J3«* Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 23 Juli 1932
Vierde Blad
No. 22190
IETS OVER HET OUDE
,Z0MERZ0RG".
UIT HET NEDERLANDSCHE
PARLEMENT
ANITA PAGE.
JÊL herinneringen voor Leidenaars
mdelmgen, ook nog eenige ge-
een zonderling samenstel van
itken van verschillende hoogte en
i waarin en waaraan men gedu-
eén tijdperk van 112 jaren voort-
veranderd en z.g. verbeterd heeft;
de koepel, hoewel op het laatst
onherkenbaar misvormd, was een
inkelijk gebouwtje op zich zelf,
de groote koffiekamer destijds
Ir bonden. Tot den tijd, dat de laat-
ïter op zijne beurt aan het veran-
oeg hing er een alleraardigste tee-
uit'het midden der vorige eeuw,
ende het koffyhuis en tevens ver-
t,de naam van huis en eigenaar
in sierlijke letters. Buiten een
.n fonteintje met gebeeldhouwden
,kop bood reeds toen het inwen-
,ts antieks of merkwaardigs meer.
'voor wij over Zomerzorg als open
duw handelen, dient een en ander
jver wat er vóór dien tijd was, dat
velen allicht nieuw en onbekend,
fcventiger jaren der vorige eeuw be-
jn den achtergevel rechts voor
■n tuin betrad, een gedenksteen,
A Wittert 1773. De eenige op
betrekking hebben kan, is Adriaen
heer van Bloemendaal (bij Amers-
e van 1742 tot 1805 leefde, een ge-
zonderling man- In 1765 tot
-h geestelijke gewijd, studeer-
_Mvan 1771 tot zijne promotie vier
Koer als Dr. in de rechten in Leiden
m verbleef nog vier jaar als pastoor zijner
Ha^ruim bemiddeld, is het niet on-
LLSSv dat hij zich een eenvoudig op-
^^Huiten de stad het bouwen, dat hij
poch
derkeri wederom van de hand deed. Ware
—Bi. binnen de Leidsche wallen gele-
ihdan zou het eene kleine moeite zijn,
?9ï?«Shiedenis van het perceel te vinden;
Sb mttot 1896 onder Oegstgeest lag, is dit
^KSftehét merkwaardig, dat toen hij uit
He kerk trad in 1791 ,om te kunnen trou
wen hij zich vestigde op „Bystad" onder
Gouda, waar zijne vrouw in 1803 stierf,
waarop hij weder tot de Kerk terugkeerde
Bvstad" heette ook eene aanzienlijke bui
tenplaats, naast Zomerzorg aan de Noord
zijde gelegen. Men vindt het afgebeeld in de
bekende 100 fraaiste gezichten van Rijn
land door A Rademaker, in 1732 te Ara-
uitgegeven. Het hoorde tóen aan
ujjjtoTi overigens onbekenden Leidenaar Jo-
han Regaal. Het was in 1797 reeds eenigen
tijd gesloopt; na 1784 was dit in toene
mende mate het lot van tallooze lustplaat
sen inleiden's omgeving. Mr. Ysbrand van
Dam, uit Leidsche magistraatsfamilie,
verkocht het terrein op 13 Sept. 1797 aan
zekeren Peltenburg; als belendend per
ceel aan de Z. O. zijde wordt daarbij ge
noemd: de lustplaats Vijverlust, toeko
mende aan de Wede. Mr. Jacob van Neck
en de Wede Hoppesteyn- Een en ander
besloet zoowel het latere Zomerzorg, als
ook apmerlust. Kort daarna moeten die
weduwen haar bezit hebben overgedaan
aan Vrouwe Geertruida Johanna West-
palm, sinds 1784 weduwe van Mr. Johan
Hendrik van Panhuys. Zij woonde in het
oudjgfamiliehuis van haren man op het
Steenschuur met haren eenigen zoon
Pïeter. die in 1757 te Utrecht geboren was
en sinds 1788 raad in de vroedschap, ook
het-(thepenambt alhier bekleed heeft tot
de omwenteling van 18 Januari 1795 hem
van het kussen stootte. Wellicht was er
reeds een geriefelijk buitenhuis op Vij
verlust aanwezig, doch waarschijnlijker
lijkt mij, dat dit door mevrouw van Pan
huys en haren zoon werd opgericht op
eene hoogte ten O. van de muziektent,
want nadien komt de plaats eenige malen
voor als Vijverberg, ook toen de moeder 27
Mei 1808 daar overleed. Binnen een hoogen
singel van loofboomen werd de vijver om
ringd door tuinen in den ouderwetschen
stijl. Aan den weg tegen de grens van By
stad stond de koepel, die desgewenscht
den bewoners wat vertier verschafte, daar
achter was eene houten kolfbaan langs de
Noordgrens aangebracht- Voor den heer
van Panhuys was het wonen buiten het
toenmaals steeds achteruitgaande Leiden
veel goedkooper, doch zoodra het juk der
Fransche dwingelandij was afgeschud,
was hij, in tegenstelling met zoo vele an
deren, die de tijden van het ancien régime
niet wenschten te vergeten, weer bereid de
stad als raad te dienen, wat hij tot aan
zijnen dood, op 24 Sept. 1835 voorgeval
len. deed. Op 28 Aug. 1814 werd hij be
noemd in de ridderschap van Utrecht, van
waar hij geboortig was, terwijl hij in dat
gewest ook goederen bezat.
Hij vestigde zich dus weer binnen
Leiden's wallen en verkocht Vijverlust, dat
werkelijk den naam van lustplaats mocht
dragen, aan Hendrik Dewald, doch reeds
1 Nov. 1816 werd het wederom overgedra
gen aan den paardenarts Josephus Rubens,
die er slechts vier jaar genoegen van had
en 13 Oct. 1820 alles overdroeg aan Johan
Jacobus Selier, een Leidsch tapper. Toen
moet het woonhuis zijn afgebroken en
zooals in het Holland dier dagen gebrui
kelijk was, werd de afbraak gebezigd ter
uitbreiding van de gebouwen aan den weg
en inrichting tot Koffyhuis. Of die zaak
bloeide, weet ik niet, doch, voordat wij van
Vijverlust als buitenplaats afstappen, nog
een enkel woord over Jhr. van Panhuys,
volgens (de toenmaals nog zeer sobere i
necrologie in de Leidsche Courant, 'n ver
dienstelijk en algemeen geacht magistraat
dezer stad.
Als laatste mansoir van een aanzienlijk
geslacht, dat reeds in Holland gevestigd
was. toen de groote schilders der 17e
eeuw in opkomst waren en mede door er
fenis uit vrouwelijke lijn, bezat jhr. van
Panhuys, heel veel op dit gebied. Had
Leiden toenmaals een museum gehad, ge
wis ware der stad niet ontgaan het merk
waardig en door hem gelegateerd familie-
tafreel, thans in het Mauritshuis, voor
stellende zijnen voorvader: Pieter van
Panhuys, theraurier en schepen van Ant
werpen (15291586), diens echtgenoote
Margaretha van Eyckelenbergh genaamd
Hooftman en hun talrijk gezin. Doch hij
had nog veel meer.
De tegenwoordig bestaande familie van
Panhuys stamt af_van eenen jongeren
zoon van jhr. Pieters stamvader in de 15e
eeuw. De eerste hunner, die uit Maastricht
door zijn huwelijk in onze Noordelijke ge
westen terecht kwam, stelde waarschijn
lijk door de doodsaankondiging van den
Leidschen naamgenoot en wellicht geheel
onbekenden neef, gewekt, belang in diens
nalatenschap. Nu waren de drie gehuwde
en veel oudere zusters des erflaters over
leden en de aankondiging werd geteekend
door de boedelbeheerders: A. Zuurdeeg en
N. J. Teerlink. Deze richtten een antwoord
tot hem, dat mij onlangs onder oogen
kwam en dat boekdeelen spreekt over de
toenmalige kunstwaardeering.
„Aangaande Uw verzoek omtrent inlig-
ting over pourtraiten der Familie, zoo
diene, dat Z. H. W- G. heeft gelegateerdt
gehad aan het Kon. Kab. binnen "s-Gra-
venhage een familietavreel, waarop Z. H.
W. G.'s voorouderen zijn afgemaald. Wij
ders heeft Z.H.W.G. in zijne generositeit
aan menigvoudige nigten en neven per
occasie zijne wel schoonste kabinetstuk
ken, weggeschenkt, als van voorname
meesters, Dou, Metsu, Mierissen en ande
ren, hebbende Z. H- W. G. slegts behouden
inferieure doeken, meest pourtraiten, met
ende zonder wapens vercierd, van dewelke
wij geen grooten dunk hebben, dat zij veel
gelts waardig zijn. Men zegt geschildert
van Hals, Lievens, Rembrandt en dierge
lijke, doch meest op morsige wijze."
Laat ons niet vergeten, dat nu juist
eene eeuw geleden, eene van Holland s
mooiste schilderijenverzamelingen werd
verkocht en een van Rembrandt's schoon
ste „pourtraiten" in A'dam voor f. 600.
ging en een „kabinetstuk" van Metsu het
in dien tijd, die nog heel wat meer ont
redderde, dan de onze, tot f. 12.600 ver
mocht te brengen.
Wat er tenslotte van de „morsige" stuk
ken terecht is gekomen, valt niet meer na
te gaan. Het noordelijk „familielid" zal
zich tenslotte weinig bekommerd hebben
over beeltenissen, die niets met zijne voor
vaderen te maken hadden en de afstam
melingen der zusters van den erflater zijn
zoo talrijk, dat het vrijwel onmogelijk is,
na bijna eene eeuw tijdsverloop, te gaan
naspeuren, waar het een en ander, dat
wellicht ook de kamers op Vijverberg ver
sierd heeft, beland is.
De weduwe van den tapper Seljee, He
lena Reyken genaamd en hertrouwd met
Ary Wassenaar verkochten hun bezit op 15
Mei 1838 aan J. Couvee Sr. ten bate van
diens gelijknamigen zoon. Terstond werd
de zaak duchtig aangepakt, niet alleen
werd het gebouw gezelliger gemaakt, doch
ook de tuin onderging eene geheeie ver
andering. De stijve laantjes en parkjes
verdwenen en de tuinarchitect J- C. Rod-
bard. die een tijdlang met von Slebold
samenwerkte, bracht eenen aanleg in En-
gelschen trant daarvoor in de plaats, die
algemeenen lof mocht inoogsten. Nog den
zelfden zomer werd begonnen met de
concerten in den tuin, eerst door Leidsche
klachten onder leiding van den muziek
meester Froschart, sinds 1841 door F.
Dunkier met zijne grenadiers en jagers.
Voor f. 6.kon men zich op 8 concerten
abonneeren. De aanleg van den spoorweg
vanuit de richting Amsterdam werd nu
juist 90 jaren geleden voltooid, anderhalf
jaar later gevolgd door de verbinding met
de residentie. Zoo werd Zomerzorg, want
dien naam had Couvee aan zijn nieuw be
zit terstond gegeven, vanzelfStationskof-
fyhuis, dat het eene bekendheid ook voor
niet-Leidenaars gaf over heel ons vader
land en tot ver over de grenzen, toen Kat
wijk en Noordwijk beroemde badplaatsen
werden. Den grootsten bloei beleefde het
echter nadat Abr. Couvee 1 Maart 1849 de
zaken had overgenomen. Bijzondere zor
gen werden steeds aan den tuin gewijd:
buiten de populaire concerten, sinds 1853
door H. Völlmar inplaats van Dunkier ge
leid, waren er nog tal van muziekuitvoe
ringen. In 1854 werd de oude kolfbaan ver
vangen door eene feestzaal en de keuken
was er zoo beroemd, dat allerlei feestvie
ringen van burgers en studenten vanzelf
op Zomerzorg waren aangewezen; zoo was
er sinds 1855 geregeld de jaarmaaitijd van
de Mij„ van Letterkunde. Ook voor ten
toonstellingen trok men bij voorkeur daar
heen. Dat heeft zoo de geheeie tweede
helft der 19e eeuw door geduurd, ook
nadat J. Couvee Az. de zaak van zijnen
vader had overgenomen. De uitbreiding
van het verkeer, het-rijwiel is daarbij een
factor van beteekenis geweest, dreef de
menschen op den duur verder van huis
en dat heeft voor Zomerzorg, sinds het
begin dezer eeuw overgegaan in handen
van de H. IJ. S. M., veranderingen van
belang gebracht, al bleef het onder opeen-
door D. HANS.
Nummer 51.
Hebt ge. waarde lezer, al eens een
trouwpartij bijgewoond, waar gewacht
werd op den Bruigom, die over tijd was?
Ik. helaas, wèl.
Het is martelend.
Toen hij vijf minuten te laat was, wer
den er een paar grapjes gemaakt tegen
de bruid. Hij komt niet! Hij heeft berouw!
Hij heeft geen zin in levenslang! Hij is een
ander tegengekomen! De bruid snoezig
in haar smetteloos-^ijden costuumpje,
d'oranje bloesem in vollen fleur, lachte
vroolijk. Toen de vijf minuten er tien
werden, was er nog maar één aanwezige,
een cynisch aangelegd zakenman, als ge
tuige fungeerend. die een grapje verkocht.
Het werd een kwartier, twintig minuten;
en het hééle huis was één zenuw. De
bruid huilde. Een ongehuwde tante be
weerde, dat ze nóg eens zoo Jets gehoord
had: van een bruigom, die wègbleef. en
van een ééwlge bruid. Papa liep blnnen-
monds allerlei leelijke woorden te knal-
potten, mama rilde in d'r stijve zwarte
toilet.
De bèl. Gelukkig. Het was een man die
vroeg of er niks op te ruimen viel. 't Werd
tragisch.
Alleen tante triomfeerde. Zóó zijn de
mannen. Wist ze wèl. Daarom was ze
nooit getrouwd.
Na 23 min. 30 2/5 sec. kwam de Bruigom.
Hij viel als een bom binnen. Z'n auto had
een defect gehad. Alles jubelde. Niemand
was boos. En toen ging men trouwen.
Zóó is in de Tweede Kamer het wach
ten op nummer 51. Zoolang dit exemplaar
er niet is, kan men niet beginnen. Hij Is
de Bruigom op wien gewacht wordt, om te
trouwen. En déze Bruigom is altijd te laat
Er zijn van die kleinigheden in het
dagelijksche leven, die een wereld van
geheimen op zich-zelf vormen. Zoo met
nummer 51. Het is telkens een andere
afgevaardigde, maar wie het ook is: hij
is altijd te laat. Ik heb in den loop der
jaren (en vooral vroeger, toen er ook
's morgens nog vergaderd werd) honder
den malen meegemaakt, dat de vergade
ring niet kon beginnen, omdat nummer 51
er niet was. De nummers 1 tot en met 50
waren vlot opgekomen. Nummer 51 bleef
zoek. De president zat in z'n kamer en
wachtte op het sein. De 50 leden waren in
de zaal of toefden bij het buffet, en
wachtten.
Alle boden waren in actie, één stond op
het Binnenhof, één onder aan de trap, één
op de trap, één boven aan de trap. één
bij de jassenzaal, één bij de deur van de
presidents-kamer, en de opperbode, alias
kamerbewaarder, zat voor één der ramen,
die op het Binnenhof uitzien; alles loerde
op nummer 51.
Inplaats van de Bruigom kwam dan ge
woonlijk de man, die vroeg of er niks op
te ruimen viel, d.w.z. een telegrambesteller,
iemand die een afgevaardigde spreken
moest, of iets dergelijks.
De president werd boos en boozer, de
griffie zat op gloeiende kolen de boden
werden nerveus
volgende pachters in meerdere,of mindere
mate bloeien.
Wat ons daar ter plaatse te wachten
staat, zal wel heel veel afwijken van het
geen na meer dan eene eeuw verdween,
doch moge die nog oudere tuin. hoe dan
ook, gespaard blijven. Op dat gebied kan
onze stad niet veel missen.
Bd.
RECLAME.
BIJ DARMTRAAGHEID, lever- en gal
ziekten, vetzucht en jicht, maag- en darm-
catarrh, gezwellen aan den dikkedarm-
wand, ziekteverschijnselen aan den
endeldarm verwijdert het natuurlijke
„Franz-Joscf'-bitterwater opstoppingen in
de organen van den onderbuik vlug en
pijnloos. Bij Apoth. en Drog. verkr. 3530
Eindelijk
Aan den horizon verscheen het intel
ligente gezicht van een Kamerlid. Er ging
een rilling door de bodenrij. De Kamerbe
waarder vloog op. Nummer 51 kwam bin
nen. En wonderlijk, hij werd met een
bijzondere hoogachting ontvangen. Men
stond buigend om hem heen, men drong
hem de presentielijst aan, men drukte
hem een penhouder lu de hand, men
mompelde beleefd allerlei woorden. Num
mer 51 werd en wordt steeds als een vorst
behandeld. Zoo ging het in m'n jeugd
ook; als ik een kwartier te laat thuis
kwam, kreeg ik straf, maar kwam ik twee
uur te laat thuis zoodat ieder dacht dat
ik uit de een of andere sloot zou worden
opgevischt dan werd ik met gejuich en
vreugde-tranen ontvangen', en ik kreeg
koekjes en zuurtjes en zoentjes.
Nummer 51 is de Bruigom, die te laat is.
maar eindelijk opdaagt. Hij hoort geen
woord van critiek Hij wordt koninklijk
ingehaald, geknuffeld en verzorgd en ver
troeteld.
Ik heb met nummer 51 eens een tragisch
oogenblik meegemaakt. Het was weer een
moment van bijzondere spanning. De
Kamer had haast: een agenda als een vol
pakhuis. Nummer 51 verscheen niet. Alles
was in actie, alles zat vol eloctviclteit.
Eindelijk, uit één der beroemde Binnen
hof-poortjes, kwam een afgevaardigde. Op
z'n dooic-diendersgcmak. Dc opper-bodc
gaf het verlossingssein. en het trilde het
gebouw door: alles leefde, en dc president
begaf zich naar de zaal. Dc afgevaardigde
kwam binnen, en de kamerbewaarder
sprak buigend en honingzoet en dankbaar.
„U bent nummer 51 vandaag!"
.Mis vriend! zei het lid.
„U zegt....?"
„Ik ben nummer 12."
„U...bent
„Nummer 12. Ik heb vanmorgen al
geteekend. en ben weer weggegaan!".
De opperbode knakte.
De wachtposten werden weer uitgezet:
de Bruigom moest nog komen. Eindelijk
Kwam hij.
En nu is dit het mysterieuse:
als nummer 51 er is, dan volgen er dade-*
lijk weer verscheidene anderen. Kunt U
het verklaren? Ik piet. De nummers 1 tot
50 volgen elkander vrij geregeld op. Num
mer 51 blijft lang weg Daarna loopt het
weer. Zoo is het altijd geweest en zoo zal
het blijven, en eerbiedig sta ik tegenover
de geheimzinnige, stille kracht, die deze
dingen bestuurt.
Nummer 51 is de Bruigom. Wc kunnen
niet trouwen zoolang hij er niet is. Eerst
ergeren wij ons stijf, dat hij zoolang weg
blijft. Maar komt hij binnen, dan wordt
hij met stralende en dankbare blikken
ontvangen: de verloren zoon, die weer
keert naar het huis zijns vaders en voor
wien we desnoods het vetste kalf hier
mee bedoel ik volstrekt geen Kamerlid
zullen slachten.
Tegenwoordig kan nummer 51 ook de
Bruid zijn. Dat kan tot complicaties aan
leiding geven. Want stel U voor, dat de
50 wachtenden haar van blanke vreugde
om den dito hals vallen. Wat dan?
ALS DE SPORT JE TE PAKKEN HEEFT...
roethof0?,, spee't ?t8ag tennis, de ander
ste soort vor^ ander Öshockey. Dit laat-
toonfllm ïfkgenv'oordig ik in de Ufa-
Sffpn'm overwinnaar" van de
Hans BraSue?0"0"6 d0r Ufa' aldUS
pakkenheeJTi-hkt namelijk werkelijk te
temba?è,r be.ï bezeten hoor een on-
Daarblj ben ^or'hartst°cht: ijshockey,
vrouw verloofd- t ,een zeel' bekoorlijke
mooi, riik j, -Helena Ponta". Zij is
vollen naam- Rata ook nog den Uank"
bijna niet von Nagy. Het is
kon zijn' alt L iStelltn' hoe gelukkig ik
en haar dón? 2 lk niet 200 met huid
was aaneeu/L Üshockey-hartstocht
Jende fe- Ik aeg u, het spiege-
viakte zet rtortJS? ee.n uitgestrekte ijs-
vlam. En dan ■In^n hart in vuur en
het doel te 'n voPe ..uitrusting" in
Het spel van de'tdat is wat!
oog te verliepen t.egenparti) niet uit het
kleine zwarte ceiv^ s hal£ gebukt de
tegemoetziend oil a£ te wachten. Haar
oogenblik knme2! ieen ongeluk, dat ieder
"•en kan en H P' Steeds te weten:
dit kleine l¥thel .verhinderen, dat
Steeds op zijn hold6 l" het doel glipt!
indien noodie he? a le moeten zijn en
hchaam °e dov/ doel met z'n eigen
schijf in de rich??811' en de aansuizende
Veelveld te slallÏJ v2n het vii andelij ke
fen, zal men toll Ep,dan eindelijk: mag
en? Stelt u voor ik ",Capatjians" spe-
•egen deze verwnTdo !s doelverdediger
'IS!"5 op de schaater015'' t0gEn deZ0
de trouw^gnstbaUtld £srz.eer bekoorlijk -
?e ..Canadians" Li.? l,de deur' maar
hartverscheurend en zeker een
eenvoudig onmntreifb Het is toch
dezen wedstrijd nfeti?: d men kan toch
Dames en hoerenhta ??n steek laten.
a °ngeS' als 't u bltót!U dat tocheens
krantlnestond-htln hVn sportrubriek der
de hl de bootste won t Pltschc deelstaat
gestelde doelverdedfew n op do Proef
'er Een echte SDortmo ?a.ns Hrausewet-
l?pPen, met onteperirte ln de vinSer"
Wij vernemen heef? fi capaciteiten. Naar
hockeyman zeifs srtin halIr°und ijs-
hoorbjke Helena Ponto^'H? met de be
boeten financier een^'d« «2r van den
,een dag uitgesteld, al
leen om tegen de „Canadians" te kunnen
uitkomen. Stellig een groot offer, dat door
dezen ijshockeyman gebracht wordt."
Mijn beste schoonvader kon het eenvou
dig niet begrijpen, dat ik het huwelijk
uitgesteld had, alleen om dezen wedstrijd.
Ik heb hem echter gezegd: „Begrijp het
toch, als 't u blieft! De „Canadians" zijn
er! Trouwen kan ik op eiken dag van het
jaar. Maar tegen deze élitemannen ijs
hockey spelen, wie weet, of mij in mijn
leven ooit nog zoo'n kans geboden wordt.
Mijn heele sportieve reputatie staat op
het spel. Dat was toch mooi gezegd!
Ik, als Duitsche doelverdediger, mijn club
in den steek laten, dat is eenvoudig on
mogelijk!
Die „goede Helena" moet het, zal het
wel begrijpen.
Ja, ik wil het hier verraden, deze wed
strijd heeft mij deze aangebeden veraf
gode vrouw gekost. Hans Kühnert (alias
Hans Albersl heeft haar mij voor den
neus weggetrouwd, terwijl ik, op de glin
sterende ijsvlakte, als doelverdediger mijn
man stond! O, koud noodlot!!!
EEN COSTUUM A LA LILIAN HARVEY.
Het is nog maar kort geleden, dat de
filmregisseur tot zijn hoofdrolspeelster
zeide als hij haar het nieuwe draaiboek
overhandigde: „U heeft noodig een avond
toilet voor den gala-avond, twee tea-ja-
ponnen. een wandelcostuum en wat daar
verder bij hoort!"....
Daarmede was de toiletkwestie afge
daan en bleef de keuze van het toilet
zelve geheel overgelaten aan den goeden
smaak en het gevoel der kunstenares.
Kwam dan de film enkele maanden la
ter uit, dan gebeurde het wel eens. dat de
costuums verouderd, of ook wel slecht ge
kozen waren, of dat de stijl in het geheel
niet bij de te spelen rol paste. Dan droeg
misschien de jonge filmprinses op het
hofbal een toiletje dat door de overdreven
garneering beter in een bar of een mo
dern danslokaal thuis zou hooren!
Heel anders gaat het tegenwoordig. De
wisselwerking tusschen de verfijnde film
techniek en den verwenden smaak van
het publiek heeft bewerkstelligd, dat de
kwestie der mode niet meer verwaarloosd
wordt. Integendeell
In langdurige vergaderingen van de re
gie wordt levendig van gedachten gewis
seld over de kwestie der toiletten, pro
ductieleiders en regisseurs eischen, dat
toiletten, die gedragen zullen worden ook
nog modieus zullen zijn in het jaar of de
maand, waarin de film door het land
trekt.
De cameraman heeft ook nog een ge
wichtig woordje mee te spreken bij de
keuze der toiletten, vooral waar het be
treft snit en kleur. Hij heeft immers, méér
dan iemand anders, gezicht en figuur van
de kunstenares bestudeerd en weet daar
om precies, welke stoffen voor haar ge
nomen moeten worden, of haar type een
zacht vosbont, gladde veeren, wuivende
struisvogelschachten of glanzende zijde
vraagt, of dat zij heel eenvoudige, slechts
op de lijn speculeerende kleeding moet
dragen.
Ja zelfs de architect heeft zegging
schap, want als de heldin in een hyper
moderne atelierwoning met stalen meu
belen en futuristische schilderijen woont,
moet zij natuurlijk anders en strakker
gekleed zijn, dan in een behaaglijk ka
mertje met Biedermeyermeubelen en een
kanarie in een kooitje.
Daar nu tegenwoordig de modekwestie
van zoo groote beteekenis is geworden,
zijn in alle landen ter wereld de groote
filmmaatschappijen er toe overgegaan
modedeskundigen en costuumteekenaars
te hulp te roepen, die de kunst verstaan
de toiletten der filmactrices volkomen aan
te passen aan alle te stellen eischen en
in dc eerste plaats aan de persoonlijkheid
,van de draagster.
Dat men tegenwoordig een vrouw geen
grooter compliment kan maken, dan haar
gelijkenis te constateeren met de een of
andere bekende filmster, is overbekend.
Maar evenzeer als de vrouwen reeds ge-
ruimen tijd de „opmaak" van het ge
zicht van de filmsterren bestudeeren om
daaraan een voorbeeld te nemen, even
zeer gaan zij thans de in de films ge
creëerde japon-modellen meer in zich
opnemen. En steeds talrijker worden de
opmerkingen, die men in den bioscoop
hoort over de japonnen, die de sterren
dragen. Meer dan eens hoort men dan
zeggen: „Zie je, zóó laat ik mijn nieuwe
japon nu maken!" En misschien zijn wij
in Europa spoedig even ver als in Ame
rika het geval is waar men knippatronen
in omloop brengt, gemaakt naar de mo
dellen, die de bekendste filmsterren in
hun succesrollen dragen. Zoo kan iedere
vrouw zelf een japon a la Lilian Harvey,
a Ia Kathe von Nagy, of a la Greta
Garbo maken of laten maken.
Wat 'n wereldWat 'n wereld....
BERLIJN-BABELSBERG-HAMBURG.
Hamburgers ontmoet men op het water
en op het land. Hetzij in het heete
woestijnzand van de Sahara, hetzij in
Groenlands IJszeeën, in de Indische oer
wouden of in Pruisisch Berlijn. Het was
in het toonfilmatelier van de Ufa, buiten
in Babelsberg, dat wij elkaar ontmoetten,
wij, twee Hamburgers, met Elbe-water ge
doopt.
Hans Albers schudt mij de hand, de
man, dien de Berlijners als hun modern
sten en meest Berlijnschen acteur be
schouwen. Eerlijk gezegd, kan Berlijn hier
ten volle aanspraak op maken, want was
Berlijn en het Berlijnsche tooneel er niet
geweest, dan hadden we ook geen Hans
Albers gehad. Hij begreep ons tempo, onze
manieren, hij veroverde zich een plaats
in de harten van de Berlijners en werd
een der hunnen. En toch is Berlijn alleen
maar zijn tweede geboorteplaats, de
echte, ware. Hamburger jongen leert men
eerst kennen, wanneer men in een ate-
iierpauze in de cantine met hem babbelt.
Voor mij zit, erg ongegeneerd in bad
mantel, de onvermijdelijke sigaar in den
mondhoek, de anders zoo elegante Hans
Albers. Stralende helblauwe oogen,
lachend en babbelend Alles aan hem is
van top tot teen „Draufganger", een echte
„overwinnaar".
Wij spraken over Hamburg, over jeugd
herinneringen, over den blauwen Alster,
den groenen Suliberg, de Hamburgsche
haven en over de Hamburgsche „Dom".
Hans Albert houdt van zijn vaderstad,
en alles, wat uit Hamburg komt, is bij
hem welkom.
Uit goed ingelichte kringen had ik over
de successen van den kunstenaar in
Maagdenburg en Kassei gehoord. Ik ver
telde hem daarover en vroeg hem, hoe hij
zich voelde, toen hij zoo gevierd werd. Hoe
men zich voelt, als men zoo beroemd is.
Een peinzende, dropmerige glimlach.
„Ja, ziet u, als men zoo gevierd wordt,
zooals het mij gebeurt, dan verheug ik mij
het meeste over de blijdschap, die mijn
oude 83-jarige moeder daarover heeft. Die
leeft kalm haar leventje en volgt alles wat
mij betreft, met zoo'n belangstelling, als
alleen een moeder maar kan hebben. Alle
krantenberichten leest en verzamelt ze,
ik heb haar daarvoor een speciaal album
gegeven. Zij leeft alleen voor mij, die
lieve, oude vrouw."
Het heeft mij ontroerd, te zien, hoe deze
man, „De overwinnaar", bijna vroom over
zijn moeder spreekt. Wij babbelden ver
der. Hans Albers vertelde van zijn kinder
jaren, kwajongensstreken, overgangsjaren
en zijn verdere ontwikkeling.
Een erg vermakelijke gebeurtenis komt
hem daarbij in de gedachten.
„Stelt u eens voor, wat mij kortgeleden
gebeurde. In den laatsten zomer ging ik
met mijn mooien wagen in Hamburg over
den Jungfernstieg. Daar zag ik mijn vroe-
geren chef uit den tijd toen ik leerling
koopman was. Uit louter aanhankelijkheid
en uit vreugde over de ontmoeting sprong
ik uit mijn wagen, had nog moeite, mijn
heer X. in te halen, en begroette toen
blijmoedig den „chef".
Eerst verwonderd, dan zichtbaar verle
gen, reikt hij mij met afgemeten hoffe-
Anita Page, de gevierde blonde Spasti
sche actrice heeft onlangs opnieuw een
langdurig contract met de Metro Gold-
wyn afgesloten.
Ujkheid en een beetje aarzelend de hand.
Dan klinken de klassieke woorden: Nu
bent u nu reeds tooneelspeler? Ja .."nu
weest u dan maar erg vlijtig!" Hij had het
nauwelijks gezegd of hij was verdwenen!
Tegen zooiets doet men niets.
Hoe Albers den moeilijken tijd opvat, op
welke decente manier hij daar helpt, waar
het noodig is, zoowel in familie- of in
vriendenkring, dat weten alleen ingewij
den, De groote kunstenaar, die zich zeker
menige luxe veroorloven kan, ziet van vele
dingen af, daar hij den nood in aanmer
king neemt, die rondom hem heerscht. Als
wij na ons babbel-uurtje, van elkaar gaan
verheug ik mij zeer over de ontmoeting
met den fameuzen man, den grooten
acteur en zijn geboorteplaats-trouwen-
Hamburger. Ja, ja, de Hamburgers ont
moet men te water en te land