J3«* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 23 Juli 1932 Vierde Blad No. 22190 IETS OVER HET OUDE ,Z0MERZ0RG". UIT HET NEDERLANDSCHE PARLEMENT ANITA PAGE. JÊL herinneringen voor Leidenaars mdelmgen, ook nog eenige ge- een zonderling samenstel van itken van verschillende hoogte en i waarin en waaraan men gedu- eén tijdperk van 112 jaren voort- veranderd en z.g. verbeterd heeft; de koepel, hoewel op het laatst onherkenbaar misvormd, was een inkelijk gebouwtje op zich zelf, de groote koffiekamer destijds Ir bonden. Tot den tijd, dat de laat- ïter op zijne beurt aan het veran- oeg hing er een alleraardigste tee- uit'het midden der vorige eeuw, ende het koffyhuis en tevens ver- t,de naam van huis en eigenaar in sierlijke letters. Buiten een .n fonteintje met gebeeldhouwden ,kop bood reeds toen het inwen- ,ts antieks of merkwaardigs meer. 'voor wij over Zomerzorg als open duw handelen, dient een en ander jver wat er vóór dien tijd was, dat velen allicht nieuw en onbekend, fcventiger jaren der vorige eeuw be- jn den achtergevel rechts voor ■n tuin betrad, een gedenksteen, A Wittert 1773. De eenige op betrekking hebben kan, is Adriaen heer van Bloemendaal (bij Amers- e van 1742 tot 1805 leefde, een ge- zonderling man- In 1765 tot -h geestelijke gewijd, studeer- _Mvan 1771 tot zijne promotie vier Koer als Dr. in de rechten in Leiden m verbleef nog vier jaar als pastoor zijner Ha^ruim bemiddeld, is het niet on- LLSSv dat hij zich een eenvoudig op- ^^Huiten de stad het bouwen, dat hij poch derkeri wederom van de hand deed. Ware —Bi. binnen de Leidsche wallen gele- ihdan zou het eene kleine moeite zijn, ?9ï?«Shiedenis van het perceel te vinden; Sb mttot 1896 onder Oegstgeest lag, is dit ^KSftehét merkwaardig, dat toen hij uit He kerk trad in 1791 ,om te kunnen trou wen hij zich vestigde op „Bystad" onder Gouda, waar zijne vrouw in 1803 stierf, waarop hij weder tot de Kerk terugkeerde Bvstad" heette ook eene aanzienlijke bui tenplaats, naast Zomerzorg aan de Noord zijde gelegen. Men vindt het afgebeeld in de bekende 100 fraaiste gezichten van Rijn land door A Rademaker, in 1732 te Ara- uitgegeven. Het hoorde tóen aan ujjjtoTi overigens onbekenden Leidenaar Jo- han Regaal. Het was in 1797 reeds eenigen tijd gesloopt; na 1784 was dit in toene mende mate het lot van tallooze lustplaat sen inleiden's omgeving. Mr. Ysbrand van Dam, uit Leidsche magistraatsfamilie, verkocht het terrein op 13 Sept. 1797 aan zekeren Peltenburg; als belendend per ceel aan de Z. O. zijde wordt daarbij ge noemd: de lustplaats Vijverlust, toeko mende aan de Wede. Mr. Jacob van Neck en de Wede Hoppesteyn- Een en ander besloet zoowel het latere Zomerzorg, als ook apmerlust. Kort daarna moeten die weduwen haar bezit hebben overgedaan aan Vrouwe Geertruida Johanna West- palm, sinds 1784 weduwe van Mr. Johan Hendrik van Panhuys. Zij woonde in het oudjgfamiliehuis van haren man op het Steenschuur met haren eenigen zoon Pïeter. die in 1757 te Utrecht geboren was en sinds 1788 raad in de vroedschap, ook het-(thepenambt alhier bekleed heeft tot de omwenteling van 18 Januari 1795 hem van het kussen stootte. Wellicht was er reeds een geriefelijk buitenhuis op Vij verlust aanwezig, doch waarschijnlijker lijkt mij, dat dit door mevrouw van Pan huys en haren zoon werd opgericht op eene hoogte ten O. van de muziektent, want nadien komt de plaats eenige malen voor als Vijverberg, ook toen de moeder 27 Mei 1808 daar overleed. Binnen een hoogen singel van loofboomen werd de vijver om ringd door tuinen in den ouderwetschen stijl. Aan den weg tegen de grens van By stad stond de koepel, die desgewenscht den bewoners wat vertier verschafte, daar achter was eene houten kolfbaan langs de Noordgrens aangebracht- Voor den heer van Panhuys was het wonen buiten het toenmaals steeds achteruitgaande Leiden veel goedkooper, doch zoodra het juk der Fransche dwingelandij was afgeschud, was hij, in tegenstelling met zoo vele an deren, die de tijden van het ancien régime niet wenschten te vergeten, weer bereid de stad als raad te dienen, wat hij tot aan zijnen dood, op 24 Sept. 1835 voorgeval len. deed. Op 28 Aug. 1814 werd hij be noemd in de ridderschap van Utrecht, van waar hij geboortig was, terwijl hij in dat gewest ook goederen bezat. Hij vestigde zich dus weer binnen Leiden's wallen en verkocht Vijverlust, dat werkelijk den naam van lustplaats mocht dragen, aan Hendrik Dewald, doch reeds 1 Nov. 1816 werd het wederom overgedra gen aan den paardenarts Josephus Rubens, die er slechts vier jaar genoegen van had en 13 Oct. 1820 alles overdroeg aan Johan Jacobus Selier, een Leidsch tapper. Toen moet het woonhuis zijn afgebroken en zooals in het Holland dier dagen gebrui kelijk was, werd de afbraak gebezigd ter uitbreiding van de gebouwen aan den weg en inrichting tot Koffyhuis. Of die zaak bloeide, weet ik niet, doch, voordat wij van Vijverlust als buitenplaats afstappen, nog een enkel woord over Jhr. van Panhuys, volgens (de toenmaals nog zeer sobere i necrologie in de Leidsche Courant, 'n ver dienstelijk en algemeen geacht magistraat dezer stad. Als laatste mansoir van een aanzienlijk geslacht, dat reeds in Holland gevestigd was. toen de groote schilders der 17e eeuw in opkomst waren en mede door er fenis uit vrouwelijke lijn, bezat jhr. van Panhuys, heel veel op dit gebied. Had Leiden toenmaals een museum gehad, ge wis ware der stad niet ontgaan het merk waardig en door hem gelegateerd familie- tafreel, thans in het Mauritshuis, voor stellende zijnen voorvader: Pieter van Panhuys, theraurier en schepen van Ant werpen (15291586), diens echtgenoote Margaretha van Eyckelenbergh genaamd Hooftman en hun talrijk gezin. Doch hij had nog veel meer. De tegenwoordig bestaande familie van Panhuys stamt af_van eenen jongeren zoon van jhr. Pieters stamvader in de 15e eeuw. De eerste hunner, die uit Maastricht door zijn huwelijk in onze Noordelijke ge westen terecht kwam, stelde waarschijn lijk door de doodsaankondiging van den Leidschen naamgenoot en wellicht geheel onbekenden neef, gewekt, belang in diens nalatenschap. Nu waren de drie gehuwde en veel oudere zusters des erflaters over leden en de aankondiging werd geteekend door de boedelbeheerders: A. Zuurdeeg en N. J. Teerlink. Deze richtten een antwoord tot hem, dat mij onlangs onder oogen kwam en dat boekdeelen spreekt over de toenmalige kunstwaardeering. „Aangaande Uw verzoek omtrent inlig- ting over pourtraiten der Familie, zoo diene, dat Z. H. W- G. heeft gelegateerdt gehad aan het Kon. Kab. binnen "s-Gra- venhage een familietavreel, waarop Z. H. W. G.'s voorouderen zijn afgemaald. Wij ders heeft Z.H.W.G. in zijne generositeit aan menigvoudige nigten en neven per occasie zijne wel schoonste kabinetstuk ken, weggeschenkt, als van voorname meesters, Dou, Metsu, Mierissen en ande ren, hebbende Z. H- W. G. slegts behouden inferieure doeken, meest pourtraiten, met ende zonder wapens vercierd, van dewelke wij geen grooten dunk hebben, dat zij veel gelts waardig zijn. Men zegt geschildert van Hals, Lievens, Rembrandt en dierge lijke, doch meest op morsige wijze." Laat ons niet vergeten, dat nu juist eene eeuw geleden, eene van Holland s mooiste schilderijenverzamelingen werd verkocht en een van Rembrandt's schoon ste „pourtraiten" in A'dam voor f. 600. ging en een „kabinetstuk" van Metsu het in dien tijd, die nog heel wat meer ont redderde, dan de onze, tot f. 12.600 ver mocht te brengen. Wat er tenslotte van de „morsige" stuk ken terecht is gekomen, valt niet meer na te gaan. Het noordelijk „familielid" zal zich tenslotte weinig bekommerd hebben over beeltenissen, die niets met zijne voor vaderen te maken hadden en de afstam melingen der zusters van den erflater zijn zoo talrijk, dat het vrijwel onmogelijk is, na bijna eene eeuw tijdsverloop, te gaan naspeuren, waar het een en ander, dat wellicht ook de kamers op Vijverberg ver sierd heeft, beland is. De weduwe van den tapper Seljee, He lena Reyken genaamd en hertrouwd met Ary Wassenaar verkochten hun bezit op 15 Mei 1838 aan J. Couvee Sr. ten bate van diens gelijknamigen zoon. Terstond werd de zaak duchtig aangepakt, niet alleen werd het gebouw gezelliger gemaakt, doch ook de tuin onderging eene geheeie ver andering. De stijve laantjes en parkjes verdwenen en de tuinarchitect J- C. Rod- bard. die een tijdlang met von Slebold samenwerkte, bracht eenen aanleg in En- gelschen trant daarvoor in de plaats, die algemeenen lof mocht inoogsten. Nog den zelfden zomer werd begonnen met de concerten in den tuin, eerst door Leidsche klachten onder leiding van den muziek meester Froschart, sinds 1841 door F. Dunkier met zijne grenadiers en jagers. Voor f. 6.kon men zich op 8 concerten abonneeren. De aanleg van den spoorweg vanuit de richting Amsterdam werd nu juist 90 jaren geleden voltooid, anderhalf jaar later gevolgd door de verbinding met de residentie. Zoo werd Zomerzorg, want dien naam had Couvee aan zijn nieuw be zit terstond gegeven, vanzelfStationskof- fyhuis, dat het eene bekendheid ook voor niet-Leidenaars gaf over heel ons vader land en tot ver over de grenzen, toen Kat wijk en Noordwijk beroemde badplaatsen werden. Den grootsten bloei beleefde het echter nadat Abr. Couvee 1 Maart 1849 de zaken had overgenomen. Bijzondere zor gen werden steeds aan den tuin gewijd: buiten de populaire concerten, sinds 1853 door H. Völlmar inplaats van Dunkier ge leid, waren er nog tal van muziekuitvoe ringen. In 1854 werd de oude kolfbaan ver vangen door eene feestzaal en de keuken was er zoo beroemd, dat allerlei feestvie ringen van burgers en studenten vanzelf op Zomerzorg waren aangewezen; zoo was er sinds 1855 geregeld de jaarmaaitijd van de Mij„ van Letterkunde. Ook voor ten toonstellingen trok men bij voorkeur daar heen. Dat heeft zoo de geheeie tweede helft der 19e eeuw door geduurd, ook nadat J. Couvee Az. de zaak van zijnen vader had overgenomen. De uitbreiding van het verkeer, het-rijwiel is daarbij een factor van beteekenis geweest, dreef de menschen op den duur verder van huis en dat heeft voor Zomerzorg, sinds het begin dezer eeuw overgegaan in handen van de H. IJ. S. M., veranderingen van belang gebracht, al bleef het onder opeen- door D. HANS. Nummer 51. Hebt ge. waarde lezer, al eens een trouwpartij bijgewoond, waar gewacht werd op den Bruigom, die over tijd was? Ik. helaas, wèl. Het is martelend. Toen hij vijf minuten te laat was, wer den er een paar grapjes gemaakt tegen de bruid. Hij komt niet! Hij heeft berouw! Hij heeft geen zin in levenslang! Hij is een ander tegengekomen! De bruid snoezig in haar smetteloos-^ijden costuumpje, d'oranje bloesem in vollen fleur, lachte vroolijk. Toen de vijf minuten er tien werden, was er nog maar één aanwezige, een cynisch aangelegd zakenman, als ge tuige fungeerend. die een grapje verkocht. Het werd een kwartier, twintig minuten; en het hééle huis was één zenuw. De bruid huilde. Een ongehuwde tante be weerde, dat ze nóg eens zoo Jets gehoord had: van een bruigom, die wègbleef. en van een ééwlge bruid. Papa liep blnnen- monds allerlei leelijke woorden te knal- potten, mama rilde in d'r stijve zwarte toilet. De bèl. Gelukkig. Het was een man die vroeg of er niks op te ruimen viel. 't Werd tragisch. Alleen tante triomfeerde. Zóó zijn de mannen. Wist ze wèl. Daarom was ze nooit getrouwd. Na 23 min. 30 2/5 sec. kwam de Bruigom. Hij viel als een bom binnen. Z'n auto had een defect gehad. Alles jubelde. Niemand was boos. En toen ging men trouwen. Zóó is in de Tweede Kamer het wach ten op nummer 51. Zoolang dit exemplaar er niet is, kan men niet beginnen. Hij Is de Bruigom op wien gewacht wordt, om te trouwen. En déze Bruigom is altijd te laat Er zijn van die kleinigheden in het dagelijksche leven, die een wereld van geheimen op zich-zelf vormen. Zoo met nummer 51. Het is telkens een andere afgevaardigde, maar wie het ook is: hij is altijd te laat. Ik heb in den loop der jaren (en vooral vroeger, toen er ook 's morgens nog vergaderd werd) honder den malen meegemaakt, dat de vergade ring niet kon beginnen, omdat nummer 51 er niet was. De nummers 1 tot en met 50 waren vlot opgekomen. Nummer 51 bleef zoek. De president zat in z'n kamer en wachtte op het sein. De 50 leden waren in de zaal of toefden bij het buffet, en wachtten. Alle boden waren in actie, één stond op het Binnenhof, één onder aan de trap, één op de trap, één boven aan de trap. één bij de jassenzaal, één bij de deur van de presidents-kamer, en de opperbode, alias kamerbewaarder, zat voor één der ramen, die op het Binnenhof uitzien; alles loerde op nummer 51. Inplaats van de Bruigom kwam dan ge woonlijk de man, die vroeg of er niks op te ruimen viel, d.w.z. een telegrambesteller, iemand die een afgevaardigde spreken moest, of iets dergelijks. De president werd boos en boozer, de griffie zat op gloeiende kolen de boden werden nerveus volgende pachters in meerdere,of mindere mate bloeien. Wat ons daar ter plaatse te wachten staat, zal wel heel veel afwijken van het geen na meer dan eene eeuw verdween, doch moge die nog oudere tuin. hoe dan ook, gespaard blijven. Op dat gebied kan onze stad niet veel missen. Bd. RECLAME. BIJ DARMTRAAGHEID, lever- en gal ziekten, vetzucht en jicht, maag- en darm- catarrh, gezwellen aan den dikkedarm- wand, ziekteverschijnselen aan den endeldarm verwijdert het natuurlijke „Franz-Joscf'-bitterwater opstoppingen in de organen van den onderbuik vlug en pijnloos. Bij Apoth. en Drog. verkr. 3530 Eindelijk Aan den horizon verscheen het intel ligente gezicht van een Kamerlid. Er ging een rilling door de bodenrij. De Kamerbe waarder vloog op. Nummer 51 kwam bin nen. En wonderlijk, hij werd met een bijzondere hoogachting ontvangen. Men stond buigend om hem heen, men drong hem de presentielijst aan, men drukte hem een penhouder lu de hand, men mompelde beleefd allerlei woorden. Num mer 51 werd en wordt steeds als een vorst behandeld. Zoo ging het in m'n jeugd ook; als ik een kwartier te laat thuis kwam, kreeg ik straf, maar kwam ik twee uur te laat thuis zoodat ieder dacht dat ik uit de een of andere sloot zou worden opgevischt dan werd ik met gejuich en vreugde-tranen ontvangen', en ik kreeg koekjes en zuurtjes en zoentjes. Nummer 51 is de Bruigom, die te laat is. maar eindelijk opdaagt. Hij hoort geen woord van critiek Hij wordt koninklijk ingehaald, geknuffeld en verzorgd en ver troeteld. Ik heb met nummer 51 eens een tragisch oogenblik meegemaakt. Het was weer een moment van bijzondere spanning. De Kamer had haast: een agenda als een vol pakhuis. Nummer 51 verscheen niet. Alles was in actie, alles zat vol eloctviclteit. Eindelijk, uit één der beroemde Binnen hof-poortjes, kwam een afgevaardigde. Op z'n dooic-diendersgcmak. Dc opper-bodc gaf het verlossingssein. en het trilde het gebouw door: alles leefde, en dc president begaf zich naar de zaal. Dc afgevaardigde kwam binnen, en de kamerbewaarder sprak buigend en honingzoet en dankbaar. „U bent nummer 51 vandaag!" .Mis vriend! zei het lid. „U zegt....?" „Ik ben nummer 12." „U...bent „Nummer 12. Ik heb vanmorgen al geteekend. en ben weer weggegaan!". De opperbode knakte. De wachtposten werden weer uitgezet: de Bruigom moest nog komen. Eindelijk Kwam hij. En nu is dit het mysterieuse: als nummer 51 er is, dan volgen er dade-* lijk weer verscheidene anderen. Kunt U het verklaren? Ik piet. De nummers 1 tot 50 volgen elkander vrij geregeld op. Num mer 51 blijft lang weg Daarna loopt het weer. Zoo is het altijd geweest en zoo zal het blijven, en eerbiedig sta ik tegenover de geheimzinnige, stille kracht, die deze dingen bestuurt. Nummer 51 is de Bruigom. Wc kunnen niet trouwen zoolang hij er niet is. Eerst ergeren wij ons stijf, dat hij zoolang weg blijft. Maar komt hij binnen, dan wordt hij met stralende en dankbare blikken ontvangen: de verloren zoon, die weer keert naar het huis zijns vaders en voor wien we desnoods het vetste kalf hier mee bedoel ik volstrekt geen Kamerlid zullen slachten. Tegenwoordig kan nummer 51 ook de Bruid zijn. Dat kan tot complicaties aan leiding geven. Want stel U voor, dat de 50 wachtenden haar van blanke vreugde om den dito hals vallen. Wat dan? ALS DE SPORT JE TE PAKKEN HEEFT... roethof0?,, spee't ?t8ag tennis, de ander ste soort vor^ ander Öshockey. Dit laat- toonfllm ïfkgenv'oordig ik in de Ufa- Sffpn'm overwinnaar" van de Hans BraSue?0"0"6 d0r Ufa' aldUS pakkenheeJTi-hkt namelijk werkelijk te temba?è,r be.ï bezeten hoor een on- Daarblj ben ^or'hartst°cht: ijshockey, vrouw verloofd- t ,een zeel' bekoorlijke mooi, riik j, -Helena Ponta". Zij is vollen naam- Rata ook nog den Uank" bijna niet von Nagy. Het is kon zijn' alt L iStelltn' hoe gelukkig ik en haar dón? 2 lk niet 200 met huid was aaneeu/L Üshockey-hartstocht Jende fe- Ik aeg u, het spiege- viakte zet rtortJS? ee.n uitgestrekte ijs- vlam. En dan ■In^n hart in vuur en het doel te 'n voPe ..uitrusting" in Het spel van de'tdat is wat! oog te verliepen t.egenparti) niet uit het kleine zwarte ceiv^ s hal£ gebukt de tegemoetziend oil a£ te wachten. Haar oogenblik knme2! ieen ongeluk, dat ieder "•en kan en H P' Steeds te weten: dit kleine l¥thel .verhinderen, dat Steeds op zijn hold6 l" het doel glipt! indien noodie he? a le moeten zijn en hchaam °e dov/ doel met z'n eigen schijf in de rich??811' en de aansuizende Veelveld te slallÏJ v2n het vii andelij ke fen, zal men toll Ep,dan eindelijk: mag en? Stelt u voor ik ",Capatjians" spe- •egen deze verwnTdo !s doelverdediger 'IS!"5 op de schaater015'' t0gEn deZ0 de trouw^gnstbaUtld £srz.eer bekoorlijk - ?e ..Canadians" Li.? l,de deur' maar hartverscheurend en zeker een eenvoudig onmntreifb Het is toch dezen wedstrijd nfeti?: d men kan toch Dames en hoerenhta ??n steek laten. a °ngeS' als 't u bltót!U dat tocheens krantlnestond-htln hVn sportrubriek der de hl de bootste won t Pltschc deelstaat gestelde doelverdedfew n op do Proef 'er Een echte SDortmo ?a.ns Hrausewet- l?pPen, met onteperirte ln de vinSer" Wij vernemen heef? fi capaciteiten. Naar hockeyman zeifs srtin halIr°und ijs- hoorbjke Helena Ponto^'H? met de be boeten financier een^'d« «2r van den ,een dag uitgesteld, al leen om tegen de „Canadians" te kunnen uitkomen. Stellig een groot offer, dat door dezen ijshockeyman gebracht wordt." Mijn beste schoonvader kon het eenvou dig niet begrijpen, dat ik het huwelijk uitgesteld had, alleen om dezen wedstrijd. Ik heb hem echter gezegd: „Begrijp het toch, als 't u blieft! De „Canadians" zijn er! Trouwen kan ik op eiken dag van het jaar. Maar tegen deze élitemannen ijs hockey spelen, wie weet, of mij in mijn leven ooit nog zoo'n kans geboden wordt. Mijn heele sportieve reputatie staat op het spel. Dat was toch mooi gezegd! Ik, als Duitsche doelverdediger, mijn club in den steek laten, dat is eenvoudig on mogelijk! Die „goede Helena" moet het, zal het wel begrijpen. Ja, ik wil het hier verraden, deze wed strijd heeft mij deze aangebeden veraf gode vrouw gekost. Hans Kühnert (alias Hans Albersl heeft haar mij voor den neus weggetrouwd, terwijl ik, op de glin sterende ijsvlakte, als doelverdediger mijn man stond! O, koud noodlot!!! EEN COSTUUM A LA LILIAN HARVEY. Het is nog maar kort geleden, dat de filmregisseur tot zijn hoofdrolspeelster zeide als hij haar het nieuwe draaiboek overhandigde: „U heeft noodig een avond toilet voor den gala-avond, twee tea-ja- ponnen. een wandelcostuum en wat daar verder bij hoort!".... Daarmede was de toiletkwestie afge daan en bleef de keuze van het toilet zelve geheel overgelaten aan den goeden smaak en het gevoel der kunstenares. Kwam dan de film enkele maanden la ter uit, dan gebeurde het wel eens. dat de costuums verouderd, of ook wel slecht ge kozen waren, of dat de stijl in het geheel niet bij de te spelen rol paste. Dan droeg misschien de jonge filmprinses op het hofbal een toiletje dat door de overdreven garneering beter in een bar of een mo dern danslokaal thuis zou hooren! Heel anders gaat het tegenwoordig. De wisselwerking tusschen de verfijnde film techniek en den verwenden smaak van het publiek heeft bewerkstelligd, dat de kwestie der mode niet meer verwaarloosd wordt. Integendeell In langdurige vergaderingen van de re gie wordt levendig van gedachten gewis seld over de kwestie der toiletten, pro ductieleiders en regisseurs eischen, dat toiletten, die gedragen zullen worden ook nog modieus zullen zijn in het jaar of de maand, waarin de film door het land trekt. De cameraman heeft ook nog een ge wichtig woordje mee te spreken bij de keuze der toiletten, vooral waar het be treft snit en kleur. Hij heeft immers, méér dan iemand anders, gezicht en figuur van de kunstenares bestudeerd en weet daar om precies, welke stoffen voor haar ge nomen moeten worden, of haar type een zacht vosbont, gladde veeren, wuivende struisvogelschachten of glanzende zijde vraagt, of dat zij heel eenvoudige, slechts op de lijn speculeerende kleeding moet dragen. Ja zelfs de architect heeft zegging schap, want als de heldin in een hyper moderne atelierwoning met stalen meu belen en futuristische schilderijen woont, moet zij natuurlijk anders en strakker gekleed zijn, dan in een behaaglijk ka mertje met Biedermeyermeubelen en een kanarie in een kooitje. Daar nu tegenwoordig de modekwestie van zoo groote beteekenis is geworden, zijn in alle landen ter wereld de groote filmmaatschappijen er toe overgegaan modedeskundigen en costuumteekenaars te hulp te roepen, die de kunst verstaan de toiletten der filmactrices volkomen aan te passen aan alle te stellen eischen en in dc eerste plaats aan de persoonlijkheid ,van de draagster. Dat men tegenwoordig een vrouw geen grooter compliment kan maken, dan haar gelijkenis te constateeren met de een of andere bekende filmster, is overbekend. Maar evenzeer als de vrouwen reeds ge- ruimen tijd de „opmaak" van het ge zicht van de filmsterren bestudeeren om daaraan een voorbeeld te nemen, even zeer gaan zij thans de in de films ge creëerde japon-modellen meer in zich opnemen. En steeds talrijker worden de opmerkingen, die men in den bioscoop hoort over de japonnen, die de sterren dragen. Meer dan eens hoort men dan zeggen: „Zie je, zóó laat ik mijn nieuwe japon nu maken!" En misschien zijn wij in Europa spoedig even ver als in Ame rika het geval is waar men knippatronen in omloop brengt, gemaakt naar de mo dellen, die de bekendste filmsterren in hun succesrollen dragen. Zoo kan iedere vrouw zelf een japon a la Lilian Harvey, a Ia Kathe von Nagy, of a la Greta Garbo maken of laten maken. Wat 'n wereldWat 'n wereld.... BERLIJN-BABELSBERG-HAMBURG. Hamburgers ontmoet men op het water en op het land. Hetzij in het heete woestijnzand van de Sahara, hetzij in Groenlands IJszeeën, in de Indische oer wouden of in Pruisisch Berlijn. Het was in het toonfilmatelier van de Ufa, buiten in Babelsberg, dat wij elkaar ontmoetten, wij, twee Hamburgers, met Elbe-water ge doopt. Hans Albers schudt mij de hand, de man, dien de Berlijners als hun modern sten en meest Berlijnschen acteur be schouwen. Eerlijk gezegd, kan Berlijn hier ten volle aanspraak op maken, want was Berlijn en het Berlijnsche tooneel er niet geweest, dan hadden we ook geen Hans Albers gehad. Hij begreep ons tempo, onze manieren, hij veroverde zich een plaats in de harten van de Berlijners en werd een der hunnen. En toch is Berlijn alleen maar zijn tweede geboorteplaats, de echte, ware. Hamburger jongen leert men eerst kennen, wanneer men in een ate- iierpauze in de cantine met hem babbelt. Voor mij zit, erg ongegeneerd in bad mantel, de onvermijdelijke sigaar in den mondhoek, de anders zoo elegante Hans Albers. Stralende helblauwe oogen, lachend en babbelend Alles aan hem is van top tot teen „Draufganger", een echte „overwinnaar". Wij spraken over Hamburg, over jeugd herinneringen, over den blauwen Alster, den groenen Suliberg, de Hamburgsche haven en over de Hamburgsche „Dom". Hans Albert houdt van zijn vaderstad, en alles, wat uit Hamburg komt, is bij hem welkom. Uit goed ingelichte kringen had ik over de successen van den kunstenaar in Maagdenburg en Kassei gehoord. Ik ver telde hem daarover en vroeg hem, hoe hij zich voelde, toen hij zoo gevierd werd. Hoe men zich voelt, als men zoo beroemd is. Een peinzende, dropmerige glimlach. „Ja, ziet u, als men zoo gevierd wordt, zooals het mij gebeurt, dan verheug ik mij het meeste over de blijdschap, die mijn oude 83-jarige moeder daarover heeft. Die leeft kalm haar leventje en volgt alles wat mij betreft, met zoo'n belangstelling, als alleen een moeder maar kan hebben. Alle krantenberichten leest en verzamelt ze, ik heb haar daarvoor een speciaal album gegeven. Zij leeft alleen voor mij, die lieve, oude vrouw." Het heeft mij ontroerd, te zien, hoe deze man, „De overwinnaar", bijna vroom over zijn moeder spreekt. Wij babbelden ver der. Hans Albers vertelde van zijn kinder jaren, kwajongensstreken, overgangsjaren en zijn verdere ontwikkeling. Een erg vermakelijke gebeurtenis komt hem daarbij in de gedachten. „Stelt u eens voor, wat mij kortgeleden gebeurde. In den laatsten zomer ging ik met mijn mooien wagen in Hamburg over den Jungfernstieg. Daar zag ik mijn vroe- geren chef uit den tijd toen ik leerling koopman was. Uit louter aanhankelijkheid en uit vreugde over de ontmoeting sprong ik uit mijn wagen, had nog moeite, mijn heer X. in te halen, en begroette toen blijmoedig den „chef". Eerst verwonderd, dan zichtbaar verle gen, reikt hij mij met afgemeten hoffe- Anita Page, de gevierde blonde Spasti sche actrice heeft onlangs opnieuw een langdurig contract met de Metro Gold- wyn afgesloten. Ujkheid en een beetje aarzelend de hand. Dan klinken de klassieke woorden: Nu bent u nu reeds tooneelspeler? Ja .."nu weest u dan maar erg vlijtig!" Hij had het nauwelijks gezegd of hij was verdwenen! Tegen zooiets doet men niets. Hoe Albers den moeilijken tijd opvat, op welke decente manier hij daar helpt, waar het noodig is, zoowel in familie- of in vriendenkring, dat weten alleen ingewij den, De groote kunstenaar, die zich zeker menige luxe veroorloven kan, ziet van vele dingen af, daar hij den nood in aanmer king neemt, die rondom hem heerscht. Als wij na ons babbel-uurtje, van elkaar gaan verheug ik mij zeer over de ontmoeting met den fameuzen man, den grooten acteur en zijn geboorteplaats-trouwen- Hamburger. Ja, ja, de Hamburgers ont moet men te water en te land

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 13