu een handje en weldra zag de „familiekar" er bijna even paars uit als de hei. Bovendien had den ze elkaar allemaal met hel versierd en had Oom Bert zelfs een paar fijne takjes in zijn knoopsgat. Nog even een kiekje!" zei hij en al was het jammer, dat hij zelf de opname maken moest en er dus niet „op" kwam, toch werd het een aardige kiek met al die vroo- Jjjke gezichten. Het gezelschap zat vóór de auto in de hel en de versierde „familie- kar" werd dus ook vereeuwigd. .Hei genoeg!" eei Oom Bert, terwijl hij met zijn bol achter het toestel verdween en even later een paar opnamen maakte. „En nu weer instappen!" klonk het .toen hij klaar was. Eigenlijk vond iedereen het jammer. Ze hadden best nog wat willen blijven temid den van die zoet geurende hei. Oom Bert stopte echter weer spoedig voor een aardige uitspanning en comman deerde „Uitstappen allemaal!" „Wat gebeurt er nu?" dacht Loek, maar in" het volgend oogenblik wist ze het al, want ze hoorde Oom tegen de boerin zeg- pgQ „Een berg pannekoeken alsjeblieft! Kan 't een beetje vlug?" „Da' zal wel göan!" antwoordde de boerin. „Wi bint juust an 't bakken!,, En hoewel wachten altijd lang duurt, vooral wanneer het op een pannekoeken- berg is, werd de tijd toch bekort door allerlei raadseltjes, welke Oom en lante om de beurt opgaven. Onder luid boera-geroep werd de pan- nekoekenberg ontvangen en nu duurde het niet lang meer, of allen zaten te smul len, alsof zij den heelen dag nog niets ge had hadden. De buitenlucht maakt hongerig!' merkte Tante Truus op, toen zij den pannekoe- kenberg in een vlug tempo zag slinken. ,En nu naar huis!" zei Oom Bert, ter wijl het nog steeds met hei versierde ge zelschap in den auto stapte. Het was nog een heele rit, maar te lang was die niet! Loek lachte zelfs: „Ik zou altijd wel zoo willen doorrijden „Hoera, Moeder! De kogel is door de kerk! Ik mag leeren fietsen, heeft Vader gezegd." Met deze woorden stormt Jaap de huis kamer binnen, waar Moeder zit te naaien, terwijl Anneke bij het poppenledikant zit en haar kinderen in slaap zingt Lachend atwoordt Moeder: „Ja, Jaap, ik wist er van! Vader en ik hadden afgesproken, dat Je mocht leeren fietsen, als Je een mooi rapport hadt!" „Ikke ook!" roept Anneke, maar Moeder zegt lachend tegen haar jongste: „Nee, kleine prul, Jij moet nog een paar jaartjes wachten." Dit antwoord bevalt de jongedame hee- lemaal niet. 't Lijkt wel, of de waterlan ders in aantocht zijn. Maar als Moeder zegt, dat ze nog wat zingen moet, want dat Liesbeth, de grootste pop. nog niet slaapt, vervolgt ze haar wiegeliedje. Den volgenden dag krijgt Jaap zijn eerste fietsles van Vader en Anneke is ln de wolken, als ze eens op Vaders flets zit ten mag. Daar komt Tante Loes aan. „Zoo, Anneke-klndzegt ze, „mag jij ook leeren fietsen?" „Ja, Tante!" juicht het kleine ding. „En ikke mag maar zóó! Ikke hoef geen mooi raoport te hebben en voor ikke hoeven ze ook niet door de kerk heen te schieten!" „Wat bedoelt ze toch?" vraagt Tante Loes verwonderd. Vader weet het niet en moet het ant woord schuldig blijven. Maar als Moeder later hoort, wat haar kleine meld gezegd heeft, wordt het haar plotseling duidelijk, dat Anneke de woor den, door haar broertje den vorigen dag gebezigd, wel wat heel letterlijk opgevat heeft! Hoe kon 't kleine ding ook weten, dat Jaap geen echten kogel en geen echte kerk bedoelde? CARLA HOOG. (Nadruk vedboden). tot. men" totwe in Zwitserland uitkwa- u, hoe verheugde zij er zich op, dezen heerlijken dag aan haar ouders te be schrijven en er de kieken bij te doen om het geheel te illustreeren. Wat had zij toch een eenige vacantie! Aan het middagmaal werd dien dag niet zoo heel veel eer bewezen. Maar dat was te begrijpen en Tante Truus deed dan ook maar één oog dicht. Bijtijds gingen allen dien avona naar bed en toen Tante Truus even later de ronde deed, sliepen ze als rozen ofals kinderen, die een heerlijken dag op de hel doorgebracht hadden. In de kamers stonden alle vazen met hel gevuld Er hing een zoete geur. En uien de familie den volgenden morgen aan net ontbijt zat en Tante Truus die bruin-ge brande gezichten zag, dacht zij: „Wij hebben gisteren gezondheid met lepels ingenomen!" 't Was een onvergetelijke dag, vooral vcor Loek, dat meisje uit Amsterdam, dat nu een echt buitenkind geworden was. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 11