KAMPEEREN Gretha's fout en Liesje's hulp ■I 2) Slot Gretha nam de boekentasch op en stond ongeduldig met de voeten trappelend, door het raam naar buiten te kijken, „Wat blijft Lous toch lang weg van morgen. Als ze niet gauw komt, ga ik alleen." Lous was Gretha's vriendin, die haar voor iederen schooltijd kwam halen. „Ja, je mag wel niet langer wachten, Gre," zei Liesje, terwijl ze ook aan het raam kwam en naar buiten keek. „O, daar komt ze aan, Gre," vervolgde ze toen levendig; „kijk ze eens dansen". „Ja, ik ga haar maar tegemoet," ant woordde Gretha, dat scheelt haar nog een eindje. Dag Lies" en haastig ging Gretha de kamer uit, zonder om het pakje te den ken, dat ze mee moest nemen. In den winkel waren verscheidene klanten. „Dag moe." „Dag Gre." Meer werd er niet gesproken. Moeder had het te druk om haar dochtertje nog eens van de haar opgedragen boodschap te herinneren. Lies stond nog altijd voor het raam. Ze keek haar zusje met haar vriendin netje na, zoolang ze hen zien kon. Toen keerde ze zich met een zucht om. „He, dat ze nu toch niet naar school mocht; de wind was veel minder dan gisteren, 't Ging zoo druk in den win kel; vast zou moeder den geheelen morgen weer voor moeten zijn. Wacht, ze zou de ontbijtboel maar af gaan wasschen, dan behoefde moeder dat ten minste niet meer te doen als ze straks kwam. Terwijl Liesje de bordjes en de kopjes bij elkander schikte, viel haar oog plot seling op het pakje, dat Gretha had laten liggen Dat was ook wat! Daar lag nu tóch het pakje nog, dat Gretha mee had moeten nemen. En moeder had het haar nog zóó gezegd! Moeder zou vast wel erg boos op Gretha zijn, als ze het merkte. Gre had het nu al driemaal vergeten en moeder wilde de kleedjes graag gauw terug heb ben. Wacht, ze zou het pakje maar voor- loopig in een hoekje leggen, dan zag moe der het niet dadelijk als ze binnenkwam. Nadat Liesje netjes de tafel opgeruimd en alles afgewasschen had, keek ze eens door de glazen ruit, waardoor je vanuit de kamer in den winkel kon kijken. O, o, wat was het druk in den winkel Liesje telde wel acht, nee, wel tien klanten. Maar ja, 'twas waai- ook. 't Was Dinsdag en dan was het altijd zoo buiten gewoon druk. Dinsdag was de marktdag in het stadje waar de familie De Bruin woonde. Er kwamen dan altijd veel men- schen uit de omliggende plaatsen. En de bakkerij van vader De Bruin was niet ver van de markt verwijderd, dus kwamen vanzelf vele marktbezoekers bij hem hun inkoopen doen. Nu, dan kon Liesje er ook gerust op rekenen, dat ze den lieelen morgen alleen zou zijn, want vader en moeder hadden dan geen van beiden tijd om binnen te komen. 'tWas wel vervelend hoor. Maar enfin, ze zou maar eerst haar schoolwerk gaan maken. „Wat gaat alles toch gauw vandaag," zei Liesje, toen ze, na een uurtje met haar laatste werk, een paar sommen, klaar was. Terwijl ze haar boeken in 't kleine kastje dat in een hoek van de kamer stond, weg- bergde, viel haar oog weer op het vergeten pakje. „Wat was het toch akelig, dat Gre dat nu alweer vergeten had. Wat zou moeder er wel van zeggen'tWas eigenlijk niet eens erg ver de winkel van Stoeke, waar de kleedjes gebracht moesten wor den. Liesje zou ze best even weg willen brengen. En als ze het deed zou moeder het niet eens merken, want die kon toch niet uit den winkel weg. En dan zou Gretha ook geen standje van moeder krij gen. Weet je wat? Ze deed het. Als moeder het niet zoo druk had, zou ze ook wel merken, dat de wind veel minder was ge worden. Maar daar merkte ze nu niets van. 't Zou vast niet erg wezen als ze even naar buiten ging. Zoo probeerde Liesje zichzelf gerust te stellen. Dit moest ze wel doen, want eigen lijk wist ze toch wel dat het niet goed van haar was om naar buiten te gaan als moeder zei, dat het te koud voor haar was Nee, 't was nu heelemaal niet koud meer. Ze ging maar even. Vlug deed Liesje haar mantel aan, zette haar hoed op en nam 't pakje, dat Gretha vergeten had. Ze ging niet door den win kel. Misschien zou moeder haar wel niet eens bemerken tusschen de klanten, maar toch was het maar beter de achterpoort door te gaan, die naast de bakkerij uit kwam. i ■is Bcbee Knkei fLic: K|t te M'n zusje gaat kampeeren, M'n zusje vindt het fijn. Maar ik mag nog niet meegaan. Ik ben nog veel te klein. M'n zusje gaat kampeeren, De tent, die staat al klaar, Maar ik mag nog niet meegaan: Ik ben pas zeven jaar. M'n zusje pakt haar reistasch. 'k Zie blikjes ham en tong En ik ik mag niet meegaaiBÏ", vpsl t-p inrit* Ik ben nog veel te jong. 'k Zie dekens en een bordje. Een mes, een vork, een glas, Blikjes biscuits en groente, 'k Wou. dat 'k m'n zusje was! tl te r ul eve &.P. Uiaze gezic ■erk te Avond: tijd naar 1 etlia s maar I je pü> en. aap i< der, U esje m ijk kr< vraag oeder toe, er op. isschu ie we> emaa! M'n zusje gaat kampeeren, En ikik mag niet mee. Maar later, als ik groot ben, Dan gaan we met z'n twee! R. ASSCHER—VAN DER MOLEN. (Nadruk verboden). ustige laar I vrt let wdra „Dors Moede ,3en an ma, at moe Maar ze ir Even later stond Liesje op straat. Zie je nu wel, dat ze gelijk had? 'tWas heelemaal niet koud, moeder had haar best naar school kunnen laten gaan. Zoo dacht Liesje. Maar ze vergat, dat de straat waarin ze woonde, niet zoo'n erg breede straat was. En in smalle straten voel je veel minder van den wind dan in breede of op pleinen. Toen Liesje de straat uit was, sloeg ze den hoek om en kwam ze op het markt plein. Maar nu huiverde ze plotseling in haar mantel. Het leek wel, of de wind, die ze eerst niet voelde, hier van alle kanten op haar loskwam. Vlug liep Liesje door. 't Viel haar wel wat tegen, 'twas kouder als ze gedacht had, maar toch, nu ze een maal buiten was, wilde ze van geen terug gaan weten. Na een minuut of vijf flink doorgestapt te hebben, kwam ze aan den winkel van Stoeke De juffrouw kende haar al, want ze kwam hier wel vaker met moeder of Gretha. Vriendelijk nam ze de kleedjes, die Liesje bracht in ontvangst. „Moeten die uitgestoomd worden? Goed hoor, dat kan nog net van de week. Als je een dag later was gekomen, had het tot volgende week moeten wachten. Maar nu kunnen ze nog klaar, 'k Zal ze Zaterdag thuis laten brengen." „Fijn." dacht Liesje, toen ze weer buiten liep, „fijn dat ik het toch maar gedaan heb. Dan heeft moeder ze net met den Zondag weer schoon thuis. En nu krijgt Gretha ook geen standje." Spoedig had Liesje haar huis weer be reikt. Als moeder nu maar in den winkel en vader in de bakkerij was, dan zou nie mand er wat van weten. En ja hoor, het trof wondergoed. Vlug hing het meisje haar hoed en mantel aan den kapstok in de gang en weldra zat ze weer in de huis kamer alsof ze niet weg geweest was. Een hoogrood blosje kleurde haar gelaat, maar toen ze een beetje uitgerust was, trok dat langzaam weer weg. Af en toe keek Liesje eens door de win kelruit. „Hè, 'twas nu toch gelukkig niet meer zoo druk als daarstraks. Misschien kwam moeder nu wel eens gauw even naar binnen. En ja, nadat moeder nog een kwartiertje geholpen had, was de winkel toch heele maal leeg. „Hè, hè," zei moeder binnenkomend, „wat is dat druk geweest vanmorgen. Heb je je niet erg verveeld, Lieske?" „O nee, ik zie het al, je hebt den ontbijt boel afgewasschen en nu $ras je aan het kousen stoppen. Hoe is het met je a H werk? Ook al klaar?" „Ja moe," antwoordde Liesje, blij c mm niet meer behoefde te zeggen. Ze 1» Je z il en !re .1 Grel maar dat moeder niet meer zou w want want ze wilde er toet W® graag om jokken, dat ze uit was Maar gelukkig, moeder vroeg nietsi^P Vlug maakte ze een paar koppen choc^ gereed en bracht er een bij Liesje „Dat zal smaken hè kind, als je zoi op een droogje hebt gezeten" Vroolijk en onbekommerd kwam Gi uit school. Geen oogenblik had ze gedacht aan de boodschap, die n» haar opgedragen had, en zoo had a nog niet bemerkt dat ze het pakje geten was. Moeder was in de keuken bezig vm eten te zorgen. Vader lette zoolang o) winkel. „Dag Lies," zei Gretha, toen ze de gntt kamer binnenkwam. „Dag Gretha," antwoordde Liesji toen vlug: „Gre, je hebt vanmorgen de kleedjes vergeten." „Dat is waar ook," zei Gretha versd^J „Waar zijn ze? Geef ze maar gauw dan stop ik ze in mijn tasch." Liesje schudde het hoofd. „Nee, Gretha, 't hoeft niet meer. B ze al voor je weggebracht." „Jij?" vroeg Gretha verbaasd. Jt je mocht niet naar buiten. 'tWas koud en te guur voor je." „O, zoo koud was het niet. Ik he» geloopen. 'k Was bang dat moeder erf op je zou zijn geweest, Gre, en dj heb ik het gedaan. Maar moeder wee niet hoor." Hartelijk sloeg Gretha den arm om» zusje heen. "Je bent een beste meid. Maar je het toch niet moeten doen. Ik ken tegen een standje dan jij tegen eenB» wind. Als je nu ziek wordt, zou net schuld wezen." Dankbaar gaf Liesje haar grootere de liefkoozing terug. ,,'k Zal best niet ziek worden, Maak je maar niet ongerust." Dienzelfden avond zat Liesje me'l vuurrood gezichtje naast de kachel. I toe rilde ze alsof ze de koorts had. I Moeder had het nog niet gemerkt, j „Je moet niet zoo dicht bij nf.i® gaan zitten, kind," zei ze, toen net - opviel, dat Liesje zoo rood zag. u n heusch niet goed voor je." Zwijgend stond het meisje op. ,,'k Wn" Tnanr ÜAVPT naar moe." rkte Toe ,.Of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 12